Brief regering : Geannoteerde agenda Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid (WSBVC) op 6 december 2018
21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Nr. 499 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 november 2018
Op 6 december aanstaande vindt de Raad WSBVC te Brussel plaats.
Hierbij zend ik u de geannoteerde agenda voor deze Raad toe.
Conform de vastgestelde afspraken1 informeer ik uw Kamer middels de Geannoteerde Agenda tevens over de voortgang van
                  de onderhandelingen inzake de onderhandelingen over de herziening van de Coördinatie
                  verordening Sociale Zekerheid, de onderhandelingen over het richtlijnvoorstel Evenwicht
                  tussen Werk en Privéleven en de onderhandelingen over het voorstel tot oprichting
                  van een Europese Arbeidsautoriteit. Ook informeer ik u met deze Geannoteerde Agenda
                  over het bereikte trilogenakkoord op de tweede batch met grenswaarden voor kankerverwekkende
                  stoffen in het kader van de aanpassing van de carcinogenenrichtlijn.
               
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
GEANNOTEERDE AGENDA RAAD WERKGELEGENHEID EN SOCIAAL BELEID (WSBVC) 6 DECEMBER 2018
               
Voortgangsrapportage Wijziging coördinatieverordening sociale zekerheidsstelsels
Op 20 november zal het Europees Parlement stemmen over haar positie ten aanzien van
                  dit voorstel. In de Raad hebben er op dit dossier geen noemenswaardige ontwikkelingen
                  voorgedaan sinds de kwartaalrapportage EU voorstellen welke uw Kamer begin november
                  ontving.2
Voortgangsrapportage Richtlijn betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven
                     voor ouders en mantelzorgers
Sinds 8 oktober zijn de triloogonderhandelingen tussen de Raad van Ministers, het
                  Europees Parlement en de Europese Commissie over het richtlijnvoorstel, gaande. Zoals
                  bekend lopen de standpunten van de drie onderhandelingspartijen sterk uiteen. Uitgangspunt
                  voor de Raad van Ministers in deze onderhandelingen is de algemene oriëntatie die
                  is bereikt op 21 juni 2018.3 Zoals bekend stemden Nederland en Denemarken niet in met de algemene oriëntatie,
                  Hongarije en Polen onthielden zich van stemming. Deze algemene oriëntatie geldt als
                  mandaat voor het Oostenrijkse voorzitterschap dat namens de Raad de onderhandelingen
                  voert.
               
Op 14 november jl. zijn de lidstaten overeengekomen om het Oostenrijks voorzitterschap
                  een ruimer mandaat te geven ten aanzien van de betaling van het vaderschapsverlof.
                  Een betaling tijdens het vaderschapsverlof op het niveau van wat men bij ziekte zou
                  krijgen zou dan voor de Raad van Ministers aanvaardbaar zijn. Nederland draagt conform
                  de motie Wiersma c.s. uit dat de richtlijn geen inbreuk mag plegen op de Nederlandse
                  sociale zekerheid, hetgeen o.a. impliceert dat de richtlijn geen betalingsvereisten
                  mag bevatten.4 Nederland zet ook in deze fase van de onderhandelingen in op een zo beperkt mogelijke
                  impact voor het Nederlandse stelsel. In de praktijk heeft dit nieuwe mandaat voor
                  Nederland geen gevolgen, omdat dit past binnen het betalingsvereiste van de WIEG.5 De lidstaten hebben op 14 november jl. tevens besloten om het mandaat (6 weken betaald
                  ouderschapsverlof waarbij de hoogte van de betaling wordt bepaald door de lidstaten)
                  ten aanzien van het ouderschapsverlof níet te verruimen. Daarnaast is besloten tot
                  een beperkte verruiming van het mandaat met betrekking tot zorgverlof. De Raad zou
                  kunnen instemmen met 5 dagen zorgverlof. In Nederland geldt kortdurend zorgverlof
                  voor 2 weken. Ook deze verruiming van het mandaat heeft geen gevolgen voor Nederland.
                  Aan de hand van dit mandaat zal er de komende periode verder onderhandeld worden.
               
Politiek akkoord tweede batch aanpassing carcinogenenrichtlijn
Tijdens de triloogonderhandelingen is overeenstemming bereikt over de tweede wijziging
                  van de carcinogenenrichtlijn (Richtlijn 2004/32/EG, 2e batch). Laatste struikelblok
                  werd gevormd door de wens van het Europees Parlement om een grenswaarde voor dieselmotoremissies
                  toe te voegen aan het voorstel. Nederland ondersteunde deze wens van het Europees
                  Parlement en heeft hier ook actief voor gepleit. In het huidige door de drie partijen
                  akkoord bevonden compromis is nu een grenswaarde vastgesteld op 0,05 mg/m3. Voor Nederland vormt dit een goede eerste stap. Op de langere termijn wordt wat
                  Nederland betreft onderhandeld over een verdere aanscherping van deze grenswaarde.
               
Er is een overgangstermijn met betrekking tot dieselmotoremissies overeengekomen voor
                  alle sectoren van 2 jaar en voor de tunnel- en mijnsector van 5 jaar. Voor Nederland
                  waren deze termijnen niet noodzakelijk, maar in het kader van het compromis is hiermee
                  ingestemd.
               
Naast de grenswaarde voor diesel voorziet het akkoord in het onder de werking van
                  de carcinogenenrichtlijn brengen van het proces waarbij sprake is van blootstelling
                  aan minerale oliën die gebruikt zijn in interne verbrandingsmotoren of die zijn gebruikt
                  om bewegende delen in motoren te smeren of af te koelen. Het omvat verder toevoeging
                  van 5 stoffen met grenswaarden. Aan deze stoffen wordt ook een huidnotatie6 toegevoegd. De grenswaarden voor deze stoffen zijn gebaseerd op opinies van het tripartiete
                  (sociale partners en overheden) Europese Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid
                  op de werkplek.
               
De vastgestelde grenswaarden zijn zogenaamde Binding Occupational Exposure Limits
                  (BOELs). Dat betekent dat lidstaten verplicht worden voor deze stoffen een grenswaarde
                  vast te stellen. De grenswaarde mag wel strenger, maar niet soepeler zijn dan de waarde
                  van de BOEL.
               
Door het akkoord wordt de bescherming van de gezondheid van werknemers verbeterd:
                  de blootstelling aan carcinogene stoffen op de werkplek vermindert. In de tweede plaats
                  wordt meer duidelijkheid verschaft aan werkgevers en werknemers en het Europese speelveld
                  voor het bedrijfsleven gelijker gemaakt.
               
Het politiek akkoord zal nu vervat worden in een definitieve tekst.
Agendapunt: Europese Arbeidsautoriteit
Doel Raadsbehandeling/soort agendapunt/procesbeschrijving/verwijzing naar EU-extranetnummer
Afhankelijk van de discussie op ambtelijk niveau wordt dit dossier geagendeerd als
                  een voortgangsrapportage of een algemene oriëntatie. Ik zal u gedurende het Algemeen
                  Overleg op 27 november aanstaande een laatste stand van zaken geven.
               
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
De bespreking bevinden zich in de fase waarin toegewerkt wordt naar een algemene oriëntatie
                     op ambtelijk niveau. De verwachting is dat deze op 6 december in de raad behaald zou
                     moeten kunnen worden, waarna de triloogfase met het Europees Parlement start.
                  
Daarnaast is het voorstel onderwerp van gesprek in een ambtelijke ELA adviesgroep.
                     De adviesgroep haalt ten behoeve van de verschillende taken van de ELA best practices op, zodat de ELA daarmee een vliegende start kan maken. De groep beperkt zich tot
                     het geven van adviezen aan de Commissie.
                  
Inhoud voorstel
De Europese Commissie heeft op 14 maart 2018 een voorstel tot oprichting van een Europese
                  Arbeidsautoriteit uitgebracht. De ELA beoogt een samenwerkingsverband te zijn van
                  de lidstaten, waarin de samenwerking op de handhavende activiteiten van de nationale
                  (arbeids)inspecties wordt gefaciliteerd. De Autoriteit richt zich op het brede terrein
                  van de Europese arbeidsmarkt en sociale politiek, specifiek gericht op grensoverschrijdende
                  aspecten zoals vrij verkeer en detachering van werknemers en mobiele dienstverlening.
                  De ELA zal een aantal bestaande platforms en comités gaan opnemen, wat de synergie
                  en bureaucratie kan verminderen.
               
De Arbeidsautoriteit heeft de volgende kenmerken en taken:
• Het ondersteunen van de lidstaten en de Commissie in zaken gerelateerd aan eerlijke
                        grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit en sociale zekerheid.
                     
• Het bevorderen van toegang voor individuele burgers en werkgever tot informatie over
                        hun rechten en plichten bij grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit;
                     
• Het ondersteunen van de samenwerking tussen lidstaten bij de grensoverschrijdende
                        handhaving van de Europese regels, en het faciliteren van gezamenlijke inspecties.
                     
• Het verrichten van risicoanalyses en capacity building van inspecties op grensoverschrijdend gebied, het verbeteren van informatiesystemen
                        en gegevensuitwisseling tussen nationale autoriteiten.
                     
• Het bemiddelen bij twistpunten tussen nationale autoriteiten, op vrijwillige basis.
Inzet Nederland
Nederland staat positief tegenover dit initiatief, aangezien het aansluit bij de inzet
                     van het kabinet in het Regeerakkoord, waarin het belang van goede internationale afspraken
                     over handhaving wordt benadrukt.
                  
Van een zelfstandige Europese structuur die samenwerking bij de handhaving van grensoverschrijdende
                     regelingen zal ondersteunen gaat een krachtig signaal uit dat fraudebestrijding serieus
                     wordt aangepakt.
                  
De inzet van nationale handhavende instellingen blijft een primaire bevoegdheid van
                  de lidstaten. Door de positionering van de Arbeidsautoriteit zal deze op grensoverschrijdende
                  arbeid meer kunnen bereiken dan nationale instanties apart. De Arbeidsautoriteit onderneemt
                  alleen acties op basis van verzoeken van één of meer lidstaten en de lidstaten zijn
                  niet verplicht daaraan mee te doen. Nederland heeft de subsidiariteit en proportionaliteit
                  van het voorstel positief beoordeeld.
               
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Op dit moment wordt nog op ambtelijk niveau onderhandeld over een algemene oriëntatie.
                     Alle lidstaten ondersteunen het voorstel op hoofdlijnen. Op onderdelen moet een compromis
                     gevonden worden, alvorens aan de triloogfase met het Europees Parlement begonnen kan
                     worden. Het lijkt erop dat op het niveau van de Raad geen wezenlijke wijzigingen ten
                     aanzien van het voorstel zullen worden aangebracht. Er zijn met name verduidelijkingen
                     aangebracht in artikelen die nog niet voldoende helderheid gaven. Verder is kritisch
                     gekeken naar de toegevoegde waarde van de verschillende aspecten van de toekomstige
                     ELA. Voor een aantal specifieke punten verwijs ik u naar de antwoorden op de gemaakte
                     informatieafspraken hieronder.
                  
Het Europees Parlement zal op 20 november stemmen over hun onderhandelingsmandaat.
                     De verwachting is dat ook het Europees Parlement geen ingrijpende voorstellen zal
                     doen die het karakter en doel van het voorstel zouden schaden. Dat geeft hoop op een
                     snelle afwikkeling van de triloogfase.
                  
Aanvullende informatie conform informatie afspraken
• Het mandaat en het takenpakket van de Europese Arbeidsautoriteit en het gewicht dat
                        de verschillende taken krijgen;
                     
• Het karakter van de Europese Arbeidsautoriteit als uitvoerend orgaan;
• In het kader van het takenpakket, de bevoegdheden die de Europese Arbeidsautoriteit
                        krijgt in relatie tot de lidstaten en hun nationale arbeidsinspecties;
                     
De meerderheid van lidstaten voorstander is van een focus van het agentschap op handhaving.
                        Daarbij is ook brede consensus dat eenduidige informatievoorziening richting werknemers
                        van belang is om mensen op de hoogte te stellen van hun rechten en plichten. Het karakter
                        van de ELA is uitvoerend en wordt een agentschap dat aan de behoeftes van lidstaten
                        moet gaan voldoen. Lidstaten zitten in het bestuur van het agentschap en zien toe
                        op het mandaat en het takenpakket van het agentschap.
                     
• Het budget en de stafcapaciteit van de Europese Arbeidsautoriteit;
Er is meer duidelijk geworden over de budgettaire invulling van de ELA. De Commissie
                        heeft aangegeven de middelen voor de ELA te vinden in de huidige begroting van het
                        Directoraat-Generaal voor Employment, waarbij het budget van de bestaande organen
                        die opgaan in de ELA ook zijn meegenomen. Dit is in lijn met de wens van het kabinet
                        dat het opzetten van het agentschap moet gebeuren door het gebruik van al bestaande
                        middelen.
                     
• De administratieve verplichtingen die voortvloeien uit invoering van de Europese Arbeidsautoriteit;
De inschatting is dat deze minimaal zullen zijn. De activiteiten van het agentschap
                        worden veelal uitgevoerd wanneer een lidstaat hierom vraagt. Vaak in het licht van
                        de noodzaak van betere handhaving. Dat betekent dat lidstaten zelf de administratieve
                        verplichtingen in de hand kunnen houden.
                     
Agendapunt: Voorstel voor het Europees Globaliseringsfonds (EGF)
Doel Raadsbehandeling/soort agendapunt/procesbeschrijving/verwijzing naar EU-extranetnummer
Aanhoren voortgangsrapportage/2018/0202 (COD)
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
De Raad zal kennis nemen van de voortgangsrapportage van het Oostenrijkse voorzitterschap.
                  Momenteel wordt het voorstel op ambtelijk niveau door de Raad besproken. De discussies
                  gaan met name over de uitbreiding van de doelstelling van het EGF, het verlagen van
                  de minimumdrempel van het aantal ontslagen en het beperkt houden van de administratieve
                  lasten van lidstaten.
               
Inhoud voorstel
De Europese Commissie heeft eind mei 2018 een voorstel uitgebracht voor het EGF voor
                  na 2021. Hoewel het EGF buiten de plafonds van het Meerjarig Financieel Kader (MFK)
                  staat, moet dit voorstel wel worden bezien in de context van de onderhandelingen over
                  een nieuw MFK. Het EGF is oorspronkelijk opgericht om de EU een instrument te verschaffen
                  om steun te verlenen aan werknemers die werkloos zijn geworden als gevolg van de door
                  de globalisering veroorzaakte grote structurele veranderingen en van wie gedwongen
                  ontslagen een significant negatief effect hebben op de regionale of lokale economie.
                  Deze doelstelling is, naar aanleiding van de financiële en economische crisis, vervolgens
                  uitgebreid met het verlenen van steun bij onverwachte crises die tot ernstige ontwrichting
                  van de lokale, regionale of nationale economie leiden. Voor de periode 2021–2027 stelt
                  de Commissie voor om deze doelstelling te verbreden naar het verlenen van steun wanneer
                  een herstructurering een zeer grote impact heeft. Tegelijkertijd stelt de Europese
                  Commissie voor om de minimumdrempel voor aanvragen te verlagen van 500 ontslagen werknemers
                  naar 250 ontslagen werknemers.
               
Inzet Nederland
Nederland zal de voortgangsrapportage aanhoren. In de ambtelijke onderhandelingen
                  heeft Nederland haar negatieve oordeel ten aanzien van de subsidiariteit van het voorstel
                  geuit. Ook heeft Nederland vragen gesteld ten aanzien van de verbreding van de doelstelling
                  en het verlagen van de minimumdrempel. Door het uitbreiden van de scope van het EGF
                  bestaat er veel overlap met het ESF+ en er bestaat al een uitzonderingsbepaling in
                  de huidige verordening waardoor aanvragen mogelijk zijn bij minder dan 500 ontslagen
                  werknemers als deze een grote impact op de regio hebben.
               
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Over het algemeen kan worden gesteld dat het merendeel van de lidstaten positief is
                  over de voorgestelde wijzigingen in het EGF. De lidstaten die, net als Nederland,
                  kritisch zijn, lijken op dit moment in de minderheid te zijn.
               
Agendapunt: Aanpassing van de Carcinogenenrichtlijn (derde batch met grenswaarden
                     voor kankerverwekkende stoffen)
Doel Raadsbehandeling/soort agendapunt/procesbeschrijving/verwijzing naar EU-extranetnummer
Algemene oriëntatie/voortgangsrapportage
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
In de Raad zal een algemene oriëntatie worden aangenomen over de derde uitbreidingsset
                  met grenswaarden voor stoffen in het kader van de Carcinogenenrichtlijn. Daarna zullen
                  de triloogonderhandelingen tussen Raad, Commissie en Europees Parlement van start
                  gaan.
               
Inhoud voorstel
Het doel van het wijzigingsvoorstel is tweeledig. In de eerste plaats wordt de blootstelling
                  aan carcinogene stoffen op de werkplek verminderd. In de tweede plaats geeft het voorstel
                  werkgevers meer duidelijkheid over veiligheidseisen ten aanzien van carcinogene stoffen
                  op de werkplek en leidt het tot een gelijker Europees speelveld voor het bedrijfsleven.
               
Het huidige voorstel omvat de toevoeging van vijf stoffen met grenswaarden en stelt
                  een huidnotatie vast voor 4,4»-methyleen-bis(2-chlooraniline («MOCA») en een notatie
                  voor sensibilisatie7 voor formaldehyde en beryllium. Voor cadmium en beryllium (alle sectoren) en arseen
                  in de kopersmeltsector worden overgangstermijnen voorgesteld van respectievelijk 7,
                  5 en 2 jaar.
               
Op dit moment vinden nog besprekingen plaats over de grenswaarde voor cadmium. Nederland
                  is met een groep andere lidstaten voorstander van het vaststellen van 2 grenswaarden
                  voor cadmium in plaats van 1. Dit is tevens conform het advies van het Europees Wetenschappelijk
                  Comité grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling aan chemische agentia (SCOEL)
                  en het Europees Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de werkplek.
               
Inzet Nederland
Nederland is voorstander van dit voorstel en heeft de afgelopen jaren, samen met andere
                  lidstaten en Nederlandse werkgevers- en werknemersvertegenwoordiging, herhaaldelijk
                  verzocht om een substantiële uitbreiding van het aantal stoffen met grenswaarden in
                  de richtlijn.
               
De inzet is, wat betreft cadmium, erop gericht om opties voor 2 grenswaarden vastgesteld
                  te krijgen met daarbij de nodige flexibiliteit in de implementatiewijze voor de lidstaten.
                  Er is echter een meerderheid van de lidstaten voor het huidige voorzitterschapsvoorstel
                  dat voorziet in 1 grenswaarde voor cadmium.
               
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Het voorstel voor 2 grenswaarden voor cadmium kan vooralsnog niet rekenen op een meerderheid
                  in de Raad. Het voorzitterschapsvoorstel wordt gesteund door een meerderheid van de
                  lidstaten.
               
Het Europees Parlement is voorstander van uitbreiding van het aantal stoffen met grenswaarden
                  in deze richtlijn. Ten aanzien van cadmium is haar positie vooralsnog onbekend.
               
Agendapunt: Richtlijn gelijke behandeling buiten arbeid
Doel Raadsbehandeling/soort agendapunt/procesbeschrijving/verwijzing naar EU-extranetnummer
Voortgangsrapportage/COM (2008) 426
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
De Raad zal kennis nemen van de voortgangsrapportage van het Oostenrijks voorzitterschap
                  over het voorstel. Om de richtlijn tot stand te brengen is unanimiteit vereist. Omdat
                  enkele lidstaten (principieel) tegen het richtlijnvoorstel zijn om redenen van subsidiariteit,
                  ligt het voorstel geblokkeerd. Tijdens het Oostenrijks voorzitterschap is er geen
                  verandering gekomen in de opstelling van betreffende lidstaten.
               
Inhoud voorstel
Op 2 juli 2008 heeft de Europese Commissie dit richtlijnvoorstel gepubliceerd voor
                  gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of levensovertuiging, handicap,
                  leeftijd of seksuele gerichtheid. De richtlijn is van toepassing buiten de arbeid.
                  Het voorstel schept een kader voor het verbod van discriminatie op de hierboven genoemde
                  gronden. Het vormt een aanvulling op het sinds 2000 bestaande communautaire rechtskader
                  dat discriminatie op grond van godsdienst of levensovertuiging, handicap, leeftijd
                  en seksuele gerichtheid verbiedt in arbeid, beroep en beroepsopleiding. Voor de gronden
                  ras en geslacht bestaat het communautair rechtskader voor zowel binnen als buiten
                  arbeid reeds sinds 2000, respectievelijk 2004. Het onderhavige richtlijnvoorstel wordt
                  dan ook beschouwd als het sluitstuk van de EU-gelijkebehandelingswetgeving. Het voorstel
                  bevat een verbod op discriminatie in zowel de overheidssector als in de particuliere
                  sector ten aanzien van sociale bescherming (met inbegrip van sociale zekerheid en
                  gezondheidszorg), sociale voordelen, onderwijs en toegang tot en het aanbod van goederen
                  en diensten die voor het publiek beschikbaar zijn, met inbegrip van huisvesting. Voor
                  privépersonen geldt de richtlijn uitsluitend voor zover zij een professionele of commerciële
                  activiteit uitoefenen.
               
Inzet Nederland
Nederland zal de voortgangsrapportage aanhoren. Nederland heeft een positieve grondhouding
                  ten aanzien van de totstandkoming van een richtlijnvoorstel op dit gebied. Nederland
                  hecht grote waarde aan de bescherming van fundamentele rechten, waaronder het recht
                  op gelijke behandeling. Het oorspronkelijke Commissievoorstel voor de richtlijn bevat
                  echter veel onduidelijkheden, met name met betrekking tot de reikwijdte, de terminologie
                  en de financiële en administratieve lasten. Nederland heeft sinds de ratificatie van
                  het VN-verdrag Handicap (UNCRPD) in 2016 nagenoeg alle onderwerpen van het richtlijnvoorstel
                  al op nationaal niveau geregeld. Nederland wil de richtlijn daarom zo veel mogelijk
                  laten aansluiten op de nationale beleidskeuzen en, daar waar dat niet mogelijk is,
                  voldoende ruimte creëren voor lidstaten om eigen afwegingen te maken bij de wijze
                  waarop de verplichtingen uit de richtlijn worden geïmplementeerd. Daarbij is in het
                  bijzonder een juiste verhouding tussen de verplichtingen uit het richtlijnvoorstel
                  en het VN-Verdrag Handicap (UNCRPD) voor Nederland van belang. Voorts pleit Nederland
                  voor een expliciete en duidelijke afbakening van de werkingssfeer van de richtlijn
                  met inachtneming van de bevoegdheidsverdeling tussen de lidstaten en de EU, alsmede
                  voor een verduidelijking van de gehanteerde terminologie en de financiële en administratieve
                  impact.
               
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Verschillende lidstaten hebben bezwaren tegen het voorstel vanwege de subsidiariteit.
                  Omdat voor het voorstel unanimiteit van de Raad is vereist, kan het voorstel niet
                  worden aangenomen. De meerderheid van het Europees Parlement is voorstander van de
                  richtlijn en heeft de Raad in 2015 opgeroepen voortgang te boeken op dit dossier.
               
Agendapunt: Europees Semester 2019
De stukken ten aanzien van het Europees Semester 2019 zijn ten tijde van het schrijven
                  van deze geannoteerde agenda nog niet verspreid, derhalve kan er niet op worden gereflecteerd.
               
Agendapunt: Raadsaanbeveling «Toegang tot sociale bescherming voor werknemers en zelfstandigen»
Doel Raadsbehandeling/soort agendapunt/procesbeschrijving/verwijzing naar EU-extranetnummer
Politieke overeenstemming/EU-extranetnummer 13705/18
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
De Raad zal streven naar het aannemen van de aanbeveling op basis van unanimiteit.
De Europese Commissie heeft op 13 maart 2018 een voorstel gedaan voor een Raadsaanbeveling
                  «Toegang tot sociale bescherming voor werknemers en zelfstandigen». De aanbeveling
                  is onder Oostenrijks voorzitterschap besproken op ambtelijk niveau. De onderhandelingen
                  zijn ingewikkeld en lijken in een impasse te zitten omdat lidstaten zeer verschillende
                  sociale zekerheidsstelsels hebben en van daaruit onderhandelen. Het Oostenrijks voorzitterschap
                  heeft ervoor gekozen om de aanbeveling te agenderen voor deze Raad ten einde tot een
                  doorbraak te komen. Tot de Raad zal er op ambtelijk niveau worden door onderhandeld.
               
Inhoud voorstel
Het voorstel voor de Raadsaanbeveling heeft als doel naast werknemers ook alle zelfstandigen
                  en niet-standaard werknemers8 te beschermen die, vanwege hun contract of arbeidsmarktstatus, niet voldoende beschermd
                  zijn door socialezekerheidsregelingen. Het gaat hierbij om bescherming m.b.t. werkloosheid,
                  ziekte, moederschap of vaderschap, arbeidsongevallen en beroepsziekten, invaliditeit
                  en ouderdom.
               
Het voorstel roept lidstaten op om zeker te stellen dat minimumnormen worden vastgesteld
                  voor deze groepen en wil daarmee het volgende waarborgen voor werknemers en zelfstandigen:
                  formele dekking van sociale bescherming; effectieve dekking, adequaatheid en overdraagbaarheid
                  van sociale bescherming; transparantie van rechten op sociale bescherming. Een Raadsaanbeveling
                  is een niet-bindende gezamenlijke verklaring van de Raad.
               
Inzet Nederland
Nederland is kritisch over het voorstel. Onder andere omdat het voorstel volgens Nederland
                  verder gaat dan noodzakelijk en lidstaten onvoldoende ruimte geeft om zaken zo te
                  regelen dat het voor hen het beste past. Daarbij betwijfelt Nederland of het voorstel
                  niet in gaat tegen Artikel 153 (4) VWEU waarin staat dat het recht van de lidstaten
                  om fundamentele beginselen van hun sociale zekerheidsstelsel vast te stellen, onverlet
                  wordt gelaten.
               
Zo kent Nederland de regeling dienstverlening aan huis. Mensen die werken onder deze
                  regeling vallen niet onder de werknemersverzekeringen. Nederland zet daarom in op
                  aanpassing van het artikel waarin staat dat alle werkenden toegang zouden moeten krijgen
                  tot bepaalde verzekeringen. Daarnaast heeft Nederland geen verplichte verzekeringen
                  voor zelfstandigen. Nederland heeft de verantwoordelijkheid voor het regelen van aanvullende
                  sociale bescherming (dus naast de Volksverzekeringen en Bijstand) bij zelfstandigen
                  zelf neergelegd.
               
Ook heeft Nederland problemen met de eisen in het voorstel rondom het behoud, de accumulatie
                  en de overdraagbaarheid van rechten. Dit heeft voornamelijk te maken met het onderscheid
                  in Nederland tussen werknemers en zelfstandigen, maar ook met het feit dat pensioen
                  niet overdraagbaar is van de tweede naar de derde pijler en vice versa.
               
In de onderhandelingen heeft Nederland bovenstaande bezwaren ingebracht en zal dat
                  in de aanloop naar de Raad blijven doen.
               
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Het krachtenveld is verdeeld. Belangrijkste reden is dat lidstaten verschillende sociale
                  zekerheidssystemen hebben en daarmee andere posities in de discussie. Een deel van
                  de lidstaten is zeer tevreden met dit voorstel en wil zoveel mogelijk ambitie. Een
                  ander deel van de lidstaten is kritischer en vindt het voorstel juist te ambitieus.
                  Op verschillende onderdelen van de aanbeveling hebben zich verschillende coalities
                  van lidstaten gevormd.
               
Agendapunt: Raadsconclusies «gender, jeugd en digitalisering»
Doel Raadsbehandeling/soort agendapunt/procesbeschrijving/verwijzing naar EU-extranetnummer
Aanname van Raadsconclusies/13859/18
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
Tijdens de Raad zullen naar verwachting Raadsconclusies worden aangenomen over de
                  relatie tussen gender, jeugd en digitalisering9 naar aanleiding van een rapport van EIGE, het Europese Instituut voor Gendergelijkheid.
               
Inhoud voorstel
In de Trio Presidency Declararation van Estland, Bulgarije en Oostenrijk is gendergelijkheid binnen alle beleidsterreinen
                  als prioriteit benoemd. Op verzoek van het Oostenrijks voorzitterschap heeft EIGE
                  een rapport uitgebracht over gendergelijkheid, jeugd en de kansen en risico’s van
                  digitalisering.
               
In de concept-Raadsconclusies is opgenomen dat digitalisering geen genderneutraal
                  proces is en dat, hoewel digitalisering veel kansen brengt, het ook risico’s voor
                  de jeugd met zich mee brengt, met name voor meisjes. Digitalisering kan genderongelijkheid
                  en stereotypen bestendigen. Daarnaast hebben meisjes en jonge vrouwen de neiging om
                  minder vertrouwen in hun digitale vaardigheden te hebben wat het minder waarschijnlijk
                  maakt dat ze voor een digitale baan kiezen. De concept-Raadsconclusies roepen, onder
                  andere, op tot het ondersteunen van een inclusieve, veilige en niet-discriminerende
                  online omgeving voor iedereen door het bevorderen van digitale competenties van de
                  jeugd, met name kwetsbare jongeren.
               
Inzet Nederland
Nederland kan instemmen met de ontwerp Raadsconclusies. Nederland vindt het positief
                  dat de concept-Raadsconclusies expliciet spreken over de rol van NGO’s en het maatschappelijk
                  middenveld, dat aandacht voor LGTBIQ specifiek wordt benoemd en het belang van een
                  intersectorale aanpak wordt benadrukt.
               
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
De concept-Raadsconclusies worden door een meerderheid van de lidstaten positief ontvangen
                  en zullen naar verwachting worden aangenomen. Enkele lidstaten hebben nog bezwaren
                  tegen de concept-Raadsconclusies, over deze bezwaren zal komende periode worden gesproken.
               
Indieners
- 
              
                  Indiener
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.