Brief regering : Geannoteerde agenda Eurogroep en Ecofinraad 3 en 4 december 2018
21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken
Nr. 1556
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 november 2018
Hierbij zend ik u de geannoteerde agenda voor de Eurogroep en Ecofinraad van 3 en
4 december 2018 te Brussel.
Het is mogelijk dat nog punten worden toegevoegd aan de agenda of dat bepaalde onderwerpen
worden afgevoerd of worden uitgesteld tot de volgende vergadering.
De Minister van Financiën,
W.B. Hoekstra
Geannoteerde agenda t.b.v. Eurogroep en Ecofin 3 en 4 december 2018
Eurogroep 3 december
IMF interim Artikel IV missie voor het eurogebied
Document: N.v.t.
Aard bespreking: Gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: N.v.t.
Toelichting:
Het IMF zal tijdens de Eurogroep een terugkoppeling geven van de interim missie van
de Artikel IV consultatie met het eurogebied, die van 8 tot 14 november 2018 heeft
plaatsgevonden. Het IMF heeft tijdens de missie gesprekken gevoerd met verschillende
Europese instellingen (o.a. Europese Commissie, Europese Centrale Bank (ECB) en de
Europese Autoriteit voor Effecten en Markten (ESMA)) over de macro-economische verwachtingen
voor de eurozone. De bevindingen van de interim missie worden door het IMF niet openbaar
gemaakt.
In het voorjaar volgt een uitgebreide missie. Vervolgens zal het IMF op basis van
beide missies een rapport opstellen met daarin de appreciatie van de macro-economische
vooruitzichten en beleidsadviezen om economische en financiële risico’s op te vangen.
De Eurogroep zal in het voorjaar de mogelijkheid krijgen om hierop een reactie te
geven. De consultatie wordt vervolgens in juni afgerond met een bespreking in de IMF-raad
van bewindvoerders, waarna ook het rapport wordt gepubliceerd. Nederland zal de terugkoppeling
van het IMF aanhoren.
Griekenland Enhanced Surveillance
Documenten: Nog niet beschikbaar, wordt gepubliceerd op: https://ec.europa.eu/info/business-economy-euro/economic-and-fiscal-pol…
Aard bespreking: Gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: N.v.t.
Toelichting:
De Eurogroep zal een terugkoppeling ontvangen over het eerste Enhanced Surveillance rapport van de instellingen. De eerste missie in het kader van Enhanced Surveillance, waaraan de Europese Commissie, de ECB, het IMF en het ESM deelnamen, heeft van 10-14 september
jongstleden plaatsgevonden. Het doel van Enchanced surveillance is het monitoren van lopende hervormingen en bestaande hervormingen. Hiermee wordt
bijgedragen aan het niet terugdraaien van reeds gedane hervormingen en worden risico’s
voor de financiële stabiliteit en de terugbetaalcapaciteit van een land voorkomen.
Uit het rapport blijkt dat Griekenland er financieel economisch steeds beter voorstaat.
Er is voortgang gemaakt ten aanzien van lopende hervormingen, al verloopt de implementatie
van sommige hervormingen langzamer dan verwacht. In het rapport wordt ook aandacht
besteed aan de begroting voor 2019, deze resulteert in een primair surplus van minimaal
3,5% BBP, wat in lijn is met de Eurogroep verklaring van afgelopen juni.
Cyprus post-programma surveillance
Document: Nog niet beschikbaar, wordt gepubliceerd op: https://ec.europa.eu/info/business-economy-euro/economic-and-fiscal-pol…
Aard bespreking: Gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: N.v.t.
Toelichting:
De Eurogroep zal een terugkoppeling ontvangen over de vijfde missie in het kader van
post-programma surveillance (PPS) naar Cyprus. De missie in het kader van de PPS,
waaraan de Europese Commissie, de ECB en het ESM deelnamen, heeft plaatsgevonden van
24-28 september jongstleden. Het doel van PPS is het verkleinen van het risico dat
een land dat steun heeft ontvangen terugvalt op «oud beleid». Dit kan risico’s voor
de financiële stabiliteit met zich mee brengen en brengt mogelijk de terugbetaalcapaciteit
van een land in gevaar.
Het PPS-rapport is op het moment van het schrijven van deze bijdrage nog niet gepubliceerd,
maar zal hoogstwaarschijnlijk dezelfde prioriteiten aanwijzen als de prioriteiten
die bij de PPS-missie in de lente van 2018 aan de orde kwamen. Positieve ontwikkelingen
zijn de groei van de Cypriotische economie en de gestage daling van de werkeloosheid.
Verwachting is dat voornamelijk het nog steeds hoge aandeel NPLs op de balansen van
Cypriotische banken en de hoge overheidsschuld onder de aandacht worden gebracht.
Nederland kan zich vinden in deze bevindingen en erkent de meerwaarde van PPS. De
volgende PPS missie zal plaatsvinden in de lente van 2019.
Spanje post-programma surveillance
Document: Nog niet beschikbaar, wordt gepubliceerd op: https://ec.europa.eu/info/business-economy-euro/economic-and-fiscal-pol…
Aard bespreking: Gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: N.v.t.
Toelichting:
De eurogroep zal een terugkoppeling ontvangen over de vijfde missie naar Spanje in
het kader van post-programma surveillance (PPS), die plaatsvond van 4-5 oktober jongstleden.
Het doel van PPS is het verkleinen van het risico dat een land dat steun heeft ontvangen
terugvalt op «oud beleid». De voornaamste bevindingen van de missie waren positief.
De economie laat een robuuste groei zien. Volgens de herfstraming van de Europese Commissie tempert de groei, maar blijft ze boven het EU-gemiddelde.
Banken verbeterden hun winstgevendheid, en het aandeel non-performing loans (NPL’s) daalde tot net boven het EU-gemiddelde. De hoge private en publieke schuldlast
en de hoge werkloosheid blijven wel kwetsbaarheden. De instellingen (ECB, ESM en Europese
Commissie) wijzen erop dat Spanje zijn groeipotentieel moet vergroten en de productiviteitgroei
moet verhogen. Spanje moet daarnaast de gunstige economische omstandigheden aangrijpen
om budgettair te consolideren met oog op het verlagen van de overheidsschuld en het
opbouwen van buffers. De kans dat Spanje de lening van het ESM niet kan terugbetalen
wordt als zeer laag beschouwd. Spanje doet hierop inmiddels vrijwillig aanvullende
aflossingen. Het kabinet kan zich vinden in de bevindingen van de instellingen.
Beoordeling van de ontwerpbegrotingen van eurozonelidstaten en de budgettaire situatie
van de eurozone als geheel
Document: Ontwerpbegrotingen van de eurozonelidstaten en opinies van de Commissie: https://ec.europa.eu/info/business-economy-euro/economic-and-fiscal-pol….
Herfstraming Commissie: https://ec.europa.eu/info/publications/economy-finance/european-economi…
Aard bespreking: Gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: N.v.t.
Toelichting:
De Eurogroep zal zoals gebruikelijk spreken over de implicaties van de herfstraming,
de ontwerpbegrotingen die de lidstaten hebben ingediend bij de Europese Commissie
en de opinies van de Commissie over deze ontwerpbegrotingen. Dit is het zesde jaar
dat lidstaten een concept ontwerpbegroting indienen. Deze verplichting vloeit voort
uit het two-pack (verordening 473/2013) en geldt voor alle eurolanden. Naast een bespreking van de
begrotingen van de individuele lidstaten zal ook worden gesproken over de budgettaire
situatie in de eurozone als geheel.
De opinies van de Europese Commissie ten aanzien van de ontwerpbegrotingen zijn gepubliceerd
op 21 november 2018. In deze opinies is de Europese Commissie met name kritisch op
de zes lidstaten die de Europese Commissie op 19 oktober jongstleden al een brief
heeft gestuurd in verband met mogelijke niet-naleving van de eisen uit het Stabiliteits-
en Groei Pact (SGP): Slovenië, België, Frankrijk, Portugal, Spanje en Italië in het
bijzonder. In de opinie over de Nederlandse ontwerpbegroting is de Europese Commissie
positief en concludeert de Europese Commissie dat Nederland voldoet aan alle eisen
van het SGP.
