Brief regering : Voortgang uitwerking maatregelen 'werken als zelfstandige'
31 311 Zelfstandig ondernemerschap
Nr. 212 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN DE STAATSSECRETARIS
VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 november 2018
Inleiding
In de eerste voortgangsbrief van 22 juni 2018 heeft het kabinet u geïnformeerd over
de start van de uitwerking van de wetgeving ter vervanging van de Wet deregulering
beoordeling arbeidsrelaties (Wet DBA)1. Met deze tweede voortgangsbrief informeren de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
en de Staatssecretaris van Financiën uw Kamer, mede namens de Staatssecretaris van
Economische Zaken en Klimaat, over de stappen die de afgelopen maanden zijn genomen
en de stand van zaken.
Zelfstandigen zonder personeel (zzp) hebben een belangrijke plaats op onze arbeidsmarkt.
Veel opdrachtnemers hebben er welbewust voor gekozen om als zelfstandige aan de slag
te gaan en leveren zo een belangrijke bijdrage aan de samenleving en de economie.
Maar de sterke groei van het aantal mensen dat als zelfstandige aan de slag gaat,
heeft ook een andere kant. Er is een groeiende groep schijnzelfstandigen en kwetsbare
zelfstandigen ontstaan waar het kabinet zich zorgen over maakt. Tegelijkertijd vinden
veel zelfstandigen en hun opdrachtgevers de huidige regelgeving onduidelijk of onnodig
ingewikkeld.
Het kabinet heeft daarom in het regeerakkoord maatregelen aangekondigd waarmee, met
name aan de onderkant van de arbeidsmarkt, schijnzelfstandigheid en concurrentie op
arbeidsvoorwaarden, wordt tegengegaan. Daarnaast beogen de maatregelen zekerheid te
geven aan zelfstandigen en hun opdrachtgevers dat geen sprake is van een dienstbetrekking.
Aan de bovenkant van de arbeidsmarkt is beoogd meer zekerheid te geven aan zelfstandige
ondernemers die werken tegen een hoog uurtarief.
De opdracht in het regeerakkoord is helder en nieuwe wet- en regelgeving is onverminderd
nodig. Samen met wetenschappers en veldpartijen, waar opnieuw een waardevolle sessie
mee is geweest, werkt het kabinet aan de best passende uitwerking van de maatregelen.
Deze wetgeving is technisch en juridisch uiterst complex. Dit blijkt met name bij
de uitwerking van de maatregelen ter bescherming van de onderkant en ruimte voor ondernemers
aan de bovenkant. Dit vergt op onderdelen verdere verkenning.
Daarnaast zijn afgelopen maanden een aantal belangrijke stappen gezet met het uitwerken
van de opdrachtgeversverklaring. Deze uitwerking ligt op schema en de verwachting
is dat deze eind 2019 gereed is. Dit geldt ook voor de verduidelijking van het gezagscriterium
in het handboek loonheffingen. Conform de motie Wiersma/Van Weyenberg2 wordt het gezag versneld verduidelijkt, per 1 januari 2019.
In deze tweede voortgangsbrief bespreekt het kabinet per aangekondigde maatregel welke
acties zijn ondernomen en afgerond, de huidige stand van zaken en de vervolgstappen
die het kabinet wil nemen. Tot slot volgt de planning en een samenvatting van de vervolgstappen.
In de bijlage bij deze brief zijn per maatregel de belangrijkste uitwerkingskeuzes
weergegeven3. In het kort gaat het om de volgende vier maatregelen:
1. Opdrachtgeversverklaring: Via een webmodule kunnen opdrachtgevers een opdrachtgeversverklaring verkrijgen,
als uit beantwoording van de vragen blijkt dat er geen sprake is van een dienstbetrekking.
Daarmee wordt beoogd dat ze helderheid krijgen over de kwalificatie van de arbeidsrelatie.
De uitwerking van de webmodule ligt op schema en de verwachting is dat deze eind 2019
gereed is.
2. Verduidelijking gezag:Zoals afgesproken in het regeerakkoord wordt verduidelijkt wanneer er sprake is van
een gezagsverhouding. Daarmee krijgen opdrachtgevers een handvat om zelf te beoordelen
of er sprake zou moeten zijn van een dienstbetrekking. Conform de motie Wiersma/ Van
Weyenberg4 wordt dit versneld ingevoerd en wordt het gezagscriterium verduidelijkt per 1 januari
2019.
3. Arbeidsovereenkomst bij laag tarief (ALT): Het is de bedoeling dat het straks niet meer mogelijk is om langdurig zelfstandigen
in te huren tegen een laag tarief. Hiermee wordt beoogd aan de onderkant van de arbeidsmarkt
schijnzelfstandigheid en concurrentie op arbeidsvoorwaarden tegen te gaan.
4. Opt-out: Aan de bovenkant van de arbeidsmarkt komt er voor zelfstandig ondernemers onder voorwaarden
een opt-out van de loonheffing en premies werknemersverzekeringen. Dit biedt opdrachtnemers
aan de bovenkant van de arbeidsmarkt en hun opdrachtgevers extra zekerheid. De ALT
en opt-out worden momenteel verder uitgewerkt en zullen samen in wetgeving worden
vormgegeven.
1. De opdrachtgeversverklaring en de webmodule
De huidige wetgeving geeft opdrachtgevers en hun opdrachtnemers, waaronder zzp’ers,
onvoldoende duidelijkheid in welke gevallen er volgens de wet geen sprake is van een
dienstbetrekking. Daarom werkt het kabinet aan een webmodule waarmee vooraf wordt
bepaald of er geen sprake is van een dienstbetrekking («buiten dienstbetrekking»).
In dat geval geeft de webmodule een zogeheten opdrachtgeversverklaring. Deze opdrachtgeversverklaring
geeft de opdrachtgever vooraf zekerheid dat geen loonheffing hoeft te worden ingehouden
en geen premies werknemersverzekeringen hoeven te worden betaald. De opdrachtgeversverklaring
is geldig voor zover de webmodule naar waarheid is ingevuld en er in de praktijk dienovereenkomstig
wordt gewerkt. Als de webmodule niet de conclusie «buiten dienstbetrekking» kan trekken,
wordt geen opdrachtgeversverklaring afgegeven. Opdrachtgevers kunnen daarnaast nog
steeds gebruik maken van het vooroverleg met de Belastingdienst. De uitwerking van
de webmodule ligt op schema en de verwachting is dat deze eind 2019 gereed is.
Stand van zaken
In de bijlage is opgenomen hoe de opdrachtgeversverklaring wordt uitgewerkt5. In de brief van 22 juni jl. (Kamerstuk 31 311, nr. 207) heeft het kabinet aangegeven dat er bij de webmodule een balans moet worden gevonden
tussen het aantal vragen (administratieve lasten), de aanvaardbare foutenmarge en
het aanvaardbare aantal gevallen waarin de webmodule niet tot een uitkomst kan komen
en om die reden geen opdrachtgeversverklaring afgeeft. Het kabinet onderzoekt daarom
of en hoe met een webmodule in voldoende mate een optimum in randvoorwaarden kan worden
gevonden. Er is een vragenlijst ontwikkeld waarin zoveel mogelijk relevante vragen
voor de beoordeling van de arbeidsrelatie worden gesteld. Deze vragenlijst is gebaseerd
op de huidige jurisprudentie. De vragenlijst is getest op begrijpelijkheid voor degenen
die deze gaan invullen (opdrachtgevers).
Vervolg
De komende maanden worden gebruikt om deze uitgebreide vragenlijst uit te werken tot
een hanteerbare beslisboom, om te bezien of daarmee ook binnen de hiervoor genoemde
balans tot een goed afgewogen oordeel kan worden gekomen.
Daartoe zet het kabinet de volgende stappen:
• Het kabinet onderzoekt, in samenwerking met wetenschappers, of en hoe met behulp van
data-analyse de vragenlijst kan worden uitgewerkt in een beslisboom die met zo weinig
mogelijk vragen tot een uitkomst kan komen. Daardoor hoeven opdrachtgevers niet de
hele vragenlijst in te vullen en worden de administratieve lasten beperkt, maar kan
de webmodule toch zo vaak mogelijk tot een oordeel komen. Voor deze data-analyse worden
databestanden ontwikkeld op basis van concrete casussen en op basis van jurisprudentie.
Hierover hebben gesprekken met wetenschappers plaatsgevonden. Deze gesprekken zijn
positief verlopen en zijn aanleiding om de aanbesteding van dit onderzoek in gang
te zetten.
• Tegelijkertijd onderzoekt het kabinet zelf de mogelijkheden om het aantal in te vullen
vragen van de vragenlijst te beperken, voor het geval dat er – ondanks het optimisme
uit de voorgesprekken – met de data-analyse onvoldoende resultaat wordt geboekt. Op
die manier borgt het kabinet dat er in het voorjaar een beslisboom is ontwikkeld.
• Zowel de beslisboom op basis van de data-analyse als de beslisbomen op basis van de
lange als ingekorte vragenlijst zullen vervolgens worden getest om vast te stellen
wat de foutmarge is en in hoeveel gevallen geen opdrachtgeversverklaring kan worden
afgegeven. Deze onderzoeken zullen een belangrijke basis vormen voor de beslissing
of en in hoeverre, gegeven de benodigde balans tussen de randvoorwaarden, met de webmodule
zekerheid kan worden gegeven.
• Betrokkenheid van veldpartijen bij de totstandkoming van de vragenlijst en de webmodule
is van groot belang om zoveel als mogelijk draagvlak te creëren. Het kabinet zal daarom
met veldpartijen in gesprek gaan over de (werking van de) vragenlijst en de webmodule.
• Ten slotte moet de beslisboom worden omgezet in een webmodule. Het testen van de ICT-infrastructuur
is een wezenlijk onderdeel van de bouw van de ICT-applicatie. Hiervoor zijn de eerste
stappen gezet. De beslisboom wordt openbaar gemaakt zodat transparant wordt hoe de
webmodule de diverse elementen weegt bij de beoordeling van arbeidsrelaties.
Voor de zomer van 2019 zullen wij uw Kamer nader informeren over de voortgang en of
en hoe met de webmodule een optimum is gevonden tussen de randvoorwaarden.
2. Verduidelijking van gezag
Eén van de grote knelpunten die worden ervaren bij het beoordelen of er «buiten dienstbetrekking»
wordt gewerkt is het gezagscriterium. Er leeft dan ook een brede wens om op korte
termijn het gezagscriterium te verduidelijken, al voor dat de webmodule gereed is.
Veel zelfstandigen en opdrachtgevers geven aan dat de huidige regelgeving op dit punt
onduidelijk is. Het meest sprekende voorbeeld hiervan is de discussie over of het
aanwezig zijn bij een teamoverleg automatisch resulteert in het bestaan van een gezagsverhouding.
Conform de motie Wiersma/Van Weyenberg6 wordt het gezag versneld verduidelijkt per 1 januari 2019.
Stand van zaken
De afgelopen maanden is gewerkt aan het verduidelijken van dit gezagscriterium. Veldpartijen
is gevraagd aan te geven waar de knelpunten zitten ten aanzien van het gezagscriterium,
door middel van een enquête bij de uitnodiging voor de bijeenkomst op 3 september
jl. Op de bijeenkomst is hierover doorgepraat. Deze gesprekken met veldpartijen gaven
een wisselend beeld. Zo waren er partijen die het gezagscriterium helemaal niet onduidelijk
vonden, en partijen die aangaven dat het veel te ingewikkeld is om het gezagscriterium
te verduidelijken. Gedeeld werd echter dat het goed zou zijn om beter uit te leggen
welke elementen een rol spelen bij het vaststellen van gezag en hiervan voorbeelden
te geven. Dit is meegenomen in de verdere uitwerking.
Om het gezagscriterium te verduidelijken is een aantal wetenschappers gevraagd hierover
een position paper te schrijven (zie hiervoor Externe link:www.rijksoverheid.nl). Uit deze papers blijkt dat het verduidelijken van gezag geen eenvoudige opgave
is. Vele elementen spelen een rol. Veelal zijn de elementen op zichzelf niet onduidelijk.
Echter, bij de holistische benadering (zoals deze door de rechter wordt gehanteerd)
moeten alle feiten en omstandigheden van het individuele geval in onderlinge samenhang
worden gewogen. Hierdoor zijn algemene regels moeilijk te geven. Wel is het mogelijk
door met indicaties voor gezag, contra-indicaties voor gezag en voorbeelden te werken,
het gezagscriterium te verduidelijken. Deze verduidelijking van het gezagscriterium
wordt opgenomen in het Handboek loonheffingen van de Belastingdienst. Daarmee krijgen
opdrachtgevers en -nemers meer handvatten om zelf te beoordelen of er sprake is van
een gezagsrelatie.
Vervolg
Uiterlijk per 1 januari 2019 wordt een uitgebreide toelichting in de vorm van een
bijlage toegevoegd aan dit Handboek (dat de status heeft van een beleidsbesluit).
De integrale tekst is opgenomen in de bijlage bij deze brief7. In dit stuk wordt zo goed mogelijk inzicht gegeven in de elementen die onder het
huidige recht en de stand van de jurisprudentie een rol spelen in de beoordeling of
sprake is van een gezagsverhouding.
Daarnaast heeft het kabinet een adviescommissie ingesteld om onderzoek te doen naar
en advies te geven over de fundamentele vragen met betrekking tot de toekomst van
de regulering van werk.8 Deze commissie is ook gevraagd of, en zo ja hoe, het gezagscriterium moet worden
herijkt en verduidelijkt.
3. De Arbeidsovereenkomst bij Laag Tarief (ALT)
Het kabinet wil aan de onderkant van de arbeidsmarkt schijnzelfstandigheid en concurrentie
op arbeidsvoorwaarden voorkomen. In het regeerakkoord is daarom afgesproken om meer
bescherming te bieden aan zelfstandigen aan de onderkant van de arbeidsmarkt die onder
een bepaald tarief werken. De criteria voor de afbakening zijn een laag tarief in
combinatie met een lange duur (meer dan 3 maanden) of een laag tarief in combinatie
met reguliere bedrijfsactiviteiten.
Stand van zaken
In de brief van 22 juni jl. heeft het kabinet twee sporen aangekondigd (Kamerstuk
31 311, nr. 207).
Ten eerste om nader te bestuderen hoe de maatregel zich verhoudt tot het EU-recht.
Hierover zijn informele ambtelijke gesprekken gevoerd met de Europese Commissie. Op
basis van eigen analyse van alle informatie komt het kabinet tot de conclusie dat
het risico substantieel is dat de ALT-maatregel strijdig is het met EU-recht. Met
name de omzetting van de overeenkomst van opdracht van de zelfstandige die onder de
ALT valt naar een arbeidsovereenkomst levert spanning op, omdat dit waarschijnlijk
inbreuk maakt op de vrijheid van vestiging (art. 49) en de vrijheid van dienstverrichting
(art. 56) van zelfstandigen in het EU-Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie (VWEU). Om deze reden zal het kabinet, naast de uitwerking van de ALT, ook alternatieve
routes verkennen.
Ten tweede is nader onderzoek gedaan naar de uitwerking en vormgeving en afbakening
van een maatregel voor de onderkant van de arbeidsmarkt, op basis van onderzoek en
gesprekken met veldpartijen. Voor de nadere uitwerking is door onderzoeksbureau SEO
onderzoek uitgevoerd naar de tarieven, tariefopbouw en kenmerken van zelfstandigen
en hun opdrachten. Het onderzoek en de aanvulling over het effect van een samentelregeling
(waarbij opeenvolgende opdrachten in bepaalde gevallen worden samengeteld) zijn te
vinden in de bijlage. Ook is het kabinet met veldpartijen in gesprek gegaan over de
criteria voor de afbakening van de maatregel. Uit deze gesprekken bleek dat het doel
van de maatregel op breed draagvlak rekenen. Bij de afbakening door middel van het
criterium «reguliere bedrijfsactiviteiten» zagen veldpartijen praktische problemen.
Met name het feit dat het een nieuw criterium is, dat nog niet is ingevuld door jurisprudentie,
en dat de betekenis ervan door de jaren heen steeds zal blijven veranderen roept de
zorg op dat dit veel discussie gaat opleveren. Naar voren kwam dat dezelfde type werkzaamheden
in het ene bedrijf wel reguliere activiteiten zullen zijn en bij een ander bedrijf
niet (bijvoorbeeld de ICT’er bij een bank versus de ICT’er die een kassasysteem installeert
bij de bakker). Dit is voor het kabinet aanleiding om nader te kijken naar de verschillende
criteria, waaronder tarief en duur. In de bijlage is meer opgenomen over de uitwerking9.
Vervolg
Het beschermen van kwetsbare zelfstandigen en het voorkomen van schijnzelfstandigheid
en concurrentie op arbeidsvoorwaarden, staat voor het kabinet voorop. De ALT wordt
de komende tijd op onderdelen nader uitgewerkt. Hierbij worden onder meer de criteria
voor de afbakening van de onderkantmaatregel meegewogen. Vanwege mogelijke strijdigheid
met het EU-recht worden parallel alternatieven (sectoraal en generiek) uitgewerkt,
waarvan de inschatting is dat deze in overeenstemming zijn met het Europees recht.
Het kabinet kijkt onder andere naar de uitwerking van een minimumtarief. Dit houdt
in dat zelfstandigen niet minder dan een tarief tussen de 15 en 18 euro per uur betaald
mogen krijgen. Deze variant sluit aan bij de doelen uit het regeerakkoord om kwetsbare
zelfstandigen te beschermen en concurrentie op arbeidsvoorwaarden te voorkomen, doordat
het niet langer mogelijk zal zijn om zelfstandigen tegen een te laag tarief in te
huren.
De maatregelen om zelfstandigen aan de onderkant meer bescherming te bieden worden
de komende tijd nader uitgewerkt en (samen met de opt-out) in wetgeving vormgegeven.
In het voorjaar zal het kabinet u hierover informeren. Dit heeft gevolgen voor de
planning. Beoogd wordt de wetgeving voor de onder- en bovenkantmaatregelen in de eerste
helft van 2019 uit te zetten voor internetconsultatie. In dat geval zal deze per 1 januari
2021 in werking kunnen treden.
4. Opt-out
Voor de bovenkant van de arbeidsmarkt wordt beoogd meer zekerheid te geven aan zelfstandig
ondernemers die bewust kiezen voor ondernemerschap. In het regeerakkoord is daarom
een opt-out voor de loonheffing en de premies werknemersverzekeringen voorgesteld
voor zelfstandigen die werken tegen een hoog uurtarief. Opdrachtgevers krijgen daarmee
zekerheid dat ze achteraf niet worden geconfronteerd met naheffingen.
Stand van zaken
In de brief van 22 juni jl. is aangegeven dat het kabinet zal onderzoeken op welke
manier de groep zelfstandig ondernemers wordt afgebakend voor wie de opt-out van toepassing
is en dat bij de nadere uitwerking ook gekeken wordt naar de gevolgen voor de rechten
op werknemersverzekeringen (Kamerstuk 31 311, nr. 207). De opt-out is bedoeld voor opdrachtnemers, die samen met hun opdrachtgever schriftelijk
moeten verklaren er gebruik van te willen maken. Als er toch sprake blijkt te zijn
van een arbeidsovereenkomst heeft de werkende achteraf geen recht op werknemersverzekeringen
en is er sprake van een verlicht arbeidsrechtelijk regime. Meer details over de uitwerking
zijn te vinden in de bijlage.
Vervolg
Bovenstaande uitwerking zal gezamenlijk met de uitwerking van de onderkantmaatregel,
in wetgeving worden omgezet.
Toezicht op de kwalificatie van de arbeidsrelatie
De handhaving van de Wet DBA door de Belastingdienst is opgeschort tot in ieder geval
1 januari 2020, met uitzondering van kwaadwillenden. Tot dat de nieuwe maatregelen
zijn ingevoerd, streeft het kabinet naar een balans tussen enerzijds het vermijden
van onnodige onzekerheid onder opdrachtnemers en hun opdrachtgevers en anderzijds
handhaving op kwaadwillendheid.
Stand van zaken
In de brief van 22 juni jl. heeft het kabinet aangegeven dat de Belastingdienst op
1 juli een toezichtsplan publiceert dat invulling geeft aan het toezicht op arbeidsrelaties
vanaf die datum (Kamerstuk 31 311, nr. 207). Dit is ondertussen gebeurd en houdt in dat de Belastingdienst minimaal 100 opdrachtgevers
selecteert om te bezoeken en met hen in gesprek gaat over hun werkwijze met hun opdrachtnemers.
Dit gebeurt aan de hand van bedrijfsbezoeken. Zoals vermeld in de 22e halfjaarsrapportage10 is de Belastingdienst gestart met de bedrijfsbezoeken bij opdrachtgevers zoals opgenomen
in het Toezichtsplan Arbeidsrelaties. De opdrachtgevers zijn inmiddels geselecteerd
en het merendeel van de bedrijfsbezoeken is gestart. Aan de eerste terugkoppelingen
over de bezoeken zijn nog geen conclusies te verbinden.
Daarnaast houdt de Belastingdienst – in het licht van de kwalificatie van de arbeidsrelatie
– toezicht op de juiste toepassing van de loonheffingen. Dit toezicht vindt plaats
binnen de bestaande capaciteit tijdens reguliere controles loonheffingen. De Inspectie
SZW houdt risicogericht toezicht op de naleving van de arbeidswetgeving, zoals de
Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml), de Arbeidstijdenwet (Atw) en de Arbeidsomstandighedenwet.
Bij toezicht op de arbeidswetgeving kan schijnzelfstandigheid onderdeel zijn van de
overtreding en kan daarop worden gehandhaafd.
Vervolg
Op het moment dat de uitwerking van de maatregelen verder gevorderd is en er zicht
is op of en hoe met de webmodule een optimum tussen de randvoorwaarden is gevonden,
zal u worden geïnformeerd over de uitfasering van het handhavingsmoratorium.
Betrokkenheid veldpartijen en uitvoeringsorganisaties
Het kabinet vindt het van groot belang dat de voorgenomen maatregelen in de praktijk
hun doel bereiken en dat betrokken partijen niet worden overvallen. Daarom is het
kabinet zo transparant mogelijk in de uitwerking van de maatregelen. Zo is op 3 september
jl. voor de tweede keer met veldpartijen gesproken over de vormgeving van de maatregelen
en de afwegingen met betrekking tot de randvoorwaarden. Het verslag van deze bijeenkomst
is gelijktijdig met deze brief gepubliceerd op rijksoverheid.nl.
Het kabinet heeft veel waardering voor het kritisch meedenken van de veldpartijen.
Dit heeft waardevolle inzichten opgeleverd waarmee waar mogelijk in de uitwerking
rekening is gehouden. In de gesprekken werd breed de mening gedeeld dat er geen eenvoudige
oplossingen zijn. Deelnemers gaven aan dat ze in deze bijeenkomst meer inzicht kregen
in de bestaande uitdagingen. Breed werd het gevoel gedeeld dat zekerheid vooraf belangrijk
is als keuzes moeten worden gemaakt binnen de maatregelen die het kabinet voorstelt.
Ook werd de noodzaak van handhaving benadrukt, ter voorkoming van oneerlijke concurrentie.
Het kabinet heeft in de nadere uitwerking oog voor de praktische aanpassingen die
voorgesteld werden, bijvoorbeeld ten aanzien van het criterium reguliere activiteiten
als onderscheidend criterium bij bijvoorbeeld de maatregel die meer bescherming moet
bieden voor mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt en het feit dat een webmodule
recht moet doen aan verschillen tussen sectoren. Eerder in deze brief is bij de afzonderlijke
maatregelen aandacht besteed aan de inbreng van de veldpartijen. Het kabinet zal veldpartijen
ook in de komende periode blijven betrekken bij de verdere uitwerking.
Ook de uitvoering van de maatregelen door de Belastingdienst en UWV is van groot belang.
Beide organisaties zijn intensief betrokken bij het uitwerken van de maatregelen en
zullen uiteindelijk, als de plannen in wet- en regelgeving zijn vastgelegd, een uitvoeringstoets
doen voordat de wet- en regelgeving aan uw Kamer wordt aangeboden.
Vervolg en planning
In deze brief is de voorgenomen uitwerking van de maatregelen geschetst. Het Handboek
Loonheffingen met de verduidelijking van gezag wordt uiterlijk per 1 januari 2019
gepubliceerd en de webmodule is naar verwachting eind 2019 gereed.
De uitwerking van de maatregel ter bescherming van de onderkant van de zzp-markt loopt
vertraging op, mede vanwege de geconstateerde spanning met het Europees Recht. Beoogd
wordt de wetgeving voor de onder- en bovenkantmaatregelen in de eerste helft van 2019
uit te zetten voor internetconsultatie. In dat geval zal deze per 1 januari 2021 in
werking kunnen treden.
Voor de zomer zal ik u nader informeren over de keuzes die het kabinet maakt ten aanzien
van de maatregel voor de onderkant en over de uitkomsten van de testfase van de webmodule.
Op dat moment zal ik u ook nader informeren over de afbouw van het handhavingsmoratorium
en de ingebruikname van de webmodule.
Het invoeren van extra bescherming van zelfstandigen aan de onderkant van de arbeidsmarkt
is voor het kabinet aanleiding om daarnaast ook de rol van fictieve dienstbetrekkingen
nader te bezien. Het doel van fictieve dienstbetrekkingen, veelal het beschermen van
bepaalde kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt, overlapt immers deels met het doel
van een maatregel voor de onderkant. Dit roept de vraag op of bepaalde fictieve dienstbetrekkingen
nog nodig zijn op het moment dat de nieuwe maatregelen zijn ingevoerd. Het kabinet
gaat daarom in gesprek met sociale partners om te verkennen of fictieve dienstbetrekkingen
kunnen worden aangepast of kunnen vervallen.
Tot slot hecht het kabinet eraan op te merken dat deze maatregelen niet op zichzelf
staan. Met de Wet Arbeidsmarkt in Balans, de maatregelen met betrekking tot loondoorbetaling
bij ziekte en deze maatregelen worden urgente knelpunten op de arbeidsmarkt aangepakt.
Daarnaast ziet het kabinet dat er op langere termijn wellicht grotere en fundamentelere
aanpassingen in de wet- en regelgeving nodig zijn. Daarom heeft het kabinet de eerdergenoemde
adviescommissie ingesteld om onderzoek te doen naar en advies te geven over de fundamentele
vragen met betrekking tot de toekomst van de regulering van werk. Hierin komt ook
de positie van zelfstandigen in brede zin – arbeidsrecht, ondernemersovereenkomst,
sociale zekerheid, fiscaliteit – aan de orde.11
Mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
M. Snel, staatssecretaris van Financiën