Brief regering : Stand-van-zaken met betrekking tot trekkingsrechten PGB en toezending BIT-advies
25 657 Persoonsgebonden Budgetten
Nr. 302
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 november 2018
Hierbij kom ik tegemoet aan het verzoek van uw Kamer van 11 oktober jl. waarin u vroeg
om een stand van zakenbrief met betrekking tot het trekkingsrecht pgb alsmede om toezending
van het BIT-advies.
In mijn brief van 1 oktober jl. heb ik uw Kamer meegenomen in de stand van zaken rondom
het trekkingsrecht. Meer specifiek heb ik u geïnformeerd over de evaluatie van de
pilot van het PGB2.0-systeem en de verdere invoering van het systeem1.
Door middel van deze brief stuur ik uw Kamer het advies van het Bureau ICT Toetsing
(BIT)2 en mijn reactie daarop. Bij de reactie zal ik ook aandacht besteden aan de stand
van zaken rondom het PGB2.0-systeem. Ik heb het BIT gevraagd om advies uit te brengen
op de ontwikkeling en implementatie van het PGB2.0-systeem, conform de toezegging
van mijn ambtsvoorganger3.
Terugblik
Al sinds 1995 levert het Persoonsgebonden budget een bijdrage aan de zelfbeschikking
van mensen die langdurige verzorging of professionele hulp nodig hebben. Doordat mensen
zelf hun zorg kunnen inkopen, geeft het pgb hen een instrument in handen om zelf te
bepalen wie hen zorg verleent en hoe dat gebeurt. Sinds 1 januari 2015 maken alle
budgethouders onder de Wlz, Wmo en Jeugdwet gebruik van het trekkingsrecht pgb. Dit
houdt in dat de SVB de door de budgethouder gedeclareerde bedragen direct aan hun
zorgverleners uitbetaalt. Daarmee draagt het trekkingsrecht bij aan een solide en
fraudebestendig gebruik van het pgb.
Het per 1 januari 2015 ingevoerde systeem van trekkingsrechten bleek complex voor
budgethouders, foutgevoelig en kostbaar. VWS startte daarom samen met de ketenpartners
vanaf het najaar van 2015 met een grondig verbeteringstraject om het systeem van trekkingsrechten
te vereenvoudigen, gebruiksvriendelijker te maken en het aantal administratieve fouten
te verminderen. Hiervoor was het noodzakelijk om de ondersteunende ICT-systemen binnen
de SVB te vernieuwen zodat de keten in haar geheel beter kan functioneren. Dit betrof
de vervanging van het betaalsysteem binnen de SVB en de daarbij behorende gebruikersportalen,
de processen van gegevensbeoordeling en controle, en de salarisadministratie. Het
opdrachtgeverschap voor deze vernieuwing lag bij de SVB.
Het BIT heeft in 20164 de plannen voor bovengenoemde ICT-vernieuwing «Realisatie IT ondersteuning voor dienstverlening
PGB» beoordeeld en van advies voorzien. Hierbij heeft het BIT de wensen van diverse
partijen om het trekkingsrecht beter te laten functioneren betrokken. Het BIT concludeerde
destijds in haar advies dat er bij de beoogde vernieuwing van de ICT, gezien de onderlinge
samenhang in de pgb-keten, nog onvoldoende rekening was gehouden met de effecten op
de keten. Daarnaast was verbetering nodig ten aanzien van het opdrachtgeverschap,
de uitvoerbaarheid, de inschatting van de risico’s van het traject en de financiering.
Mijn voorganger heeft daarop samen met de Staatssecretaris van SZW een stevig pakket
aan maatregelen getroffen om de geadviseerde verbeteringen aan te brengen en de adviezen
van het BIT te verwerken5. Om de samenhang binnen de keten te borgen, is de regie op de realisatie van de ICT-ondersteuning
ondergebracht bij een onafhankelijke Ketenregisseur, die ook de regie had op de pgb-brede
«Werkagenda Trekkingsrecht PGB». Vanuit het belang van eenduidige aansturing trad
de Ketenregisseur namens gemeenten en zorgkantoren op als opdrachtgever richting de
SVB. De Ketenregisseur droeg daarnaast zorg voor het vaststellen van de verdeling
van de uitvoeringskosten door de SVB; deze kosten dragen gemeenten en zorgkantoren
vanuit hun opdrachtgeversrol. De Ketenregisseur heeft daarbij de functionele eisen
van de ICT-ondersteuning in breed ketenverband vastgesteld. De aanbevelingen ten aanzien
van de uitvoerbaarheid en risico-inschatting zijn meegenomen in het bijgestelde Plan
van aanpak van de SVB.
Onder regie van de Ketenregisseur is het Verbeteringstraject Trekkingsrecht pgb door
de ketenpartners nader uitgewerkt en eind 2016 is vastgesteld om een nieuw gebruikersportaal
te realiseren voor budgethouders op basis van de wensen opgesteld door Per Saldo:
het budgethoudersportaal. Zorgverzekeraars hebben aangeboden om dit budgethoudersportaal
«om niet» te ontwikkelen. Begin 2017 is gesteld dat naast budgethouders ook zorgverleners,
verstrekkers en de SVB gebruik gaan maken van dit portaal. We spreken dan ook niet
meer van een budgethoudersportaal, maar van het Zorgdomein. Doel is het realiseren
van één centraal portaal dat alle partijen in de pgb-keten ondersteunt bij het beheren
van budgetten en het verzekeren van de rechtmatigheid van de besteding daarvan. Uitgangspunten
zijn hierbij: zoveel mogelijk digitaliseren en standaardiseren, de controles automatiseren
en in een vroeg stadium zekerheid geven aan budgethouders en zorgverleners over de
status van ingediende declaraties. Het Zorgdomein ondersteunt bijna het gehele proces
rond trekkingsrechten met uitzondering van de betaling van declaraties. De indicatiestelling
en de toekenning van het budget valt hier niet onder en zit nog vóór de fase van trekkingsrecht.
De SVB gebruikt voor de uitbetaling van declaraties een eigen betaalsysteem. Dit systeem
wordt aangeduid als het Financieel domein. De benodigde aanpassingen in het Financieel
domein worden in opdracht van VWS gebouwd door de SVB.
Tezamen vormen beide domeinen het PGB2.0-systeem dat de administratieve uitvoering
van het trekkingsrecht pgb ondersteunt. Doel van het nieuwe PGB2.0-systeem is voorzien
in een verbeterde ondersteuning van de budgethouder door middel van het ontwikkelen
van een portaal, standaardisatie, borging van de verantwoordelijkheden van verstrekkers6 en een structurele reductie van de uitvoeringskosten.
Gezien de samenhang tussen de pgb-wetten alsmede de samenhang tussen het Zorgdomein
en het Financieel domein heeft mijn ambtsvoorganger besloten om de ontwikkeling van
het PGB2.0-systeem vanaf 1 januari 2018 vanuit het departement programmatisch aan
te sturen (het Programma PGB2.0) zodat zorg wordt gedragen voor de aansluiting van
het Zorgdomein op het Financieel domein als ook de aansluiting op de systemen van
gemeenten en zorgkantoren. Ook het regelen van het (tijdelijk) beheer van het Zorgdomein
is deel van dat programma.
Aanbevelingen BIT en reactie
Samenvattend, concludeert het BIT in haar advies: «Alle partijen willen van PGB 2.0
een succes maken en daar werken ze los van elkaar hard aan. Er moet echter nog zoveel
gebeuren en daarover ligt zo weinig vast, dat wij geen uitspraak kunnen doen of dit
programma ooit gaat slagen. Met de huidige aanpak lukt dat in ieder geval niet, om
een aantal redenen. Om te beginnen is de ontwikkelde software nog lang niet gereed
voor landelijk gebruik. Doorontwikkeling, exploitatie en beheer van het Zorgdomein
zijn nauwelijks georganiseerd en er ontbreekt een aanpak voor landelijke invoering.
Ook de onderlinge samenwerking is precair. Wij adviseren u zo snel als mogelijk één
organisatie aan te wijzen voor doorontwikkeling, exploitatie en beheer van het Zorgdomein.
Laat de organisatie een due diligence doen op de software en besluit op basis hiervan
of u PGB 2.0 wilt voortzetten. Wanneer u besluit om PGB 2.0 verder te ontwikkelen,
neem dan als VWS de leiding in dit traject en maak samen met partijen een plan van
aanpak voor landelijke invoering. Wanneer het onmogelijk blijkt om deze adviezen in
zijn geheel over te nemen, adviseren wij u te stoppen met het huidige programma PGB
2.0.» Het BIT heeft een aantal adviezen ter verbetering opgesteld.
Hoewel ik niet alle observaties van het BIT deel, onderschrijf ik de aanbevelingen
van het BIT en neem ik hun adviezen over. Aangezien het programma PGB2.0 zich vanaf
1 januari 2018 in een transitiefase bevindt, zijn veel van de door het BIT beschreven
adviezen in de periode waarin de BIT-toets werd uitgevoerd al opgepakt of er zijn
voornemens geformuleerd om die te starten. Onderstaand geef ik mijn reactie per aanbeveling
van het BIT.
1. Neem de leiding
Zoals hierboven vermeld, bevindt het programma PGB2.0 zich in een transitiefase. Per
1 januari 2018 heb ik het tijdelijke construct van Ketenregisseur opgeheven en ligt
de regie op het programma PGB2.0 bij mijn departement. Daarnaast heb ik, mede op advies
van CIO-VWS, binnen mijn departement de inrichting van een programmadirectie verder
gestructureerd en is het domein pgb binnen mijn departement integraal georganiseerd.
Dat wil zeggen dat deze programmadirectie stuurt op domein-overstijgende pgb vraagstukken.
Ook heb ik vanaf dat moment de rol van opdrachtgever voor het Financieel domein (opdrachtnemer
SVB) overgenomen van de Ketenregisseur namens de gemeenten en zorgkantoren.
Vanuit haar stelselverantwoordelijkheid heeft mijn departement eind 2016 met Zorgverzekeraars
Nederland (ZN) afspraken gemaakt over de ontwikkeling van het Zorgdomein: Zorgverzekeraar
DSW realiseert in opdracht van ZN het Zorgdomein, na afronding ervan draagt ZN dit
domein «om niet» over aan VWS. De inhoudelijke sturing ligt daarmee zolang het opdrachtgeverschap
nog bij ZN ligt – ook vanwege beperkingen door de aanbestedingswet – niet bij VWS.
Een deel van het Zorgdomein is inmiddels gerealiseerd, maar het voldoet zeker nog
niet aan alle gestelde eisen. Enkele voorbeelden van belangrijke functionaliteiten
die nog niet gerealiseerd zijn, zijn het nog niet kunnen registreren van zorgfuncties
die gemeenten gebruiken, het nog niet digitaal kunnen aanbieden van declaraties van
de zorgverlener aan de budgethouder en de mogelijkheid om proceskeuzes te maken voor
gemeenten (bijvoorbeeld over de vergoeding van de reiskosten).
Bij aanvang van het project hebben zorgverzekeraars aangegeven om op basis van de
eisen van de budgethouders, om-niet, het budgethoudersportaal op te leveren aan VWS.
Inmiddels is er door zorgverzekeraars veel meer functionaliteit opgeleverd dan toen
voorzien. Omdat er nu een goede en gebruiksvriendelijke basis ligt om primair de budgethouders
en zorgverleners (zie ook resultaten pilot) te ondersteunen, heeft ZN onlangs aangegeven
het zorgdomein «as is» aan VWS te zullen overdragen per 1 januari 2019 en daarmee
zijn financiële inzet voor het realiseren van het zorgdomein te beëindigen. Recente
toetsen op de softwarekwaliteit en de juridische aspecten leren dat deze overdracht
goed mogelijk is.
Dit betekent dat ik vanaf 1 januari 2019 het opdrachtgeverschap en de eindverantwoordelijkheid
op me neem voor de verdere ontwikkeling en de implementatie van het integrale PGB2.0-systeem,
dus voor zowel het Zorgdomein als het Financieel domein. Daarmee komt op dat moment,
in lijn met het advies van het BIT, het opdrachtgeverschap en het leiderschap voor
het totale PGB2.0-systeem inclusief de verantwoordelijkheid voor de financiering in
één hand te liggen. Ook het systeemeigenaarschap komt bij VWS te liggen. Met de versterking
van de regierol van VWS sinds januari 2018 en de aanstaande overdracht van het opdrachtgeverschap
aan VWS, zijn maatregelen ingezet zoals ook het BIT adviseert.
Zo richt ik de sturing op het programma PGB2.0 met de verschuiving van het opdrachtgeverschap
per 1 januari 2019 en de daarbij behorende governance opnieuw in. Daarbij worden twee
aspecten geadresseerd:
1) de samenhang tussen de ontwikkeling van het Zorgdomein en het Financieel domein en
2) de samenwerking en rolinvulling van de betrokken ketenpartijen in het primaire pgb-proces.
Het PGB2.0-systeem is immers ondersteunend aan deze rolinvulling.
Een stuurgroep met een vertegenwoordiging van alle ketenpartners, onder voorzitterschap
van VWS, ziet toe op de ontwikkeling en implementatie van PGB2.0. Onder de stuurgroep
zijn, ook onder voorzitterschap van VWS, overlegorganen ingericht om de besluitvorming
door de stuurgroep voor te bereiden en de werkzaamheden uit te voeren. Tevens heb
ik vanaf 1 januari 2018 de kwaliteitsborging van het programma ingericht en ben ik
deze verder aan het versterken met het oog op mijn integrale opdrachtgeversrol per
1 januari 2019.
Ook ben ik reeds gestart met de voorbereiding van de voorlopige overdracht per 1 januari
2019. In overleg met ZN heb ik de randvoorwaarden voor de aanstaande overdracht van
het Zorgdomein vastgesteld7. Vooruitlopend op de rol die mijn departement vanaf dat moment in neemt, stuur ik
sinds 1 oktober 2018 op de vraagarticulatie van de ketenpartijen. Dit betekent dat
onder sturing van mijn departement de te ontwikkelen functionaliteiten worden geprioriteerd
en worden uitgewerkt in de vorm van specificaties op basis waarvan de bouw kan worden
uitgevoerd. De definitieve overdracht van het Zorgdomein is voorzien per 1 april 2019
(richtdatum).
Op deze wijze geef ik invulling aan de aanbeveling van het BIT om leiding te nemen.
Daarbij maak ik de kanttekening dat ik dat doe binnen het huidige wettelijk kader
en mijn stelselverantwoordelijkheid; die blijven ongewijzigd. Ik vind het van belang
om expliciet te benadrukken dat leidinggeven in het kader van stelselverantwoordelijkheid
betekent dat de partijen in het stelsel in staat worden gesteld om hun wettelijke
rol te vervullen. De rollen en verantwoordelijkheden van de betrokken partijen in
het primaire pgb-proces wijzigen namelijk niet met de komst van PGB2.0. Gemeenten
en zorgkantoren blijven verantwoordelijk voor het verstrekken van het budget, de SVB
heeft de wettelijke taak om zorg te dragen voor de uitbetalingen. Ook kunnen budgethouders
zoals voorheen met vragen terecht bij hun verstrekker of de SVB. Het bedoelde leidinggeven
door VWS komt daarmee neer op het opdrachtgeverschap voor het ICT-systeem PGB2.0;
niet op het overnemen van verantwoordelijkheden in het primaire pgb-proces.
Een belangrijk aspect bij de uitvoering van het pgb trekkingsrecht is de borging van
de rechtmatigheid. VWS heeft opdracht gegeven een zogenoemd Control Framework voor
de gehele keten op te stellen. Dit Control Framework beschrijft de verschillende processtappen,
benoemt de verantwoordelijken voor iedere processtap en geeft aan welke (rechtmatigheids)risico’s
in elke stap moeten worden afgedekt. Dit stelt ketenpartners in staat om zelf vast
te stellen of zij in voldoende mate invulling geven aan hun eigen verantwoordelijkheid
voor een rechtmatige uitvoering.
2. Toets bruikbaarheid software zo snel mogelijk
Het BIT adviseert om een due diligence te laten uitvoeren op de software van het Zorgdomein
om zo de kwaliteit van de software, de onderhoudbaarheid en de overdraagbaarheid vast
te stellen. Deze kwaliteitstoets heb ik dit najaar uit laten voeren door een extern
bureau8. Daarbij is de kwaliteit van zowel het Zorg- als het Financieel domein getoetst (en
daarmee de uitwisselbaarheid, betrouwbaarheid, beveiligbaarheid en onderhoudbaarheid)
evenals de doorontwikkelingsmogelijkheden van beide domeinen, de overdraagbaarheid
van het Zorgdomein en de inspanning die nodig is voor afronding. Uitkomst van deze
toets is dat de ontwikkelaars van PGB2.0 voldoende aandacht geven aan softwarekwaliteit
en dat deze goed door te ontwikkelen en te onderhouden is. Voor de aanstaande overdracht
van het Zorgdomein bestaan geen blokkerende risico’s. Parallel aan de kwaliteitstoets
is een schatting gemaakt van de benodigde inspanning om de versie van het Zorgdomein
af te ronden waarvan ketenpartijen hebben aangegeven dat dit de versie is waarmee
de landelijke uitrol gestart kan worden (Versie 1). Uitkomst van deze analyse (peildatum
15 augustus) is dat hiervoor nog maximaal 23 mensjaar nodig is. Aandachtspunten ten
behoeve van de landelijke uitrol zijn technische verbeteringen op het gebied van informatiebeveiliging
en transactieverwerking. Deze aandachtspunten worden meegenomen in de nog op te leveren
releases en zullen onafhankelijk juridisch en technisch worden getoetst.
Nadat Versie 1 is afgerond, is er ook nog verdere doorontwikkeling noodzakelijk. Dit
betreffen de eisen die door partijen gesteld zijn welke een lagere prioriteit hebben
gekregen. Op advies van het onderzoeksbureau worden deze eisen samen met alle partijen
herijkt en wordt in januari 2019 opnieuw een schatting gemaakt van de benodigde inspanning
om de herijkte eisen te realiseren.
Met het BIT zie ik dat de ontwikkelde software nog niet gereed is voor landelijk gebruik
door alle partijen. Zoals hierboven aangegeven, is de ontwikkeling van het Zorgdomein
nog niet volledig afgerond en daarmee, vanzelfsprekend, nog niet gereed voor volledig
landelijk gebruik. Het BIT wijst terecht op het belang van richting en koersvastheid
bij de ontwikkeling van een ICT-systeem. Ik memoreer in reactie daarop het volgende.
De functionele vereisten voor de software zijn in de pgb-keten vastgesteld in mei
2017, in afstemming met Per Saldo, BVKZ, de VNG, ZN en de SVB. In mei 2018 heeft de
stuurgroep PGB2.0. de eisen vastgesteld die moeten zijn gerealiseerd om over te kunnen
gaan tot de volledige landelijke uitrol (scope versie 1). Wijziging hiervan vindt
plaats door het doorlopen van een formeel Request for Change-proces waarbij besluitvorming
plaatsvindt door de stuurgroep. Zo ziet VWS als opdrachtgever toe op een koersvaste
ontwikkeling van het PGB2.0-systeem.
Vanaf juni 2018 is een pilot met het PG2.0-systeem van start gegaan bij de gemeente
Westland, hierbij zijn 1200 budgethouders en 5000 zorgverleners betrokken. De pilot
draait met een eerste versie van het systeem waarin de minimale vereisten voor budgethouders
zijn opgenomen. De pilot geeft een eerste beeld van de kwaliteit en bruikbaarheid
van het pgb-stelsel in de praktijk. Uit een eerste evaluatie blijkt dat de stabiliteit
van de betalingen is gecontinueerd, dat het digitaal gebruik bij budgethouders hoog
is, dat de budgethouders overwegend positief zijn en dat het telefonisch contact met
hen is afgenomen. De uitvoeringskosten bij de SVB zijn op dit moment echter nog te
hoog om het systeem landelijk uit te kunnen rollen. Daarvoor zijn extra (al bekende)
functionaliteiten nodig. Deze nieuwe functionaliteiten worden releasegewijs toegevoegd,
conform het BIT toetskader en de door de commissie Elias aanbevolen werkwijze. Na
het testen van deze functionaliteiten, wordt de pilot fasegewijs uitgebreid bij nieuwe
gemeenten, zorgkantoren en budgethouders.
3. Wijs één organisatie aan voor doorontwikkeling, exploitatie en beheer van het zorgdomein
Ik deel de visie van het BIT dat het complexe speelveld van pgb uiteindelijk vraagt
om één beheerorganisatie voor het Zorgdomein van het PGB2.0-systeem. Daarom heeft
mijn ambtsvoorganger met de partijen in de pgb-keten afgesproken een organisatie in
het publieke domein in te richten die belast wordt met het beheer van het Zorgdomein.
Daarbij wil ik meer opties betrekken dan alleen de oprichting van een nieuwe publiekrechtelijke
organisatie9. Deze organisatie krijgt een centrale rol in het beheer van het systeem. De organisatie
krijgt geen rollen, taken en verantwoordelijkheden in het primaire proces, maar is
er op gericht om de werkprocessen van de trekkingsrechtketen te ondersteunen door
middel van beheer en doorontwikkeling van het systeem. Het inrichten van deze structurele
beheerorganisatie vergt een zorgvuldige voorbereiding. Met deze voorbereiding ben
ik reeds gestart samen met ketenpartners.
Totdat de structurele beheerorganisatie is ingericht hebben de ketenpartijen verzocht
om de verantwoordelijkheid voor het beheer en de doorontwikkeling van het Zorgdomein
bij mijn ministerie te beleggen. Ik richt daartoe een tijdelijke beheerorganisatie
in. Deze tijdelijke beheerorganisatie neemt het Zorgdomein in ontvangst, verzorgt
het technisch, functioneel en applicatiebeheer en de doorontwikkeling van het Zorgdomein.
Op dit moment bereidt de tijdelijke beheerorganisatie zich voor op het in beheer nemen
van het Zorgdomein, waaronder het inrichten van de benodigde beheeromgevingen. De
tijdelijke beheerorganisatie wordt zodanig ingericht dat de overgang naar de definitieve
beheerorganisatie zo soepel mogelijk kan verlopen en de samenhang tussen beide domeinen
wordt geborgd. Een ketenbrede stuurgroep onder voorzitterschap van mijn ministerie,
ziet toe op de overgang, het beheer en de doorontwikkeling.
De tijdelijke beheerorganisatie is vanaf januari 2019 (richtdatum) klaar om het zorgdomein
technisch in ontvangst te nemen, te testen, te beproeven en te starten met de doorontwikkeling.
Daarmee worden de voorbereidingen uitgevoerd om vanaf april 2019 (richtdatum) ook
het technisch, functioneel en applicatiebeheer van de pilot uit te voeren waarop de
door de beheerpartijen opgestelde acceptatiecriteria van toepassing zijn. Tot april
2019 ligt deze taak nog bij DSW. Na deze overdracht is VWS volledig verantwoordelijk
voor het beheer. Daarmee nemen we ook in het proces van overdracht kleine en beheerste
stappen.
Binnen de tijdelijke beheerorganisatie wordt nauw samengewerkt door de verschillende
beheerpartijen (SVB, ICTU en ODC Noord), ieder vanuit zijn eigen taak. Het BIT spreekt
zijn twijfel uit over de wenselijkheid van het verdelen van taken over meerdere beheerpartijen.
Ik stel vast dat veel partijen een dergelijke keuze maken om zo te verzekeren dat
iedere beheerpartij zijn eigen expertise kan inzetten. Ik ben het eens met het BIT
dat, ook in de tijdelijke situatie, de sturing op het beheer op één plek samen moet
komen. Dat is in dit geval mijn ministerie. Op bestuurlijk niveau stemt VWS zaken
die betrekking hebben op beheer af met vertegenwoordigers van de gebruikers (VNG,
ZN, SVB, Per Saldo, BVKZ) en de uitvoerders (SVB, ICTU en ODC Noord) in een daartoe
in te richten stuurgroep.
4. Maak een plan voor de landelijke invoering
Ik deel het beeld van het BIT dat de invoering van het PGB2.0-systeem complex is.
Juist daarom is mijn uitgangspunt voor de landelijke invoering «zorgvuldigheid boven
snelheid». En daarom beproef ik de stabiliteit en functionaliteit van het systeem
eerst in de bovengenoemde pilot met de gemeente Westland en het zorgkantoor DSW. Deze
pilot geeft een eerste positief beeld10. Zoals ik u in mijn brief van 1 oktober heb geïnformeerd, werk ik toe naar een landelijke
uitrol. De komende periode wordt het PGB2.0-systeem doorontwikkeld en op basis van
de resultaten van diverse testen door partijen zal de pilot gevolgd worden door invoering
van het PGB2.0-systeem bij een aantal nieuwe gemeenten en/of zorgkantoren en hun budgethouders.
Deze volgende stap in de invoering zorgt er dan ook voor dat meer gebruikers het nieuwe
systeem kunnen gaan gebruiken. Daarnaast biedt het de mogelijkheid om de ontwikkelde
invoeringsaanpak te testen met de landelijke partijen (ZN, VNG en tijdelijk beheerorganisatie)
ter voorbereiding op een verdere brede landelijke invoering. Ik streef ernaar deze
volgende stap aan het eind van het eerste kwartaal 2019 te laten plaats vinden onder
de randvoorwaarde dat de overdrachtsfase van het Zorgdomein naar tevredenheid is afgerond,
de pilot na de overdracht stabiel functioneert en daarmee zorgvuldigheid geborgd is.
Daarna zal per kwartaal een groep verstrekkers (gemeenten/zorgkantoren) gebruik gaan
maken van het PGB2.0-systeem. De verwachting is dat ongeveer vijf tot zes kwartalen
nodig zijn om alle verstrekkers en daarmee alle budgethouders en zorgverleners gebruik
te laten maken van het systeem. Gedurende de invoering zal het PGB2.0-systeem continu
in ontwikkeling zijn en de verstrekkers en gebruikers steeds beter gaan ondersteunen.
Ik heb met partijen afgesproken dat de invoeringsstrategie beheerst en stapsgewijs
zal verlopen waarbij er wordt geleerd van elke stap die gezet wordt. Daartoe worden
ter ondersteuning van deze implementatiestappen bij gemeenten en zorgkantoren landelijke
projectorganisaties opgezet door VNG, SVB en ZN. Zo zetten we kleine stappen waarbij
we telkens de leerpunten meenemen als verbetering van de volgende stap.
Tot slot
Ik onderschrijf dat alle partijen willen dat PGB2.0 een succes wordt en daar werken
alle partijen dan ook hard aan. Er moet echter nog veel werk worden verzet. Met het
BIT ben ik dan ook van mening dat dit een complex traject is waarin verschillende
risico’s kunnen optreden. Om die reden kies ik voor overzichtelijke stappen waarbij
eventuele risico’s zoveel mogelijk worden gemitigeerd. Door deze stapsgewijze aanpak
verwacht ik goed invulling te kunnen geven aan het uitgangspunt «zorgvuldigheid boven
snelheid» waarmee we op een beheerste wijze tot de landelijke invoering komen.
Ik vertrouw erop dat ik in deze reactie transparant heb gemaakt hoe de verschillende
BIT-adviezen al worden meegenomen in de uitvoering van het programma PGB2.0. Op basis
van de huidige stand van zaken is mijn verwachting dat het PGB2.0-systeem succesvol
wordt ingevoerd. De eerste resultaten van de pilot ondersteunen dit dan ook. Ik zal
Uw Kamer opnieuw informeren over de voortgang als de volgende stap voor de invoering
aanstaande is.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge
Indieners
-
Indiener
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.