Nederland acht het van belang dat de Europese Commissie toeziet op naleving van de
begrotingsregels. Het uitgangspunt moet daarbij zijn dat lidstaten hun eigen huis
op orde brengen, onder andere op het gebied van overheidsfinanciën en de veerkracht
van hun economie. Dit geldt ook voor Italië. Nederland zal de Europese Commissie dan
ook steunen in het zetten van vervolgstappen naar aanleiding van het niet voldoen
van de Italiaanse begroting aan de Europese begrotingsregels.
De herfstraming van de Europese Commissie laat zien dat het tekort van de eurozone
als geheel naar verwachting redelijk gelijk blijft: van – 0,6% van het bbp in 2017,
naar – 0,8% in 2018 en – 0,7% in 2019. Daarbij merkt het kabinet op dat het structureel
saldo, het feitelijk saldo gefilterd voor de conjunctuur en eenmalige mee- en tegenvallers,
verslechtert van – 0,7% bbp in 2018 naar – 1,0% bbp in 2019 en – 1,1% in 2020. Hoewel
het schuldniveau van de eurozone als geheel daalt, verschillen schuldniveaus nog fors
en ligt het gemiddelde schuldniveau ruim boven de grens van 60% van het bbp. Het kabinet
is van mening dat de aantrekkende economie dient te worden benut om de budgettaire
en economische fundamenten van lidstaten te versterken, met name in lidstaten met
hoge schuldniveaus.
Werkprogramma Eurogroep voor eerste halfjaar van 2019
Document: Nog niet beschikbaar, wordt gepubliceerd op: https://www.consilium.europa.eu/en/council-eu/eurogroup/work-programme/
Aard bespreking: Gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: N.v.t.
Toelichting:
In de Eurogroep zal het werkprogramma voor de Eurogroep van het eerste halfjaar van
2019 worden toegelicht. Voor de Eurogroep wordt altijd per half jaar een werkprogramma
opgesteld met de onderwerpen die waarschijnlijk besproken zullen worden per vergadering.
Dit draagt bij aan meer langetermijnfocus en kan helpen bij het voorbereiden van de
discussies. Terugkerende onderwerpen zijn de terugkoppeling van post-programma surveillancemissies
(voor Ierland, Portugal, Cyprus, Spanje en Griekenland), discussies rond het Europees
semester en discussie over de toekomst van de EMU.
Voorbereiding Eurotop
Document: Verklaring Eurotop juni: http://www.consilium.europa.eu/media/35999/29-euro-summit-statement-en…
Aard bespreking: Gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: N.v.t.
Toelichting:
De Eurogroep zal van gedachten wisselen over verdieping van de Economische en Monetaire
Unie (EMU), ter opvolging van de Eurotop van 29 juni jongstleden (Kamerstuk 21 501–20, nr. 1354). Er zijn bij het schrijven van deze bijdrage nog geen details over de agenda verspreid.
Bij de Eurotop in juni is een verklaring opgesteld over de EMU.1 Daarin staat ook dat er consensus was onder de lidstaten om het Europees Stabiliteitsmechanisme
(ESM) de gemeenschappelijke achtervang (common backstop) van het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds (Single Resolution Fund; SRF) te maken en tegelijkertijd het ESM te versterken. Daarbij zal gewerkt worden
op basis van alle elementen van een ESM-hervorming uit de brief van de voorzitter
van de Eurogroep aan president Tusk.2 Tot slot staat in de verklaring dat over alle elementen van deze brief zal worden
gesproken. De brief noemt een eurozonebegroting voor concurrentiekracht, convergentie
en stabilisatie en de meningsverschillen over de noodzaak hiervan. Tijdens de Eurotop
van december 2018 zal weer gesproken worden over de toekomst van de EMU. Om in december
eventueel besluiten te kunnen nemen over al deze elementen, wordt in de Eurogroep
de komende tijd over deelonderwerpen gesproken. De Eurogroep van december zal de Eurotop
voorbereiden.
Gemeenschappelijke achtervang SRF
De Eurogroep zal mogelijk spreken over een door de Eurotop gevraagde Terms of Reference (ToR) voor de achtervang voor het SRF. In deze ToR zullen de belangrijkste kenmerken
van de achtervang overeengekomen worden. Voor Nederland geldt dat de achtervang van
het SRF in principe bij het ESM kan worden ondergebracht, mits dit onderdeel is van
een brede ESM-hervorming, inclusief ondergenoemde elementen.
In de brief van de Eurogroepvoorzitter aan de president van de Europese Raad wordt
gesteld dat de omvang van de gemeenschappelijke achtervang gebaseerd zal worden op
de doelomvang van het SRF. Sommige lidstaten pleiten daarbij voor een automatische
link, waarbij de omvang van de achtervang meegroeit in het geval dat de doelomvang
van het SRF stijgt. Nederland wil dat er een plafond wordt afgesproken voor de omvang
van de achtervang. Daarbij zet Nederland in op unanieme besluitvorming in de Raad
van gouverneurs over aanpassingen van dit plafond.
Voor besluitvorming over het verstrekken van leningen aan de Single Resolution Board
(SRB) pleit Nederland samen met onder andere Duitsland, Finland en enkele andere lidstaten
voor unanieme besluitvorming door de Raad van bewind van het ESM. Dit hoeft efficiënte
besluitvorming als een beroep op de backstop wordt gedaan niet in de weg te staan. Omdat bij de afwikkeling van financiële instellingen
snelle besluitvorming nodig is, zal het ESM wel een bijzondere besluitvormingsprocedure
moeten ontwikkelen die garandeert dat op de zeer korte termijn over een beroep op
de backstop kan worden besloten. Nederland zal het bestaande informatieprotocol met de Tweede
Kamer mogelijk aan moeten passen, waarbij rekening gehouden wordt met de noodzaak
om snel, doorgaans binnen 24 uur, te moeten kunnen besluiten. Een andere groep lidstaten
is voorstander van besluitvorming over het verstrekken van leningen door de directeur
van het ESM.
Wat Nederland betreft zijn de belangrijkste voorwaarden voor het gebruik van de backstop dat de backstop alleen in laatste instantie ingeroepen kan worden en dat gebruik begrotingsneutraal
moet zijn op de middellange termijn. Dit houdt in dat de backstop alleen gebruikt kan worden als het SRF leeg is en niet voldoende snel aanvullende
heffingen bij het bankwezen opgehaald kunnen worden. Om begrotingsneutraliteit zeker te stellen kunnen de
leningen van het ESM niet groter zijn dan de terugbetaalcapaciteit van de SRB op middellange
termijn. Voor die middellange termijn zet Nederland in op 3 jaar, met een beperkte
mogelijkheid om deze terugbetaaltermijn te verlengen. Ook ligt het voor de hand dat
het ESM de eigen financieringskosten, verhoogd met een rentemarge, in rekening brengt
bij de SRB. Net zoals bij leningen aan lidstaten moet het ESM wat Nederland betreft
ook voor leningen aan de SRB voorwaarden en waarborgen eisen, om terugbetaling zeker
te stellen.
Naast bovenstaande overwegingen over de vormgeving van de backstop zal de Eurogroep naar verwachting ook opnieuw van gedachten wisselen over mogelijk
vervroegde invoering van de gemeenschappelijke achtervang. In de routekaart ter voltooiing
van de bankenunie uit 2016 is afgesproken dat de gemeenschappelijke achtervang eerder
dan aan het eind van 2023 ingevoerd zou kunnen worden als sprake is van voldoende
risicoreductie. Nederland zet hierbij in op een afronding van het zogenaamde bankenpakket,
in lijn met het raadsakkoord ten aanzien van onder andere de Minimum Requirement for own funds and Eligible Liabilities (MREL) en de leverage ratio. Daarnaast zet Nederland in op aantoonbare risicoreductie in de Europese bankensector.
In eerder genoemde brief van Eurogroep-voorzitter aan de regeringsleiders staat dat
de instellingen hiertoe in 2020 een rapport zullen presenteren over risicoreductie
op het gebied van MREL en niet-presenterende leningen (NPLs).
Ook zal mogelijk opnieuw gesproken worden over de intergouvernementele afspraak (IGA)
waarin het functioneren van het SRF is vastgelegd. Een aantal lidstaten is van mening
dat deze afspraak aangepast moet worden als de gemeenschappelijke achtervang vervroegd
wordt ingevoerd, omdat deze achtervang anders tot eind 2023 op een (enigszins) andere
wijze functioneert dan na 2023. Dit komt omdat de IGA voorschrijft dat tot eind 2023
eventuele leningen die de SRB aangaat (als de beschikbare middelen in het SRF zijn
uitgeput) terugbetaald moeten worden door de financiële instellingen in het land waar
de afwikkeling plaatsheeft. Na 2023 worden leningen van de SRB terugbetaald door alle
banken in de bankenunie. Nederland is geen voorstander van een aanpassing van de IGA.
Europees Depositogarantiestelsel (EDIS)
De Eurogroep zal in inclusief format mogelijk opnieuw van gedachten wisselen over
een nieuwe routekaart om de politieke onderhandelingen over EDIS te starten, waarbij
vastgehouden wordt aan alle elementen van de routekaart van 2016. In de routekaart
ter voltooiing van de bankenunie van 2016 is afgesproken dat de Raad de werkzaamheden
met betrekking tot EDIS op technisch niveau voorzet. De onderhandelingen op politiek
niveau gaan van start zodra voldoende vooruitgang is geboekt met de maatregelen inzake
risicoreductie. Na afronding van het bankenpakket in mei heeft de Eurotop in juni
geconcludeerd dat er gewerkt gaat worden aan een routekaart om politieke onderhandelingen
over EDIS te starten, waarbij vastgehouden wordt aan alle elementen van de routekaart
van 2016.
Een depositogarantiestelsel (DGS) is onmisbaar voor het borgen van financiële stabiliteit.
In de EU is afgesproken dat alle nationale DGSen tot en met 2024 minimaal 0,8% van
alle gedekte deposito’s opbouwen. Naar verwachting zullen alle nationale DGSen volgend
jaar al 0,4% hebben opgebouwd. De komende jaren bouwen zij dit verder op middels jaarlijkse
bijdragen van banken. Nederland is voorstander van stappen die leiden tot het doorbreken
van de wisselwerking tussen banken en overheden. Het vergroten van de slagkracht van
de nationale DGSen die banken zelf vullen, draagt daaraan bij. Zo kan namelijk voorkomen
worden dat nationale overheden moeten bijspringen om tekorten van een nationaal DGS
te dichten.
EDIS is een belangrijke pijler binnen de bankenunie en wordt ook wel gezien als het
sluitstuk van de bankenunie. In de Raad zijn de opties voor voorfases van EDIS en
een volledig EDIS technisch onderzocht. Zo zijn ideeën uitgewerkt waarbij de nationale
DGSen, die door bijdrages van banken worden gevuld, slechts tijdelijk aan elkaar uitlenen,
zonder in verliezen te delen. Daarbij zou dan nog geen sprake zijn van risicodeling.
Daarna zou alsnog geleidelijk kunnen worden toegewerkt naar een volledig EDIS. Op
technisch niveau is ook gekeken naar de opties en discreties in de huidige DGS-richtlijn
wat betreft tijdelijk hogere deposito’s, alternatieve maatregelen en risicogebaseerde
premies in relatie tot EDIS. Doel van deze besprekingen was slechts het verkennen
van opties. Er is geen keuze gemaakt voor een optie, omvang of verdeling van middelen.
Nederland wil parallel aan de politieke onderhandelingen over EDIS spreken over een
betere prudentiële behandeling van staatsobligaties op bankbalansen. Voordat daadwerkelijke
risicodeling via een EDIS plaatsvindt, wil het kabinet de huidige onvolkomenheden
in het prudentiële raamwerk voor staatsobligaties adresseren. Dit draagt verder bij
aan het doorbreken van de wisselwerking tussen banken en overheden. Ook kan door uitvoering
van een nieuwe gezondheidstoets (asset quality review, AQR) een oordeel worden gegeven over de gezondheid van banken.3 Dit is voor Nederland belangrijk gelet op het regeerakkoord.
Liquiditeit in resolutie
De Eurogroep zal mogelijk ook van gedachten wisselen over het onderwerp liquiditeit
in resolutie. De eerste resolutiecasus door de Single Resolution Board (SRB), van
Banco Popular in juni 2017, heeft aanleiding gegeven tot discussies in Europa over
wat te doen als banken na resolutie over onvoldoende liquide middelen beschikken.
Banco Popular kwam vorig jaar in liquiditeitsproblemen nadat deposito’s werden teruggetrokken
door twijfels over de solvabiliteit. Na toepassing van afschrijving van kapitaalinstrumenten
nam Santander de bank over en leverde de benodigde liquiditeit. Als er geen koper
was geweest, zou het volgens de SRB onduidelijk zijn geweest of de bank in resolutie
van voldoende liquiditeit had kunnen worden voorzien. De bank had namelijk onvoldoende
onderpand beschikbaar voor het aantrekken van liquiditeit bij private partijen of
de centrale bank. Een aantal lidstaten pleit daarom voor nieuwe instrumenten en zien
daarbij een rol voor het ESM.
Nederland benadrukt, in lijn met de Kabinetsreactie op publicaties inzake de bankenunie
van november 20174, dat het uitgangspunt van resolutie is dat hierdoor een gezonde bank wordt gecreëerd
die zelfstandig financiering aan moet kunnen trekken bij private partijen of de centrale
bank. Als er twijfel bestaat of dit met het huidige toezicht- en resolutieraamwerk
mogelijk is, wordt wat Nederland betreft eerst kritisch naar dit raamwerk gekeken
om te bezien hoe de kans op een tekort aan liquiditeit na resolutie zo klein mogelijk
gemaakt kan worden. Indien er onverhoopt toch een gering tekort blijft, kan dit vanuit
het resolutiefonds (SRF) worden gefinancierd.
Hervorming ESM
De Eurogroep zal ook opnieuw spreken over de hervorming van het ESM. Er zal naar verwachting
worden teruggekomen op twee specifieke elementen van de ESM hervorming die in de Eurogroep
van oktober zijn besproken: het instrumentarium van het ESM en de rol van het ESM
in de totstandkoming van programma’s.
In de discussie over het mogelijk aanpassen van het instrumentarium van het ESM gaat
het vooral over het aanpassen van bestaande instrumenten. Volgens Nederland heeft
het ESM, met onder andere leningen met bijbehorend aanpassingsprogramma en preventieve
kredietlijnen, al voldoende instrumenten om lidstaten van noodsteun te voorzien. Het
principe moet blijven dat het ESM enkel steun verleent als dit onontbeerlijk is voor
de financiële stabiliteit van het eurogebied en zijn lidstaten. Een van de concrete
discussiepunten zijn de toegangscriteria van de preventieve instrumenten van het ESM.
Er is in oktober geconcludeerd dat verdere technische discussies nodig zijn op dit
punt. Nederland zal daarbij als uitgangspunt hanteren dat het open staat voor het
verduidelijken van de toegangscriteria, om de doeltreffendheid van deze instrumenten
te vergroten, maar dat de huidige waarborgen, in de vorm van passende toegangscriteria
en voorwaarden moeten blijven gelden.
Afgelopen oktober bleek er brede steun voor uitbreiding van de rol van het ESM in
de totstandkoming van programma´s. Dit kan de slagvaardigheid van steunprogramma´s
in de toekomst vergroten. De verwachting is dat de komende Eurogroep met name nog
zal worden gekeken naar het voorkomen van overlap tussen de verantwoordelijkheden
van het ESM en de bevoegdheden van de Europese Commissie. Het Nederlandse uitgangspunt
is daarbij dat de rol van het ESM binnen de totstandkoming kan worden vergroot, zonder
dat dit tot onwenselijke overlap leidt met de bevoegdheden van de Europese Commissie.
Betrokkenheid van het IMF kan per geval worden bezien.
Een ander belangrijk element van een brede ESM-hervorming voor Nederland is het versterken
van het raamwerk voor het herstructureren van onhoudbare overheidsschuld. In de eerdergenoemde
brief van de Eurogroep-voorzitter wordt gerefereerd aan debt sustainability issues. De brief noemt specifiek de mogelijke introductie van zogenoemde collective action clauses (CAC’s) met single-limb aggregation in nieuwe staatsobligaties van eurolanden. CAC’s zijn contractuele voorwaarden in staatsobligaties die ervoor zorgen dat bij een herstructurering
alle crediteuren die deze staatsobligaties hebben aangekocht, juridisch aan een herstructurering
gebonden zijn wanneer een gekwalificeerde meerderheid van crediteuren van die betreffende
staatsobligaties heeft ingestemd. Door middel van single-limb aggregation kan dit proces verder worden bespoedigd. Daarnaast wordt in de brief van de Eurogroep-voorzitter
gerefereerd aan het idee dat het ESM op vergelijkbare wijze als het IMF een faciliterende
rol op zich kan nemen bij gesprekken tussen schuldeisers en landen in de problemen.
Nederland vindt het belangrijk dat het raamwerk voor de ordelijke herstructurering
van onhoudbare overheidsschuld wordt versterkt, zoals ook uiteengezet in de kamerbrief
met de Nederlandse visie op de toekomst van de EMU5. Bovengenoemde elementen kunnen volgens Nederland hieraan bijdragen.
Eurozonebegroting
Als bekend heeft de Europese Commissie twee voorstellen gedaan voor een nieuwe budgettaire
capaciteit voor de Eurozone/EU, waarover de Tweede Kamer door middel van BNC fiches
is geïnformeerd.6 Frankrijk en Duitsland hebben in aanvulling daarop tijdens de vorige Eurogroep een
nieuw voorstel gepresenteerd over de architectuur van een eurozonebegroting.7 De eurozonebegroting zou zich moeten richten op convergentie en concurrentievermogen
om de stabiliteit van de eurozone te waarborgen en moet onderdeel uitmaken van het
MFK. De eurozonebegroting zal worden gefinancierd met externe opbrengsten, waaronder
mogelijk met belastingopbrengsten (bijvoorbeeld een financiële transactiebelasting)
en Europese middelen (zoals de door de Europese Commissie voorgestelde Reform Delivery Tool). De externe opbrengsten worden overgeheveld naar de eurozonebegroting met een intergouvernementele
overeenkomst (intergouvernmental agreemeent, IGA) tussen eurolanden.
Zoals bekend is het kabinet geen voorstander van een eurozonebegroting voor stabilisatie.
Volgens het kabinet kunnen bij de redenering voor de noodzaak van een stabilisatiefunctie
serieuze kanttekeningen worden geplaatst, zoals ook uiteengezet in de kamerbrief met
de Nederlandse visie op de toekomst van de EMU en in het verslag van de Eurogroep
van 7 september jl.8 Zoals eerder aangegeven dient wat betreft het kabinet in het kader van de MFK-onderhandelingen
te worden gesproken over de wijze waarop het concurrentievermogen van de lidstaten
en opwaartse convergentie binnen de eurozone kunnen worden bevorderd, bijvoorbeeld
door middel van een koppeling tussen Europese Structuur- en Cohesiefondsen en hervormingen
in het kader van het Europees Semester.9 Het Frans-Duitse voorstel richt zich op convergentie en concurrentievermogen, gaat
uit van de plafonds van het MFK en noemt de reform delivery tool als een financieringsbron. Er zijn echter al veel middelen in Europa die zorgen voor
extra investeringen. Het kabinet is verder geen voorstander van een nieuw eigen middel
(zoals de FTT) en/of extra afdrachten van eurolanden via een IGA. Het is daarnaast
zeer de vraag of de genoemde uitdagingen, concurrentievermogen en convergentie, enkel
voor eurolanden relevant zijn of voor alle EU-lidstaten gelden. Tot slot is het kabinet
in het algemeen van mening dat nieuwe instrumenten moeten worden ingepast onder een
strak MFK-plafond.
Ecofin 4 december
Digitaledienstenbelasting
Document: Richtlijnvoorstel digitaledienstenbelasting: COM(2018) 148
Aard bespreking: Besluitvorming
Besluitvormingsprocedure: Unanimiteit
Toelichting:
Het Oostenrijkse voorzitterschap heeft het voorstel voor een digitaledienstenbelasting
voor akkoord geagendeerd. Uw Kamer heeft tijdens de procedurevergadering van 7 november
jl. aangegeven graag vóór het algemeen overleg Eurogroep/Ecofin van 28 november a.s.
opnieuw nader te worden geïnformeerd over de stand van zaken van de richtlijnvoorstellen
belastingheffing digitale economie. Via deze weg geef ik gehoor aan dit verzoek, waarbij
ik mij beperk tot het richtlijnvoorstel voor een digitaledienstenbelasting (voluit:
richtlijnvoorstel betreffende het gemeenschappelijke stelsel van een digitaledienstenbelasting
op inkomsten uit de levering van bepaalde digitale diensten). In de periode voorafgaand
aan een Ecofin kan er in korte tijd nog veel veranderen in het krachtenveld of aan
een richtlijntekst. Net als mijn brief van 18 oktober jl.10, is dit daarom een momentopname.
Krachtenveld Ecofin 6 november jl.
Tijdens de Ecofin van 6 november jl. is gesproken over het richtlijnvoorstel voor
een digitaledienstenbelasting. In het Ecofin-verslag dat op 12 november jl. aan uw
Kamer is gestuurd, is hiervan verslag gedaan.11 De bespreking in de Ecofin over het richtlijnvoorstel was via de livestream te volgen.12 Op verzoek van het voorzitterschap hebben lidstaten opmerkingen gemaakt over de reikwijdte
van het richtlijnvoorstel en een horizonbepaling. Veel lidstaten hebben zich kritisch
uitgelaten over verschillende onderdelen van het richtlijnvoorstel. Sommige lidstaten
gaven aan liever lagere of geen omzetdrempels te willen, zodat er meer belastingopbrengst
binnenkomt. Andere lidstaten gaven aan het principieel onwenselijk te vinden een probleem
in de winstbelasting met een omzetbelasting op te lossen en wachten liever op de mondiale
OESO-oplossing (OESO: Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling).
Een ander kritiekpunt dat werd genoemd, is dat het voor belastingdiensten moeilijk
is om de naleving van de belastingverplichtingen te controleren, aangezien niet alle
belastingplichtigen fiscaal inwoner zijn van een lidstaat en de rechtsmacht over deze
belastingplichtigen dan beperkt is. Veel lidstaten hebben ook benadrukt dat we moeten
voorkomen dat de digitaledienstenbelasting onder de reikwijdte van belastingverdragen
valt.
Enkele lidstaten gaven aan überhaupt niet te kunnen instemmen met het richtlijnvoorstel
voor een digitaledienstenbelasting zoals dat toen op tafel lag. Een argument dat werd
genoemd was onder andere het bezwaar dat de digitaledienstenbelasting juridisch fragmentatie
van de interne markt niet voor 100% kan voorkomen. Het staat lidstaten immers vrij
om andere of aanvullende maatregelen in te voeren om de digitaliserende economie te
belasten, voor zover deze buiten de reikwijdte van de richtlijn vallen.
Zoals ook aangegeven in het Ecofin-verslag, heeft Nederland aangegeven dat een duidelijke
horizonbepaling essentieel is en dat voldoende tijd moet worden genomen voor implementatie
van de richtlijn.
Het Oostenrijkse voorzitterschap wil graag een akkoord bereiken op 4 december a.s.
In de resterende tijd tot 4 december probeert het Oostenrijkse voorzitterschap daarom
de kritische lidstaten aan boord te krijgen. Dit is uiteraard geen eenvoudige opgave.
Nederland stelt zich constructief op en blijft daarbij aandacht vragen voor de kanttekeningen
en aandachtspunten, zoals geformuleerd in het BNC-fiche.13
Inhoud richtlijnvoorstel digitaledienstenbelasting
Tijdens het AO Ecofin van 1 november jl. heb ik toegezegd de verschillende aandachtpunten
die in dit AO door de Kamerleden naar voren waren gebracht mee te nemen in de besprekingen
over dit onderwerp in Brussel. Deze aandachtspunten zijn vervolgens meegenomen bij
de verschillende besprekingen, waarbij dient te worden aangetekend dat voor het succesvol
bepleiten van het Nederlandse standpunt het noodzakelijk is geweest te prioriteren
binnen deze aandachtspunten. Om die reden is vooral gepoogd de inzet conform het BNC-fiche
uit te dragen, waarbij een duidelijke horizonbepaling en de implementatiedatum de
belangrijkste nog openstaande punten zijn. Ook tijdens de Ecofin van 6 november jl.
is aandacht gevraagd voor deze belangrijkste nog openstaande punten: een duidelijke
horizonbepaling en voldoende tijd voor implementatie. Ook in raadswerkgroepen die
volgden op de Ecofin zijn deze kanttekeningen en aandachtspunten naar voren gebracht,
alsmede verschillende aandachtspunten op technisch niveau. Hieronder volgt een beschrijving
van hetgeen is besproken in de raadswerkgroepen.
Horizonbepaling
In het BNC-fiche en in de brief van 18 oktober jl. heb ik aangegeven dat het richtlijnvoorstel
voor een digitaledienstenbelasting is bedoeld als een interim-maatregel die van toepassing
zou moeten zijn zolang er geen consensus is bereikt over een mondiale OESO-oplossing
in de winstbelasting. Om te voorkomen dat een maatregel die bedoeld is als tijdelijke
maatregel een permanent karakter krijgt, vindt het kabinet het van belang nu al af
te spreken wanneer de richtlijn vervalt. Zo wordt voorkomen dat zowel een geïmplementeerde
mondiale OESO-oplossing als de interim-maatregel van de Europese Unie (EU) tegelijk
van toepassing zijn. Juridisch gezien is het niet zomaar mogelijk om het vervallen
van een EU-richtlijn te koppelen aan een mondiale OESO-oplossing. Voor instemming
van Nederland met het richtlijnvoorstel is een concrete einddatum die niet te ver
in de tijd ligt een noodzakelijke voorwaarde.
Op 16 november jl. is een vergadering geweest om specifiek over de «omzettingsbepaling»
te spreken. Ook op 21 november jl. is over de «omzettingsbepaling» gesproken. Onderdeel
van deze omzettingsbepaling is de mogelijke einddatum van de richtlijn. Het voorzitterschap
stelde aanvankelijk als einddatum van de richtlijn 2030 voor. Hoewel 2030 wel een
duidelijke datum is, ligt dit wel erg ver in de toekomst. Als de OESO in 2020 een
eindoplossing presenteert, dan is de kans groot dat deze ruim vóór 2030 is geïmplementeerd
en van toepassing is. Indien de richtlijn dan pas in 2030 vervalt, is er een samenloop
van zowel de OESO-oplossing als de interim EU-oplossing. Dit is ongewenst. Nederland
heeft aangegeven dat de richtlijn per 1 januari 2025 zou moeten komen te vervallen.
Een aantal lidstaten heeft Nederland hierin gesteund. De verwachting is dat de einddatum
zal worden besproken op de Ecofin van 4 december a.s.
Ingangsdatum
Onderdeel van de «omzettingsbepaling» is ook de datum waarop de digitaledienstenbelasting
van kracht moet worden na implementatie door de lidstaten. In het BNC-fiche is aangegeven
dat Nederland voldoende tijd nodig heeft voor zowel het voorbereiden van solide wetgeving
als voor zorgvuldige implementatie door de Belastingdienst. Het betreft immers een
nieuw belastingmiddel. Het oorspronkelijke richtlijnvoorstel heeft als ingangsdatum
1 januari 2020. Dit is zowel te vroeg voor implementatie in de Nederlandse wetgeving
als voor implementatie door de Belastingdienst. Nederland heeft daarom gepleit voor
2022 als ingangsdatum. Verschillende lidstaten hebben dit gesteund. De kans lijkt
groot dat in de compromistekst die aan de Ecofin-raad wordt gestuurd 2022 als ingangsdatum
wordt opgenomen.
In de raadswerkgroepen van 16 november en 21 november jl. is ook gesproken over hoe
de datum van inwerkingtreding en de einddatum van de richtlijn zouden kunnen worden
gekoppeld een OESO-oplossing. Opnieuw bleek het juridisch complex een EU-richtlijn
te koppelen aan een eventueel toekomstige OESO-oplossing, waarvan het nog niet duidelijk
hoe deze oplossing er juridisch uit zal zien. Mogelijk zou in een (politieke) Raadsverklaring
een verwijzing kunnen worden gemaakt naar een mondiale OESO-oplossing.
In het compromisvoorstel dat op 16 november jl. is besproken, is overigens een poging
gedaan om de datum van inwerkingtreding te koppelen aan een OESO-oplossing. Opnieuw
bleek het juridisch complex een EU-richtlijn te koppelen aan een eventueel toekomstige
OESO-oplossing. Er wordt wel onderzocht of het mogelijk is om in een (politieke) Raadsverklaring
een verwijzing te maken naar een mondiale OESO-oplossing.
Unilaterale maatregelen
In de raadswerkgroepen van 12 november jl. en 21 november jl. is gesproken over in
hoeverre het richtlijnvoorstel fragmentatie van de interne markt volledig kan tegengaan.
De Europese Commissie heeft verduidelijkt dat het richtlijnvoorstel voor een digitaledienstenbelasting
juridisch gezien inderdaad niet volledig fragmentatie van de interne markt kan tegengaan.
Het staat lidstaten vrij zelf nog aanvullende maatregelen te houden of te treffen
voor zover die buiten de reikwijdte van de richtlijn vallen. De inschatting van de
Europese Commissie is echter wel dat met het richtlijnvoorstel de belangrijkste «digitale
omzet» wordt belast, waardoor er in feite weinig over blijft voor lidstaten om aanvullend
te belasten.
Zoals ook in het BNC-fiche is aangegeven, heeft Nederland, net als de meeste lidstaten,
de voorkeur voor een mondiale oplossing in OESO-verband. Het richtlijnvoorstel beoogt
mede een wildgroei van nationale maatregelen te voorkomen. Naar het oordeel van het
kabinet voldoet het EU-richtlijnvoorstel daarmee technisch aan het subsidiariteitsvereiste.
Een aantal lidstaten overweegt unilaterale maatregelen in te voeren, of heeft dat
al gedaan. Dat dit met de richtlijn beoogde effect ook wordt bereikt, blijkt bijvoorbeeld
uit het feit dat Spanje een digitaledienstenbelasting heeft aangekondigd die in lijn
is met het richtlijnvoorstel. En ook Italië heeft aangegeven de reeds voorgestelde
nationale heffing over digitale diensten te willen stroomlijnen met het richtlijnvoorstel
als dat wordt aangenomen.
Technische punten
De afgelopen weken zijn ook nog verschillende tekstuele en technische verduidelijkingen
aangebracht, mede op verzoek van Nederland. Zo is bijvoorbeeld verduidelijkt in welke
gevallen een belastingplichtige gebruik zou moeten maken van een fiscaal vertegenwoordiger
in de EU.
In de dagen tot 4 december a.s. zal waarschijnlijk alleen op het niveau van de ambassadeurs
gesproken worden over de digitaledienstenbelasting. De Nederlandse inzet is hierbij
conform het kabinetsstandpunt zoals geformuleerd in het BNC-fiche. Indien er wezenlijke
ontwikkelingen zijn, zal ik uw Kamer daarover mondeling bij het AO Ecofin van 28 november
a.s. informeren.
Voltooiing van de bankenunie – bankenpakket
Document: 9055/18, 9056/18, 9057/18, 9058/18
Aard bespreking: Besluitvorming – principeakkoord
Besluitvormingsprocedure: Gekwalificeerde meerderheid
Toelichting:
De Raad zal spreken over een principeakkoord met het Europees Parlement (EP) ten aanzien
van het bankenpakket, waar zij in mei 2018 een akkoord over heeft bereikt. Dit pakket
bevat onder andere de buffers voor bail-in (Minimum Requirement for own funds and Eligible Liabilities; MREL) en de leverage ratio. De afgelopen maanden hebben de triloog onderhandelingen tussen de Raad, de Europese
Commissie en het Europees Parlement (EP) plaatsgevonden. Het Oostenrijks voorzitterschap
streeft ernaar om voor het einde van haar termijn een akkoord te bereiken met het
EP. De Raad wordt naar verwachting gevraagd om op hoofdlijnen goedkeuring te verlenen
over de resultaten van de triloog over het bankenpakket. Uitgangspunt voor de Raad
is daarbij het in mei bereikte akkoord waarover uw Kamer uitgebreid geïnformeerd is.14
In 2016 is onder Nederlands voorzitterschap een routekaart ter vervolmaking van de
bankenunie afgesproken. Naar aanleiding van die routekaart heeft de Europese Commissie
in november 2016 voorstellen gedaan met als doel de risico’s in de Europese bankensector
verder terug te dringen. Daarbij ging het onder meer om een herziening van het kader
om MREL vast te stellen en een herziening van het kapitaaleisenraamwerk, waarvan voor
Nederland de leverage ratio het belangrijkste onderdeel is. Dit pakket aan maatregelen moet ertoe bijdragen dat
risico’s in de Europese bankensector verder worden teruggedrongen.
Ten aanzien van de MREL stelde de Raad een eis van 8% van de totale balans vast, met
beperkte mogelijkheden voor de resolutieautoriteit om deze eis naar boven of beneden
bij te stellen. De 8% is een belangrijk referentiepunt bij de vaststelling van de
MREL voor alle banken, omdat een minimale bail-in van 8% nodig is voor toegang tot
het door banken zelf gevulde resolutiefonds. Daarmee zijn banken in staat zelf verliezen
op te vangen. Ten aanzien van de leverage ratio sprak de Raad een minimum af van 3%, met een opslag voor mondiale systeembanken (G-SIIs).
In het kader van de triloog onderhandelingen over het kapitaaleisenraamwerk lijken
het EP en de Raad redelijk op één lijn te zitten, bijvoorbeeld waar het gaat over
de introductie van een 3% leverage ratio-eis voor alle banken en een opslag op de leverage ratio voor mondiaal systeemrelevante banken (G-SIIs). Een ander voor Nederland belangrijk
punt ten aanzien van de leverage ratio, is een impactrapport met eventuele wetgeving
voor de implementatie van een opslag op de leverage ratio-eis voor overige systeemrelevante banken (O-SIIs). Ook hierop lijken Raad en EP op
één lijn.
Ten aanzien van het kader voor het vaststellen van de MREL maximeert het EP in haar
conceptrapport de flexibiliteit voor de resolutieautoriteit bij het vaststellen van
de MREL-eis.15 Nederland en een aantal andere lidstaten zetten zich ervoor in dat resolutieautoriteiten
bij vaststelling van de MREL rekening dienen te houden met een minimale bail-in van
8% van de balans. Resolutieautoriteiten dienen voldoende flexibiliteit te hebben bij
het vaststellen van eisen. Voor Nederland is van belang dat banken beschikken over
MREL-niveaus van adequate hoogte en voldoende kwaliteit, alsmede op een tijdige opbouw
ervan door banken.
Naar verwachting is de uitkomst op de implementatie van het handelsboek, de ratio
voor stabiele financiering, de uitzondering voor Nederlandse kredietunies en het moratorium
binnen de kaders van het raadsakkoord.16 Dit is voor Nederland acceptabel, mits op MREL en de leverage ratio de uitkomst ook binnen de wensen van het raadsakkoord ligt. Het is voor Nederland
namelijk van belang dat wordt vastgehouden aan de mate van risicoreductie zoals onderdeel
van het in mei jl. bereikte akkoord. Dit is wat Nederland betreft uitgangspunt bij
het afronden van de triloog onderhandelingen. Zoals omschreven in de brief risicoreductie
Europese banken, is dit een belangrijk onderdeel van voltooiing van de bankenunie.
Voltooiing van de bankenunie – Europees depositoverzekeringsstelsel
Document: 14452/2018
Aard bespreking: Gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: N.v.t.
Toelichting:
In de routekaart ter voltooiing van de bankenunie van 2016 is afgesproken dat de Raad
de werkzaamheden met betrekking tot een Europees depositoverzekeringsstelsel (EDIS)
op technisch niveau voorzet. De onderhandelingen op politiek niveau gaan van start
zodra voldoende vooruitgang is geboekt met de maatregelen inzake risicoreductie. Na
afronding van het bankenpakket in mei, heeft de Eurotop in juni geconcludeerd dat
er gewerkt gaat worden aan een routekaart om politieke onderhandelingen over EDIS
te starten, waarbij vastgehouden wordt aan alle elementen van de routekaart van 2016.
Het Oostenrijkse voorzitterschap geeft daarom een update van de technische voortgang
binnen de ambtelijke werkgroep. Deze voortgang richtte zich onder andere op het uitwerken
van de opties voor EDIS. Zo is het idee van een hybride model uitgewerkt, waarbij
een gedeelte van de bij banken opgehaalde middelen centraal wordt bewaard, en een
gedeelte op lidstaatniveau. Bij zo’n model zou volgens de Commissie geen sprake zijn
van verliesdeling. Daarnaast is, mede op aandringen van Nederland, gesproken over
de uitvoering van een balansdoorlichting (asset quality review; AQR).
Nederland is voorstander van stappen die leiden tot het doorbreken van de wisselwerking
tussen banken en overheden. Het vergroten van de slagkracht van de nationale depositogarantiestelsels
die banken vullen draagt daaraan bij. Zo kan namelijk voorkomen worden dat nationale
overheden moeten bijspringen om tekorten van een nationaal stelsel te dichten. EDIS
is daarom een belangrijke pijler binnen de bankenunie en wordt ook wel gezien als
het sluitstuk van de bankenunie.
Nederland is van mening dat vóór daadwerkelijke risicodeling via een EDIS plaatsvindt,
een goede weging van de risico’s op staatsobligaties geregeld moet zijn. Ook moeten
banken aantoonbaar gezond zijn door uitvoering van een nieuwe AQR. Op basis hiervan
kan de toezichthouder een oordeel vellen over de gezondheid van individuele banken.
Het is dan ook de inzet van Nederland dat in een nieuwe politieke routekaart ook gesproken
wordt over de weging van de risico’s op staatsobligaties en een nieuwe AQR.
Europees Semester
Documenten:
http://europa.eu/rapid/press-release_MEMO-18–6463_en.htm
Aard bespreking: Gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: N.v.t.
De Europese Commissie zal een presentatie geven over de Annual Growth Survey 2019 (AGS), het Alert Mechanism Report 2019 (AMR) en de aanbevelingen voor de eurozone van de Europese Commissie. Deze documenten
vormen het startsein van de jaarlijkse budgettaire en economische coördinatie tussen
lidstaten in het kader van het Europees Semester. De Europese Commissie heeft deze
documenten op 21 november gepubliceerd.
In de AGS blikt de Europese Commissie vooruit op de belangrijkste economische beleidsuitdagingen
voor het komende jaar. Het maken van de juiste beleidskeuzen is cruciaal voor het
verhogen van groei, het creëren van aantrekkelijke banen en het opbouwen van weerbaarheid
om toekomstige schokken op te vangen. Met de nadruk op (i) investeringen, (ii) structurele
hervormingen en (iii) verantwoord begrotingsbeleid hanteert de Europese Commissie
dezelfde drieslag als in voorgaande jaren. T.a.v. investeringen wordt de nadruk gelegd
op R&D, onderwijs en vaardigheden alsook de transitie naar een groenere economie.
Structurele hervormingen moeten worden gericht op het verhogen van de productiviteit,
het iedereen laten meeprofiteren van extra groei en het versterken van instituties.
Bij openbare financiën wordt tot slot het belang benadrukt van het opbouwen van buffers
in goede tijden, het waarborgen van de houdbaarheid op de lange termijn in het licht
van de stijgende kosten van de vergrijzing en het verbeteren van de kwaliteit en samenstelling
van publieke inkomsten en uitgaven.
In het AMR worden aan de hand van een scoreboord met indicatoren en indicatieve drempelwaarden
mogelijke macro-economische onevenwichtigheden gesignaleerd. Aan de hand van het scoreboord
wordt bepaald welke lidstaten onderworpen worden aan nader onderzoek. Deze diepteonderzoeken
moeten uitwijzen of en in welke mate de betreffende lidstaten te kampen hebben met
macro-economische onevenwichtigheden en in welke mate deze een risico vormen voor
de lidstaten zelf en de Europese Unie als geheel. De lidstaten die zullen worden onderzocht
zijn Bulgarije, Cyprus, Duitsland, Frankrijk, Ierland, Italië, Kroatië, Portugal,
Nederland, Roemenië en Spanje. Daarnaast zal Griekenland, nu het geen macro-economisch
aanpassingsprogramma meer heeft, voor het eerst onderworpen worden aan surveillance
op basis van de macro-economische onevenwichtighedenprocedure. De Europese Commissie
wijst voor Nederland, net als voorgaande jaren, op het overschot op de lopende rekening
en het niveau van private schulden, die beide de grenswaarden van het scoreboard overschrijden.
In de aanbevelingen voor het eurogebied benoemt de Europese Commissie gezamenlijke
beleidsuitdagingen voor het eurogebied. De Europese Commissie beveelt onder andere
aan om de interne markt te verdiepen, budgettaire buffers op te bouwen in landen met
een hoge overheidsschuld, de belasting op arbeid te verlagen, het arbeidsmarktbeleid
te hervormen, de bankenunie verder te versterken en vaart te maken met het voltooien
van de EMU.
De bespreking in de Ecofin betreft een presentatie door de Europese Commissie en eerste
gedachtewisseling onder lidstaten. In januari zal de Ecofin de documenten concreter
bespreken en conclusies formuleren over de AGS en het AMR. Ook zullen de aanbevelingen
voor de eurozone, na te zijn behandeld in de Eurogroep, in januari naar verwachting
worden goedgekeurd door de Ecofin. De Kamer zal per kamerbrief nader worden geïnformeerd
over de inhoud van deze documenten en de appreciatie van het kabinet.
Implementatie van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP)
Documenten:
https://ec.europa.eu/info/business-economy-euro/economic-and-fiscal-pol…
Aard bespreking: Besluitvorming
Besluitvormingsprocedure: Gekwalificeerde meerderheid
Toelichting:
De Europese Commissie heeft woensdag 21 november een pakket gepubliceerd waarin zij
onder meer analyseert in hoeverre de verschillende Europese landen voldoen aan de
begrotingsregels van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP). Dit doet de Europese Commissie
naar aanleiding van de recentelijk gepubliceerde herfstraming.
Voor Italië heeft de Europese Commissie het schuldrapport van afgelopen mei herzien.
De conclusie van dit herziene rapport is dat de Europese Commissie vindt dat het starten
van de EDP nodig is. Daarnaast heeft de Europese Commissie ook formele voorstellen
gedaan om voor Hongarije en Roemenië opnieuw vast te stellen dat er sprake is van
«niet-effectieve actie» binnen de significantafwijkingsprocedure. Tegelijkertijd heeft
de Europese Commissie parallel aan het vaststellen van «niet-effecieve actie» ook
aanbevelingen gedaan voor een nieuw correctie-pad voor Hongarije en Roemenië. In de
Ecofin zal het vaststellen van de «niet-effectieve actie» en het nieuwe correctie-pad
moeten worden bekrachtigd.
Implementatie van actieplan voor niet-presterende leningen
Document: Actieplan NPLs: https://www.consilium.europa.eu/en/press/press-releases/2017/07/11/conc…
Aard bespreking: Gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: N.v.t.
Toelichting:
De Raad zal van gedachten wisselen over de voortgang van de implementatie van het
actieplan voor niet-presterende leningen (NPLs). Het aantal NPLs in de Europese bankensector
is in de afgelopen jaren gedaald. Toch kampen sommige banken nog altijd met verhoogde
niveaus. Het hebben van veel NPLs kan gevolgen hebben voor winstgevendheid en kapitaalpositie
van een bank, en kan daarmee de kredietverlening belemmeren. Mede daarom is de Raad
in juli 2017 met een actieplan gekomen. Als onderdeel van dit actieplan wordt door
de Europese Commissie, de ECB, en de Europese bankenautoriteit (EBA) onder andere
gewerkt aan de rol van toezichthouders, het bevorderen van secundaire markten en het
verbeteren van insolventieraamwerken.
Het veruit belangrijkste onderdeel van dit actieplan is het Commissievoorstel voor
een verordening die voor nieuwe NPLs een minimum verliesdekking vereist. Dit voorstel
moet ervoor zorgen dat verliezen op NPLs in de toekomst tijdig genomen worden en dat
deze zich niet op termijn opstapelen. Op dit voorstel is recent door de Raad een akkoord
bereikt.17 Ook het Europees Parlement buigt zich over dit voorstel, waarover op dit moment al
een conceptrapport ligt van rapporteurs Esther de Lange en Roberto Gualtieri.18 Naar verwachting wordt hierover binnenkort gestemd in het Europees Parlement. Daarna
kunnen de trilogen over de verordening starten. Naast dit voorstel lopen in de Raad
nog onderhandelingen over een Commissievoorstel dat ertoe strekt om secundaire markten
te bevorderen. Door de verkoop of het uit handen geven van het beheer van NPLs aan
gespecialiseerde partijen kunnen bankbalansen worden opgeschoond. Tevens wordt in
het kader van het actieplan in dit Commissievoorstel voor banken mogelijk gemaakt
om onderpand versneld uit te winnen. Ook dat kan bijdragen aan het sneller oplossen
van NPLs. In sommige Europese landen kost het uitwinnen van onderpand in faillissementsprocedures
namelijk veel tijd.19 De Europese Bankautoriteit (EBA) is gevraagd om richtsnoeren over het beheer van
NPLs uit te vaardigen. Verder zijn de Commissiediensten met een document gekomen waarin
uiteengezet is hoe – in overeenstemming met het bestaande resolutie en staatssteunraamwerk
– asset management companies (AMCs) NPLs van banken kunnen overnemen.
Nederland ondersteunt de aanpak van NPLs, en zal tijdens deze bespreking met name
het belang benadrukken van tijdige en volledige verliesdekking op NPLs. Dit is ook
de inzet van Nederland tijdens de trilogen over het Commissievoorstel voor minimale
verliesdekking. Daarmee wordt voorkomen dat verliezen op toekomstige NPLs zich opbouwen.
Nederland zet daarnaast in op mogelijkheden voor toezichthouders op bestaande NPLs
aan te pakken. Eerder is door de Minister van Financiën ook steun uitgesproken voor
de stappen die de ECB zet in haar recente leidraad, waarin nader invulling is gegeven
aan mogelijkheden om bij individuele banken voldoende voorzieningen af te dwingen.
Nederland ondersteunt de bevordering van markten voor secundaire NPLs. Dit dient wat
Nederland betreft zoveel mogelijk aan te sluiten bij het voornemen uit het regeerakkoord
om incassobureaus, die ook NPLs kunnen opkopen, te reguleren. Nu nog niet duidelijk
is hoe dit zal worden uitgewerkt, wil Nederland ruimte behouden voor een nationaal
kader voor incassobureaus. Tegelijkertijd kan de richtlijn kansen bieden voor een
uniform kader op een deelmarkt (voor NPLs). Ten aanzien van het kader voor de kopers
van krediet is voor Nederland belangrijk dat de doorlopende eisen, die thans van toepassing
zijn op kredietverstrekkers, ook van toepassing kunnen blijven op de koper. Nederland
steunt het doel van de Europese Commissie om te bewerkstelligen dat onderpand in alle
lidstaten versneld kan worden uitgewonnen buiten de rechter om. Daarbij dient wel
ruimte te zijn voor bestaande nationale praktijken. Nederland is in beginsel kritisch
op het idee van de Commissiediensten om NPLs via publieke AMCs over te nemen met een
preventieve herkapitalisatie. Door de staatssteunregels en het resolutieraamwerk,
zijn de mogelijkheden voor publieke AMCs beperkt geworden.
Hamerpunt: Voortgang aanpassingen EMIR-verordening en ESCB-statuut
Op 26 april jl. heb ik uw Kamer per brief geïnformeerd over de aanbeveling van de
Europese Centrale Bank (ECB) om het statuut van het Europees Systeem van Centrale
Banken (ESCB) aan te vullen op het punt van centrale tegenpartijen (central counterparties; CCP’s)20. De aanbeveling van de ECB is betrokken in de lopende onderhandelingen over de aanpassing
van de European Markets Infrastructure Regulation (EMIR) waarvan uw Kamer eerder per BNC-fiche op de hoogte is gebracht21. Uw Kamer heeft verzocht geïnformeerd te worden, zodra er meer duidelijk is over
de aanpassing van het statuut binnen de onderhandelingen over EMIR. De onderhandelingen
over de aanpassingen van EMIR en het statuut naderen nu de eindfase in de Raad. Het
dossier zal op beide punten mogelijk als hamerpunt terugkomen op de Ecofin of een
andere Raad, na het bereiken van een akkoord in Coreper.
De aangepaste tekst van EMIR regelt een verdere coördinatie van het Europees toezicht
op CCP’s via ESMA en een versterking van het 3e landen equivalentieraamwerk. Daarnaast komt er een beperkte aanpassing van het ESCB-statuut.
In lijn met de Nederlandse inzet wordt het statuut slechts aangepast op basis van
de bevoegdheden die aan centrale banken worden gegeven in de nieuwe EMIR-tekst. Daarbij
is de ECB gehouden aan een gesloten lijst van eisen die zij aan een CCP kan opleggen.
De ECB kan buiten deze gesloten lijst alleen in exceptionele situaties tijdelijk aanvullende
eisen opleggen. Die eisen moeten verband houden met het monetair beleid. Ook vermeldt
het statuut dat de ECB gehouden is aan de procedures voor erkenning van 3e landen CCP’s onder EMIR. Aandachtspunt hierbij is dat de aanpassing van het statuut
de bevoegdheden van de ECB ten aanzien van CCP’s voldoende inperkt, maar tegelijkertijd
ook haar onafhankelijkheid handhaaft. Mits er geen materiële wijzigingen worden doorgevoerd
ten opzichte van de huidige tekst heeft Nederland een positieve houding tegenover
de aanpassingen in EMIR en het statuut omdat deze passen binnen de inzet zoals geformuleerd
in mijn brief van april jl. en het eerdere BNC-fiche.
Hamerpunt: Gedragscodegroep
De Gedragscodegroep onderzoekt belastingmaatregelen die potentieel schadelijke belastingconcurrentie
vormen en derhalve onder de EU-Gedragscode vallen (inzake de belastingregeling voor
ondernemingen). De Gedragscodegroep toetst deze belastingmaatregelen aan de (vijf)
criteria van de Gedragscode om vast te stellen of daadwerkelijk sprake is van schadelijke
belastingconcurrentie. De Gedragscodegroep doet van haar bijeenkomsten halfjaarlijks
verslag in een voortgangsrapportage aan de Ecofinraad.
Het halfjaarlijkse verslag van de Gedragscodegroep aan de Ecofinraad is sinds kort
uitgebreid om de transparantie van het werk van de Gedragscodegroep te vergroten.
Nederland pleit actief voor meer maatregelen om de transparantie van de Gedragscodegroep
verder te vergroten. Zo heeft Nederland voorgesteld om van iedere vergadering een
verslag op te stellen.
Het werk van de Gedragscodegroep staat de afgelopen tijd voor een belangrijk deel
in het teken van de lijst met non-coöperatieve jurisdicties op belastinggebied (hierna:
de zwarte lijst). Tijdens de Ecofin van 5 december 2017 is de eerste versie van de
zwarte lijst vastgesteld. Een aantal jurisdicties dat toen op die lijst stond, heeft
zich sindsdien alsnog gecommitteerd om uiterlijk in 2018 aan de EU-minimumstandaard
te voldoen. Op dit moment staan er 5 landen op de zwarte lijst en staan er 65 jurisdicties
op de grijze lijst. Deze laatste groep voldoet op dit moment niet aan de EU-minimumstandaard
maar heeft op hoog politiek niveau toegezegd om uiterlijk eind 2018 wel aan de standaard
te voldoen. Mocht blijken dat deze toezeggingen niet zijn nagekomen, dan komt de jurisdictie
opnieuw of alsnog op de zwarte lijst.
Verder is er gesproken over het toepassen van defensieve maatregelen richting landen
die staan op de zwarte lijst. Deze maatregelen zullen vanaf 1 januari 2020 in gaan.
Dit onderwerp dient verder te worden uitgewerkt tijdens de eerste helft van 2019,
omdat de lidstaten hierover nog verdeeld zijn.
Het halfjaarlijkse rapport van de Gedragscodegroep dat door de Ecofinraad zal worden
vastgesteld, doet tevens verslag van werkzaamheden met betrekking tot standstill en rollback. Het standstill-principe houdt de afspraak in om geen nieuwe schadelijke maatregelen te introduceren.
Onder rollback moet een maatregel die door de Gedragscodegroep als schadelijk is beoordeeld, worden
aangepast of ingetrokken. In het kader van standstill en rollback heeft een aantal lidstaten belastingmaatregelen aangemeld, waarvan de Gedragscodegroep
moet vaststellen of al dan niet sprake is van schadelijke belastingconcurrentie. De
beoordeling van de patentboxen van Frankrijk, en Spanje is door de Gedragscodegroep
voortgezet. Verder zijn de notionele renteaftrekregimes van België, Cyprus, Hongarije,
Italië en Portugal beoordeeld.
Ontbijtsessie: EIB
Tijdens het werkontbijt zal de Ecofin van gedachten wisselen over de Europese Investeringsbank
(EIB). Deze gedachtewisseling is een vervolg op de werklunch van de informele Ecofin
september jl. waar gesproken is over een aantal strategische zaken rondom de EIB.
De Tweede Kamer is middels een brief22 ingelicht over het voorstel voor de vervanging van het Britse kapitaal en over het
voorstel voor een aantal verbeteringen in de governance van de EIB. Het is de verwachting dat de implementatie van deze verbeteringen met
bijbehorend tijdpad tijdens dit werkontbijt zullen worden besproken.
Het pakket van wijzigingen in de governance is mede op verzoek van Nederland voorgesteld en is van belang om te verzekeren dat
het beschikbare kapitaal doelmatig wordt aangewend, de risico’s beter worden beheerst
en – een voor Nederland belangrijk punt – om te zorgen dat het leenvolume houdbaar
is. Nederland zal daarom inzetten op een voortvarende implementatie van deze hervormingen.
Besluitvorming over de vervanging van het Britse kapitaal vergt unanimiteit van de
EU lidstaten. Deze kapitaalverhoging is opgenomen in de Ontwerpbegroting 2019 van
het Ministerie van Financiën. Nederland heeft een voorbehoud gemaakt voor parlementaire
behandeling en heeft daarom nog niet ingestemd, maar is voornemens in te stemmen met
de kapitaalverhoging na afronding van de parlementaire behandeling van de Ontwerpbegroting
2019.
Een aantal voorstellen voor de verbetering van de governance vergt wijziging van het EIB statuut. Het Europees Parlement en de Europese Commissie
zijn hierover op 15 oktober via consultatie geïnformeerd.23 Na deze consultatieprocedure zal het voorstel worden voorgelegd aan de Raad. De Tweede
Kamer zal hierover geïnformeerd worden. Deze wijziging vereist eveneens unanimiteit.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën