Brief regering : Toezeggingen tijdens het algemeen overleg over het auteursrecht van 4 oktober 2018
29 838 Auteursrechtbeleid
Nr. 96
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 november 2018
Tijdens het algemeen overleg over het auteursrecht van 4 oktober jl. (Kamerstuk 29 838, nr. 95) heb ik toegezegd dat uw Kamer schriftelijk geïnformeerd wordt over:
1. De verdeling van bevoegdheden met betrekking tot het auteursrecht tussen de Minister
voor Rechtsbescherming, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, alsmede
de Minister van Economische Zaken en Klimaat;
2. De mogelijkheden van collectief onderhandelen in de Wet auteurscontractenrecht, inclusief
de reactie op de motie-Ellemeet/Asscher,1 de uitspraken van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hierover en het
mededingingsrecht in het algemeen;
3. De afspraken tussen collectieve beheersorganisaties en producenten over de billijke
vergoeding voor video on demand-exploitatie van filmwerken, alsook de eventuele verhouding
met afspraken tussen collectieve beheersorganisaties en producenten met grote technologiebedrijven,
zoals Google en Facebook (artikel 13 richtlijnvoorstel Auteursrechten in de digitale
eengemaakte markt);
4. Het overleg met de Kamer van Koophandel over het verstrekken van informatie aan ondernemers
over auteursrechtvergoedingen en eventuele kortingen daarop.
Met deze brief voldoe ik aan deze toezeggingen. Daarnaast kan ik u na overleg met
de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media melden dat hij uw Kamer nader
zal informeren over zijn overleg met de publieke omroepen en NDP Nieuwsmedia, de brancheorganisatie
voor nieuwsbedrijven, over de aansluiting bij de geschillencommissie auteurscontractenrecht.
1. Verdeling bevoegdheden
Uw Kamer heeft verzocht om uiteen te zetten hoe de bevoegdheden met betrekking tot
het auteursrecht zijn verdeeld. De Minister voor Rechtsbescherming is primair verantwoordelijk
voor het algemene civiele recht, waaronder het auteursrecht, dat de verhouding tussen
private partijen regelt. Het auteursrecht is een deelgebied van het intellectueel
eigendomsrecht2 (hierna IE-recht). De Minister voor Rechtsbescherming is ook eerstverantwoordelijke
voor een aantal andere IE-rechten zoals de naburige rechten3 en het databankenrecht. Op basis van het auteursrecht kan de maker van een werk van
letterkunde, wetenschap of kunst vergoedingen vragen voor het gebruik van de door
hem vervaardigde werken. De maker kan zijn rechten individueel uitoefenen. Hij kan
ook anderen daartoe in de gelegenheid stellen door zijn rechten geheel of gedeeltelijk
over te dragen of door het verstrekken van een al dan niet exclusieve licentie. De
Auteurswet bevat tal van bijzondere regels die dit mogelijk maken en die daarbij aanhaken
bij en voortbouwen op algemene leerstukken uit het Burgerlijk Wetboek (overeenkomstenrecht
en aansprakelijkheidsrecht) en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (procederen
bij de civiele rechter).
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is primair verantwoordelijk voor
het cultuurbeleid in brede zin, waaronder de arbeidsmarktpositie van kunstenaars en
andere zelfstandigen in de creatieve sector. Het auteursrecht is voor deze makers
een belangrijke inkomstenbron. De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en
Media is primair verantwoordelijk voor het mediabeleid, met inbegrip van het publieke
omroepbestel. De Minister voor Economische Zaken en Klimaat is primair verantwoordelijk
voor het economisch beleid en een goede marktordening in algemene zin, onder meer
via de mededingingsregelgeving. Daarnaast is dit ministerie verantwoordelijk voor
een aantal andere IE-rechten, waaronder octrooien, merken en modellen.
Veel auteursrechtelijke onderwerpen raken ook aan de beleidsterreinen waarvoor de
laatstgenoemde Ministers verantwoordelijkheid dragen. Het ontwikkelen en implementeren
van het beleid en het uitvaardigen van wet- en regelgeving wordt daarom interdepartementaal
afgestemd.
2. Mogelijkheden voor collectief onderhandelen
Uw Kamer heeft verzocht om nader geïnformeerd te worden over de mogelijkheden van
collectief onderhandelen in de Wet auteurscontractenrecht. Hierbij heeft uw Kamer
verzocht om ook nader in te gaan op de motie Ellemeet/Asscher, de uitspraken van de
Minister voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over die motie en het mededingingsrecht
in het algemeen. Ik maak daarnaast van de gelegenheid gebruik om uw Kamer te informeren
over een voor collectieve onderhandelingsmogelijkheden relevante ontwikkeling in de
lopende triloog betreffende het richtlijnvoorstel «Auteursrechten in de digitale eengemaakte
markt».
Collectief onderhandelen in de Wet auteurscontractenrecht
Op grond van artikel 25c van de Auteurswet (Aw) kan de Minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap, gelet op haar verantwoordelijkheid voor de arbeidsmarktpositie van
makers, voor een bepaalde periode en voor een specifieke branche een billijke vergoeding
vaststellen voor het verlenen van exploitatiebevoegdheid door de maker aan een exploitant.
Die Minister kan uitsluitend tot vaststelling van een billijke vergoeding overgaan
op gezamenlijk verzoek van een vereniging van makers en een vereniging van exploitanten.
Alvorens tot vaststelling over te gaan overlegt de Minister van OCW met de Minister
voor Rechtsbescherming en wint hij advies in bij de Raad voor Cultuur.4 Het besluit tot vaststelling van een billijke vergoeding moet het algemeen belang
dienen.
Om tot een gezamenlijk gedragen advies te kunnen komen, zullen verenigingen van makers
en exploitanten met elkaar moeten onderhandelen. Dergelijke collectieve onderhandelingen
over de hoogte van de te adviseren vergoeding zijn in het kader van artikel 25c Aw
toegestaan. Let wel, indien het nadien niet tot een vaststelling door de Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap komt (met andere woorden indien het niet tot
een overheidsbesluit komt), zal het door makers collectief hanteren van de door hen
geadviseerde billijke vergoeding neerkomen op een ongeoorloofde beperking van de mededinging.
Alleen als er op grond van het algemeen belang door de overheid wordt ingegrepen in
de prijsvorming, komt het niet tot een inbreuk op het mededingingsrecht. Volledigheidshalve
zij nog opgemerkt dat de in het overheidsbesluit vastgestelde billijke vergoeding
onverlet laat dat partijen in de individuele exploitatie-overeenkomst een hogere vergoeding
met elkaar kunnen overeenkomen.
Motie Ellemeet/Asscher, uitspraken van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
en het mededingingsrecht in het algemeen
De Tweede Kamer heeft met de motie Ellemeet/Asscher de Minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap verzocht om «in overleg met de sector te treden om op korte termijn
en in lijn met het advies Passie gewaardeerd van de SER en de Raad voor Cultuur, experimenteerruimte
te creëren voor zzp'ers die werkzaam in de culturele en creatieve sector om collectief
te kunnen onderhandelen». In reactie op die motie heeft de Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap gemeld dat naar aanleiding van een eerdere motie van de leden
Monasch en Van Dijk5 al was verkend op welke wijze experimenteerruimte tot stand zou kunnen worden gebracht.
Voor een overzicht van de ruimte die het mededingingsrecht biedt voor collectieve
onderhandelingen in de creatieve sector, verwijs ik naar de brief met bijlage van
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 1 maart 2017 die in reactie
op de motie Monasch en Van Dijk is opgesteld6. Uit de brief blijkt dat de ruimte die de (Europese) mededingingsregelgeving biedt
voor collectieve onderhandelingen beperkt is.
Naar aanleiding van de motie Ellemeet/Asscher beziet OCW of, op andere wijze, bijvoorbeeld
buiten het mededingingsrecht om, de noodzakelijk experimenteerruimte kan worden gecreëerd
voor zzp’ers in de culturele en creatieve sector om collectief te kunnen onderhandelen.
In de voortgangsbrief van 19 oktober jl. heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap uw Kamer hierover laten weten dat ze inmiddels de daarvoor bestaande
mogelijkheden heeft verkend en dat de verschillende mogelijkheden in overleg met het
veld nader worden onderzocht. De Minister van OCW heeft toegezegd uw Kamer in het
voorjaar van 2019 nader over de zienswijze van het veld te informeren.7
Het richtlijnvoorstel Auteursrechten in de digitale eengemaakte markt
Tijdens het algemeen overleg heb ik reeds gemeld dat het Europees Parlement op 12 september
jl. een standpunt heeft bepaald met betrekking tot het richtlijnvoorstel «Auteursrechten
in de digitale eengemaakte markt». Het Europees Parlement heeft daarin een nieuw artikel
14 minus voorgesteld dat onder andere bepaalt dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat makers
een eerlijke en proportionele vergoeding ontvangen voor de exploitatie van hun werken,
respectievelijk uitvoeringen. Dit kan, aldus het Europees Parlement, onder andere
worden bereikt door makers en exploitanten daarover collectieve afspraken te laten
maken. Nederland vindt dit een interessant voorstel en wil het onderwerp in de Raad
vanuit een positieve grondhouding benaderen. De Auteurswet voorziet reeds in een aanspraak
op een billijke vergoeding voor makers. Het expliciet mogelijk maken van collectieve
onderhandelen daarover is nieuw. In de voorbereiding van de triloog met het Europees
Parlement zal blijken hoe de Europese Commissie en de andere lidstaten tegen het voorstel
aankijken. Bij de evaluatie van de Wet auteurscontractenrecht die volgend jaar zal
worden aanbesteed, zal rekening worden gehouden met de Europese ontwikkelingen op
dit punt.
3. Afspraken inzake video on demand-exploitatie
Uw Kamer heeft verzocht te worden geïnformeerd over de afspraken tussen collectieve
beheersorganisaties en producenten over de billijke vergoeding voor video on demand-exploitatie8 (hierna VOD-exploitatie) en daarbij in te gaan op de eventuele verhouding met artikel
13 van het richtlijnvoorstel «Auteursrechten in de digitale eengemaakte markt».
Het wettelijk kader voor filmauteurscontractenrecht
Artikel 45d, eerste lid, van de Auteurswet bepaalt, kort gezegd, dat makers van een
filmwerk worden geacht aan de filmproducent het recht overgedragen te hebben om het
filmwerk op de in de wet opgenomen wijzen te exploiteren, tenzij de makers en de producent
schriftelijk anders zijn overeengekomen. De filmproducent is aan de filmmakers voor
de overdracht van deze exploitatierechten een niet voor afstand vatbare billijke vergoeding
verschuldigd. Artikel 45d, tweede lid, van de Auteurswet bepaalt in aanvulling daarop
dat een ieder die het filmwerk uitzendt of doet uitzenden of op enige andere wijze
mededeelt aan het publiek (met uitzondering van de VOD-exploitatie), aan de hoofdregisseur
en de scenarioschrijver van het filmwerk die deze rechten aan de producent heeft overgedragen
een niet voor afstand vatbare proportionele billijke vergoeding is verschuldigd. Hieruit
volgt dat VOD-exploitatie dus van verplicht collectief beheer is uitgezonderd. Bij
de parlementaire behandeling van artikel 45d Aw is aan de orde gekomen dat partijen
hebben aangegeven op contractuele basis collectief beheer in te zullen voeren voor
de vergoeding voor VOD-exploitatie. Artikel 45d Auteurswet is in de Wet op de naburige
rechten van overeenkomstige toepassing verklaard op uitvoerende kunstenaars/filmacteurs
waarbij artikel 45d lid 2 Aw geldt voor uitvoerende kunstenaars/ filmacteurs die een
hoofdrol vertolken.
Vrijwillig collectief beheer voor video on demand-exploitatie
Uw Kamer heeft verzocht om nadere informatie over de afspraken die producenten en
collectieve beheersorganisaties hebben gemaakt over een billijke vergoeding voor de
VOD-exploitatie van Nederlandse filmwerken. Die afspraken zijn gemaakt door enerzijds
de collectieve beheersorganisaties (cbo’s) binnen het Portal Audiovisuele Makers (PAM),
een samenwerkingsverband van de beroepsverenigingen en cbo’s van scenarioschrijvers
(respectievelijk Netwerk Scenarioschrijvers en de cbo Lira), regisseurs (Dutch Directors
Guild en de cbo Vevam) en acteurs (ACT Acteursbelangen en de cbo Norma) en anderzijds,
het Rechtenoverleg voor Distributie van Audiovisuele Producties (Rodap), een samenwerkingsverband
van film- en televisieproducenten en publieke en commerciële omroepen en (kabel)distributeurs.
Uit navraag bij PAM en Rodap blijkt dat de vrijwillig collectief beheer-afspraken
per 1 januari 2017 van toepassing zijn. De maker en de bij Rodap aangesloten producent
komen sindsdien in de opdrachtovereenkomst (de overeenkomst die de maker en de producent
komen voorafgaand aan het vervaardigen van het scenario of het film- of televisiewerk)
overeen dat de collectieve beheersorganisatie van de betrokken scenarioschrijver,
hoofdregisseur of hoofdrolacteur, de proportionele billijke vergoeding voor de VOD-exploitatie
van het filmwerk rechtstreeks mag innen bij een VOD-exploitant in Nederland. Een VOD-exploitant
heeft toestemming van de producent nodig voor de VOD-exploitatie. De producent zal
deze toestemming aan de VOD-exploitant verlenen op voorwaarde dat de makerscbo’s een
billijke vergoeding mogen innen (het cbo-derdenbeding). Als de producent een licentie
voor VOD-exploitatie verleent of de VOD exploitatierechten overdraagt aan een derde
en daarbij geen cbo-derdenbeding opneemt, dan wordt de eerdere overdracht door de
maker aan de producent van dit recht tot exploitatie ontbonden. De producent kan dan
voor dat specifieke film- of televisiewerk de VOD-exploitant het recht tot VOD-exploitatie
rechtens niet meer verlenen.
De afspraken over vrijwillig collectief beheer voor de VOD-exploitatie lopen tot 1 januari
2020. Voor film- en televisiewerken waarvoor makers en producenten in de opdrachtovereenkomst
in de periode van 1 januari 2017-1 januari 2020 het derdenbeding zijn overeengekomen,
is de collectief beheerde billijke vergoeding voor VOD-exploitatie echter verschuldigd
voor de duur van het auteursrecht dat op dat filmwerk rust. Omdat deze opdrachtovereenkomsten
met derdenbeding voorafgaand aan het vervaardigen van het filmwerk worden gesloten,
duurt het in de regel enige tijd voordat het filmwerk via VOD wordt geëxploiteerd
(en het dus tot een daarvoor verschuldigde vergoeding komt). PAM geeft aan dat de
uitvoering van de afspraken bij de niet bij Rodap aangesloten exploitanten tot nu
toe moeizaam verloopt. Deze niet-Rodap-exploitanten stellen zich volgens PAM op het
standpunt dat zij niet zonder meer kunnen worden gehouden aan de afspraken die PAM
met Rodap heeft gemaakt en de uitkomst van de arbitrage tussen die partijen. Volgens
Rodap worden er op dit moment nog niet zo veel filmwerken geëxploiteerd waarvoor het
derdenbeding geldt. Partijen zullen de afspraken inzake vrijwillig collectief beheer
evalueren. Bij het aanstaande evaluatieonderzoek van de Wet auteurscontractenrecht
zal zo mogelijk de uitkomst van deze partijevaluatie, alsmede de eventuele afspraken
die worden gemaakt voor de periode na 2019, worden meegenomen.
Artikel 13 van het richtlijnvoorstel «Auteursrechten in de digitale eengemaakte markt»
Dit artikel gaat over iets anders. Bij VOD-exploitatie als hiervoor bedoeld wordt
het aanbod van de on demand te bekijken content bepaald door de aanbieder, zoals Netflix.
De gebruikers van Netflix kunnen enkel bepalen op welk moment zij deze content bekijken.
Bij de internetplatforms waar artikel 13 van het richtlijnvoorstel op ziet, zijn het
de gebruikers van het platform, zoals Facebook of Youtube, die bepalen welke content
wordt gedeeld. Het platform zelf heeft daar (althans vooraf) geen invloed op.
4. Overleg met de Kamer van Koophandel
Uw Kamer heeft verzocht om nadere informatie over het overleg met de Kamer van Koophandel
over het verstrekken van informatie aan ondernemers betreffende auteursrechtvergoedingen
en eventuele kortingen daarop.
Op de website ondernemersplein.nl is informatie over de verschuldigde vergoedingen
voor gebruik van beschermde werken en ander materiaal te vinden. Daar wordt onder
meer verwezen naar de wegwijzer voor ondernemers van VOI©E, de brancheorganisatie
voor collectieve beheersorganisaties, met de infographic «Alles wat u moet weten over
het gebruik van muziek, beeld en tekst in uw bedrijf». Deze folder is onder auspiciën
van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat opgesteld door VOI©E en de sector
winkelambacht. Ook wordt hier verwezen naar de informatieve site www.muziekwerkt.nl, www.mijnlicentie.nl en naar de webpagina's van betrokken collectieve beheersorganisaties. De Kamer van
Koophandel verstrekt bij inschrijving aan (horeca)-ondernemers een welkomstpakket.
Een vast onderdeel daarvan is een checklist voor het controleren of je als startende
ondernemer overal aan hebt gedacht. De checklist bevat een hoofdstuk verplichtingen
in specifieke branches, waaronder licenties voor het gebruik van muziek. De Kamer
van Koophandel wijst er op dat het informeren van ondernemers ook een taak is van
de collectieve beheersorganisaties. VOI©E meldt dat collectieve beheersorganisaties
dit al sinds jaar en dag doen via mailings en doordat hun buitendienst contact opneemt
met bepaalde ondernemers die zich inschrijven bij de Kamer voor Koophandel. Daarnaast
is het aan de brancheorganisaties die een collectief contract hebben om hun leden
over deze contracten en de mogelijke kortingsregelingen te informeren. Brancheorganisaties
doen dit ook al via ledenberichten etc. Ten slotte zijn collectieve beheersorganisaties
op grond van artikel 2p, eerste lid, onderdeel c, van de Wet toezicht collectieve
beheersorganisaties verplicht om hun standaard-licentieovereenkomsten en hun toepasselijke
tarieven, inclusief mogelijke kortingen, openbaar te maken op hun website. Het College
van Toezicht Auteursrechten ziet hier op toe.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming