Brief regering : Mediabegroting 2019
35 000 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2019
Nr. 91
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 november 2018
Deze brief bevat de nadere uitwerking van en aanvulling op artikel 15 (Media) uit
de Rijksbegroting 2019 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna:
OCW) (Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 1). Dit is de basis voor het debat met uw Kamer over de budgetten voor 2019 van de
instellingen die taken uitvoeren die in de Mediawet 2008 zijn vastgelegd. Deze brief
bevat daarnaast een verslag van de activiteiten in het kader van versterking van de
Nederlandse mediasector en een voorstel voor de route naar een toekomstbestendig publiek
omroepbestel.
In de vorige mediabegrotingsbrief is het belang geschetst van een goede, pluriforme
en betrouwbare informatievoorziening voor het functioneren van onze democratische
samenleving en de rol van de publieke omroep daarin (Kamerstuk 34 775 VIII, nr. 31). Dit kabinet staat voor een sterke publieke omroep die alle groepen binnen onze
samenleving aanspreekt en bereikt. Helaas is de financiële situatie rond de publieke
omroep sinds vorig jaar niet verbeterd. Ik zie mij dan ook genoodzaakt het minimumbudget
voor de publieke omroep voor 2019 te verlagen naar EUR 740 mln zoals aangekondigd.
Het kabinet is echter bereid om maximaal EUR 40 mln extra voor 2019 vrij te maken,
mits er een gedegen plan van de NPO is. Dat plan is er en voldoet aan de verwachtingen
die in de motie Pechtold zijn verwoord (Kamerstuk 35 000, nr. 17). Het plan biedt daarmee de basis om het bedrag beschikbaar te stellen. In hoofdstuk
2 wordt uw Kamer nader geïnformeerd over het plan en de inzet van de extra middelen.
De begrotingstechnische verwerking wordt in hoofdstuk 5 toegelicht.
Na een introductie wordt in hoofdstuk 1 de stand van zaken gegeven over de route naar
een toekomstbestendig publiek omroepbestel, over de gesprekken met een breed scala
aan partijen in de mediasector over een strategische agenda voor de toekomst voor
de media in Nederland en over versterking van de journalistiek. Hoofdstuk 2 is een
beleidsmatig deel over de landelijke publieke omroep naar aanleiding van onder meer
de ingediende Meerjarenbegroting 2019 en de Terugblik over 20171. De regionale publieke omroep komt in hoofdstuk 3 aan de orde. Hoofdstuk 4 gaat over
de lokale publieke omroep. Hoofdstuk 5 bevat het financieel kader voor de uitgaven
van de mediabegroting en de verdeling van de budgetten. Dit hoofdstuk vormt het financiële
hart van de deze brief. Hoofdstuk 6 tenslotte bevat enkele overige onderwerpen.
In de afgelopen periode zijn er vele toezeggingen aan uw Kamer gedaan. Deze zullen
inhoudelijk dan wel procedureel in deze brief aan de orde komen.
Introductie
Media – of dat nu publieke of commerciële zijn – vervullen een publieke functie: het
informeren van burgers zodat die in staat zijn hun mening te vormen, kennis te nemen
van ontwikkelingen en de wereld om hen heen en actief deel te nemen aan het maatschappelijke
leven. Het is de taak van de overheid om actief de aanwezigheid van een pluriform,
onafhankelijk en hoogwaardig media-aanbod dat toegankelijk is voor iedereen te waarborgen.
Economische, technische en sociaal-culturele ontwikkelingen bieden ongekende kansen
op wereldschaal voor verspreiding van en toegang tot een oneindige hoeveelheid informatie.
De wenselijkheid van overheidsbeleid en -optreden is met het verdwijnen van schaarste
aan communicatiemiddelen en media-aanbod echter niet verdwenen. De genoemde ontwikkelingen
hebben namelijk hun schaduwzijden doordat zij ook mogelijkheden bieden voor manipulatie,
desinformatie, destabilisatie, verdeeldheid en ontwrichting van samenlevingen. Daarnaast
dreigt media-aanbod over onze eigen Nederlandse maatschappelijke en sociaal-culturele
diversiteit steeds minder zichtbaar te worden in het grote internationale aanbod.
Het kabinetsbeleid is gericht op het waarborgen van een onafhankelijk en pluriform
Nederlands media-aanbod, het bevorderen van gunstige voorwaarden voor blijvende investeringen
in de productie van Nederlandse content en het scheppen van een goed en veilig klimaat
voor betrouwbare en onafhankelijke journalistiek.
In het verslag van het schriftelijk overleg brieven media en journalistiek (Kamerstuk
32 827, nr. 131) en tijdens het algemeen overleg met uw kamer op 6 september 2018 (Kamerstuk 32 827, nr. 144) is geschetst dat het kabinet daaraan wil werken volgens de volgende lijnen:
– de komende maanden worden benut voor het opstellen van een visie op de toekomst van
de publieke omroep voor de langere termijn, met als doel een sterke pluriforme publieke
omroep te behouden met een kwalitatief, pluriform, inclusief media-aanbod. Een visie
die moet uitmonden in veranderingen per 1 januari 2021 (start nieuwe erkenningperiode).
– met betrokken publieke en private partijen wordt gewerkt aan versterking van de mediasector
voor de toekomst, allereerst door het vaststellen van een strategische agenda, gevolgd
door het vaststellen van ambities, doelen en werkafspraken.
– in het regeerakkoord is structureel EUR 5 mln vrijgemaakt voor de bevordering van
onderzoeksjournalistiek, waarbij het geld vooral op regionaal en lokaal niveau terechtkomt.
Op deze lijnen kom ik hierna terug.
Hoofdstuk 1. Ontwikkelingen mediabeleid
1.1. Toekomst publieke omroep
1.1.1. De publieke functie van media en de functie van publieke media
Het overheidsbeleid ten aanzien van het bevorderen van een pluriforme en onafhankelijke
informatievoorziening wordt al decennia gekenmerkt door het regelen en financieren
van een publieke omroepvoorziening. Hiermee is beslist niet gezegd dat commerciële
media geen bijdrage kunnen leveren aan een pluriform media-aanbod. In ons land bieden
commerciële mediabedrijven nieuws en informatie aan, investeren zij in vernieuwende
formats en dragen zij bij aan de Nederlandse productiesector. Door wereldwijde technologische
ontwikkelingen en grensoverschrijdende informatiestromen zijn er, naast publieke,
vele commerciële informatiebronnen beschikbaar, die de keuzemogelijkheden van de burger
enorm hebben vergroot. Voor velen, met name jongere generaties, zijn zij aantrekkelijke
alternatieve bronnen van informatie. Media-aanbod dat divers en gevarieerd van inhoud
is, dat zich ook richt op specifieke en kleinere doelgroepen en waarin naast informatie
en amusement ook cultuur en educatie goed vertegenwoordigd zijn, blijft echter schaars
vanwege hoge kosten voor audiovisuele productie en een onzeker rendement op de kleine
en competitieve Nederlandse markt. Het merendeel van het media-aanbod komt op de markt
tot stand, maar de bovengenoemde publieke waarden zijn niet vanzelfsprekend verzekerd.
Verder is het enorme binnen- en buitenlandse informatieaanbod niet meer alleen afkomstig
van officiële mediabedrijven en herkenbare, geïnstitutionaliseerde journalistieke
organisaties. Bronnen zijn vaak onbekend en informatie kan niet geverifieerd worden.
Daarom bevordert de overheid in alle Europese landen onafhankelijkheid, verscheidenheid
en kwaliteit op de mediamarkt door te voorzien in een omroepfunctie met een publieke
taak. De formuleringen verschillen, maar in de kern is die publieke taak overal gelijk:
het verzorgen van onafhankelijke en betrouwbare informatie en van een pluriform en
gevarieerd media-aanbod dat de diversiteit aan opvattingen, levensovertuigingen en
kunst- en cultuuruitingen weerspiegelt en waarmee alle lagen van de bevolking worden bereikt. Meer en meer is het
daarbij van belang dat het beleid ten aanzien de publieke omroep ingebed wordt in
het bredere belang van de hele Nederlandse mediasector met als doel alle Nederlanders
te voorzien van een breed scala aan gevarieerde en betrouwbare informatie.
Dit kabinet is van mening dat in het brede Nederlandse medialandschap kan een publieke
omroep niet gemist worden. Met het erkennen van het maatschappelijke belang van een
publieke omroep is niet gezegd dat een optimale invulling van de publieke functies
samenvalt met de op enig moment bestaande organisatie van het publieke bestel. Over
de grondslagen van de publieke omroep bestaat onophoudelijk discussie. Een discussie
die in de regel verhevigt wanneer er zich ontwikkelingen in de media- en reclamemarkt
of techniek voordoen. Het veranderende medialandschap heeft effect op de manier waarop
de overheid het blijvend belang moet waarborgen van een onafhankelijk, pluriform en
kwalitatief hoogwaardig media-aanbod. Om de publieke taak in een snel veranderend
medialandschap te kunnen blijven vervullen, moet de omroep zich continu vernieuwen.
Ook wijzigingen in de – vooral ook financiële – randvoorwaarden en condities waarbinnen
de publieke omroep moet werken, kunnen tot aanpassingen nopen.
Zo ook nu. De financiële randvoorwaarden voor de publieke omroep op dit moment, met
name daar waar het de reclame-inkomsten aangaat, zijn weinig rooskleurig. We zijn
op het punt gekomen dat we niet meer in staat zijn om de tegenvallers van de reclame-inkomsten
voor de resterende erkenningsperiode op te vangen. Daarnaast zijn de Ster-inkomsten
naar een structureel lager niveau gedaald, waardoor het budget van de landelijke publieke
omroep fors is afgenomen. Gezien de ontwikkelingen in binnenland en buitenland en
gegeven de financiële situatie is het de vraag hoe de Nederlandse publieke omroep
ook in de toekomst voldoende kracht kan ontwikkelen om zich staande te houden en betekenisvol
te blijven. Met het oog op de toekomst zijn fundamentelere keuzes nodig. De urgentie
daarvan is groot. De situatie dwingt ons tot een fundamentele bezinning op de toekomst
van de publieke omroep en we kunnen niet weglopen voor de verantwoordelijkheid om
zo nodig ingrijpende keuzes te maken om de publieke omroep ook in de toekomst relevant
te houden. Toegezegd is om een visie op de publieke omroep te ontwikkelen voor de
langere termijn. Die visie zal het kabinet de komende tijd uitwerken in de vorm van
een visiebrief.
Toegezegd is ook dat in deze mediabegrotingsbrief het kader wordt geschetst waarbinnen
die visie gestalte zal krijgen en de deelonderwerpen genoemd worden die daarbij in
elk geval aan de orde komen.
1.1.2. Uitgangspunten toekomstvisie
Een stevige en onderscheidende publieke omroep
Het uitgangspunt van dit kabinet is dat, gezien het veranderende medialandschap, een
stevige publieke omroep op alle schaalniveaus nodig is.2 Een publieke omroep die verankerd is in de maatschappelijke diversiteit aan interesses
en levensbeschouwingen, die aansluiting weet te houden bij technologische ontwikkelingen
en iedereen weet te bereiken. En dat met een aanbod dat voldoet aan de hoogste journalistieke
kwaliteitsnormen en daardoor betrouwbaar en verifieerbaar is, dat pluriform is en
dat toegankelijk is voor iedereen. Kortom een publieke omroep die in al deze elementen
onderscheidend en herkenbaar is en alle Nederlanders informeert, inspireert en verbindt.
In de hierna volgende uitgangspunten komt een aantal van deze elementen terug.
Een maatschappelijk gewortelde publieke omroep
Een onderscheidende publieke omroep is pluriform in de zin van rijk aan invalshoeken
en opvattingen. In ons land geven van oudsher organisaties wortelend in maatschappelijke
groeperingen gestalte aan ons bestel. Zij brengen pluriformiteit aan invalshoeken
en opvattingen en verschaffen door hun aantoonbare achterban maatschappelijke legitimatie
aan het publieke bestel. De maatschappelijke binding van mensen aan overtuigingen,
opvattingen en interesses op maatschappelijk, cultureel en levensbeschouwelijk gebied
heeft echter door sociaal-culturele, globale en technische trends en ontwikkelingen
meer en andere uitingsvormen gekregen naast lidmaatschappen. Vooral jongeren vinden
gemeenschappelijke interesses en gelijkgestemden in lossere, vaak vluchtiger verbanden.
Zij treffen elkaar in één of meer one-issuebewegingen, communities en chatgroepen
op internet en social media, of als volgers van hun idolen zoals favoriete artiesten,
bloggers en vloggers.
Dat het ledenbestel daardoor onder druk is komen te staan is duidelijk. Natuurlijk
zijn er alternatieve stelsels te bedenken. De variëteit in alleen al de ons direct
omringende landen is groot. Ons bestel met maatschappelijk gewortelde organisaties,
waar nog steeds veel mensen lid van zijn, is een unieke Nederlandse verworvenheid
waarmee niet licht mag worden omgesprongen. Het kabinet vindt deze zogenaamde externe
pluriformiteit van waarde. Niettemin moet in het licht van de ontwikkelingen gekeken
worden naar de wijze waarop maatschappelijk draagvlak tot uiting komt. Zoals gezegd
zijn er tegenwoordig naast lidmaatschappen ook andere manieren waarop mensen zich
maatschappelijk en sociaal verbinden. In de visiebrief zal nader worden ingegaan op
de huidige ledeneisen en alternatieve mogelijkheden om maatschappelijk draagvlak te
organiseren. Daarbij zal ook de positie van de aspirant-omroepen in relatie tot de
thans geldende minimum ledeneisen aan de orde komen.
Een publieke omroep die iedereen bereikt
Een publieke omroep onderscheidt zich door zich te richten op zijn publieke kerntaken
en daarbinnen op media-aanbod dat zowel een breed en algemeen publiek als kleinere
doelgroepen bereikt. Een andere opvatting zou de publieke omroep marginaliseren en
alleen aantrekkingskracht hebben voor slechts een deel van het publiek. Gelet op de
functie van de publieke omroep voor de gehele bevolking, is dit niet aanvaardbaar. In de visiebrief zal het kabinet zijn visie geven op de inhoudelijke kerntaken
van de publieke omroep. Bereik bij alle delen van de bevolking veronderstelt dat de
publieke omroep aanwezig is op alle platforms. Voor veel mensen zijn lineaire radio-
en tv-zenders nog steeds vertrouwde kanalen. Maar meer en meer stellen kijkers en
luisteraars daarnaast of in plaats daarvan via diverse online-diensten hun persoonlijke
informatiemix samen en nemen daar via smartphone, tablet, computer en smart-tv kennis
van op tijden dat het hen het beste uitkomt. Een publieke omroep die niet daar is
waar zijn publiek is, verliest relevantie en verdwijnt stilaan letterlijk uit beeld.
De verhouding tussen aanwezigheid op traditionele platforms (waarvan het bereik terugloopt)
en op de nieuwe online-platforms verdient daarom aandacht, waarbij ook gekeken wordt
naar het huidige aantal publieke televisie- en radionetten.
Een publieke omroep met stabiele financiering
De publieke omroep is met zijn unieke programmering en bereik in principe een interessant
en geschikt medium voor het adverterende bedrijfsleven. De reclame-inkomsten zijn
vele jaren een stabiele bron van financiering geweest. Aan die stabiliteit lijkt met
alle veranderingen in de mediamarkt en de teruglopende reclame-inkomsten een einde
gekomen. De publieke omroep onderscheidt zich met name door zijn niet-commerciële gerichtheid. De vraag is of dat uitgangspunt wel voldoende overeind blijft wanneer
de publieke omroep meer en andere inkomsten moet gaan verwerven. Reclame op lineaire
platforms loopt terug. Dat betekent dat de publieke omroep onder andere zijn heil
moet zoeken in reclame on line en andere vormen van reclame. In de visiebrief zullen
scenario’s inclusief consequenties worden uitgewerkt voor een stabiele financiering
van de publieke omroep die minder afhankelijk is van onzekere reclame-inkomsten. Daarbij
zullen ook scenario’s voor een (deels) reclamevrije publieke omroep en de consequenties
daarvan aan de orde komen.
Een publieke omroep die zich voortdurend vernieuwt
Er valt tegenwoordig veel te kiezen uit het overweldigende informatieaanbod dat via
vele wegen het publiek bereikt. Er moeten goede redenen zijn voor mensen om te kijken
of luisteren naar de publieke omroep. Een van die redenen is dat de publieke omroep
weet te verrassen met origineel, vernieuwend aanbod. De publieke omroep verkeert in
een bevoorrechte positie dat hij ruimte heeft voor vernieuwing en talentontwikkeling.
Vernieuwing zowel op het vlak van het ontwikkelen van experimentele formats en programma's,
als op het vlak van nieuwe technieken om het media-aanbod aan het publiek aan te bieden.
De publieke omroep was de pionier met Uitzending Gemist, dat ooit de impuls gaf voor
andere partijen op de mediamarkt om ook terugkijkdiensten te ontwikkelen. De publieke
omroep moet blijven zoeken naar nieuwe ideeën voor goede en succesvolle programma’s
die op waardering van het publiek kunnen rekenen, naar talentvolle programmakers en
presentatoren die mogelijkheden moeten krijgen om zich verder te ontplooien en naar
nieuwe manieren om media-aanbod aan te bieden die passen bij de manier waarop mensen
media gebruiken. Het is van belang dat innovatie een kernopdracht van de publieke
omroep blijft.
Een publieke omroep die samenwerking opzoekt
De publieke omroep is geen eiland. Zoals hiervoor in de introductie is geschetst,
heeft de publieke omroep een taak en verantwoordelijkheid binnen het brede Nederlandse
medialandschap. Voor investeringen in de Nederlandse media-markt en in hoogwaardige
Nederlandse content ontstaat meer en meer de urgentie dat publieke en private partijen
elkaar opzoeken voor samenwerking. Dat betreft niet alleen samenwerking met bijvoorbeeld
maatschappelijke en culturele instellingen, maar ook met commerciële partijen. Daarbij
is het zaak een goede balans te vinden tussen het waarborgen van publieke taken en
commerciële belangen. Het kabinet zal kijken waar gelet op de huidige ontwikkelingen
onnodige belemmeringen bestaan en welke mogelijkheden er zijn om meer ruimte te bieden
aan publiek-private samenwerking.
1.1.3. Deelonderwerpen
In die visiebrief zal het kabinet nadere uitwerking geven aan in elk geval de volgende
deelonderwerpen: de kerntaken van de publieke omroep, financieringsstructuur en transparantie,
publiek private samenwerking (waaronder ook de manier van distribueren van publiek
gefinancierde content), governance binnen de NPO (checks and balances), het huidige
aantal lineaire televisie- en radionetten, de toegang tot het bestel en de positie
van de aspirant-omroepen, toegankelijkheid van het publieke media-aanbod (online en
betaalmuren), (onderzoeks)journalistiek en de relatie en het samenspel van nationale,
regionale en lokale publieke omroep.
1.1.4. Verdere aanpak en tijdpad
Het kabinet gaat de komende maanden de lange termijnvisie voor de publieke omroep
nader uitwerken en zal daar conform de motie Pechtold (Kamerstuk 35 000, nr. 17) ook betrokken partijen bij betrekken. Het streven is om de visie op de toekomst
van de publieke omroep niet later dan het voorjaar van 2019 aan uw Kamer aan te bieden.
Daar kan dan tijdig een goed debat met uw Kamer over gevoerd worden, zodat ook het
benodigde wetstraject snel gestart kan worden. De tijd dringt immers: op 1 januari
2021 begint een nieuwe erkenningperiode. Het kabinet zou er met u naar toe willen
werken dat de benodigde wijzigingen voor die tijd tot wet zijn verheven en inwerking
treden met ingang van genoemde datum. Zo kan voorkomen worden dat wijzigingen lopende
een nieuwe erkenningperiode worden ingevoerd, met alle kunstgrepen die daarvoor mogelijk
nodig zijn.
1.2. Duurzame mediasector
In het algemeen overleg media op 6 september 2018 (Kamerstuk 32 827, nr. 144) heb ik toegezegd u te informeren over het verdere verloop van mijn gesprekken met
een breed scala aan partijen in de mediasector. Op 10 oktober 2018 heb ik voor de
tweede keer met de mediapartijen om tafel gezeten. Tijdens deze bijeenkomst is er
afgesproken dat de mediapartijen gezamenlijk willen optrekken om op strategische wijze
de toekomst tegemoet te treden. Op deze manier willen zij er gezamenlijk voor zorgen
dat de Nederlandse samenleving op de lange termijn toegang zal blijven houden tot
hoogstaande Nederlandse mediaproducties en Nederlands nieuws. Er wordt naar gestreefd
om in het voorjaar van 2019 een akkoord gereed te hebben met afspraken en ambities
voor de toekomst. Het akkoord zou op termijn moeten uitmonden in een strategische
agenda voor de hele mediasector. Voor dit traject zijn een aantal grote partijen uit
de mediasector uitgenodigd: zowel commerciële omroepen als de publieke omroep, de
nieuwsmedia en de distributeurs. In overleg met deze partijen is er voor gekozen om
in eerste instantie met een kleine groep aan de slag te gaan. Als dit traject een
succes blijkt, zullen hopelijk meer (media)partijen de agenda willen onderschrijven
en aansluiten.
De positionering van Nederlandse content en de rol die catch-up diensten zoals NLZiet
hierbij kunnen vervullen, zal aan de orde komen bij de afspraken in het te maken akkoord.
Andere onderwerpen die in elk geval besproken zullen worden zijn: de advertentiemarkt
en technologische innovatie, talentontwikkeling, publiek-private samenwerking en de
Nederlandse mediasector in relatie tot het internationale speelveld. Omdat dit nadrukkelijk
ook een gesprek is tussen de partijen, kan niet te veel vooruitgelopen worden op de
resultaten van dit traject. Het is een zeer positieve ontwikkeling dat zij bereid
zijn om gezamenlijk naar de toekomst te kijken en daarbij uit te gaan van wat hen
bindt en niet van wat hen scheidt. Het is niet uitgesloten dat elementen uit dit traject
meegenomen kunnen worden in het traject naar een visie op een toekomstbestendige publiek
omroep. Ik zal uw Kamer op de hoogte houden van de vorderingen. Als het Media-Akkoord
gereed is, zal ik dat aan uw Kamer doen toekomen. Mogelijk zal het akkoord ook leiden
tot acties aan mijn zijde. Daarin zal ik uw Kamer ook betrekken.
1.3. Journalistiek
1.3.1. Toekomst journalistiek (algemeen)
Goede journalistiek is een essentieel onderdeel van onze democratische rechtstaat.
Elke samenleving moet naast macht ook tegenmacht hebben. Journalistiek is van wezenlijk
belang voor burgers om zich te informeren en hun meningen te vormen.
Nederlanders zijn actieve nieuwsgebruikers en het vertrouwen in de journalistiek is
groot, maar de betalingsbereidheid voor online nieuws is laag in ons land.3 Hoewel er geen duidelijke aanwijzingen zijn dat Nederlanders zich minder voor nieuws
zijn gaan interesseren, maakt de sector financieel onzekere tijden door.
De sector heeft te maken met verschillende ontwikkelingen die relevant zijn voor het
verdienvermogen van de journalistiek, zoals teruglopende krantenoplages, veranderingen
in de advertentiemarkt en veranderingen in het nieuwsgebruik. Deze ontwikkelingen
zie ik ook terug in de rest van de mediasector. Journalistieke organisaties reageren
hierop met het benutten van schaalvoordelen, innovatie van verdienmodellen en publicatievormen
en diagonale overnames om het online bereik te vergroten. Noodzakelijke kostenbesparingen
worden gedeeltelijk bereikt door redacties te concentreren. Dit speelt vooral bij
de regionale en lokale dagbladen. Dat alles heeft zijn weerslag, niet in de laatste
plaats op de arbeidsmarktpositie van journalisten. Dat heeft mijn aandacht. Specifiek
voor freelancers zet ik me in om uitvoering van de motie Ellemeet/Asscher (Kamerstuk
32 820, nr. 225), die experimenteerruimte beoogt voor collectieve onderhandelingen, goed op hen te
laten aansluiten. Momenteel wordt een oplossing uitgewerkt om dit juridisch mogelijk
te maken, zonder dat het in strijd is met Europese mededingingsregels.
Onlangs bereikten de Europese lidstaten een akkoord: voor elektronische publicaties
mag hetzelfde lage btw-tarief gerekend worden als voor fysieke publicaties – kranten,
boeken, tijdschriften. Op dit moment onderzoekt de Staatssecretaris van Financiën
hoe hij de implementatie van de wijzigingsrichtlijn voor de e-publicaties vorm kan
geven. Dit betekent dat een lang verwacht gelijker speelveld tussen digitale en papieren
kranten, tijdschriften en boeken gerealiseerd kan worden. Een belangrijk onderdeel
bij de implementatie is het formuleren van een toekomstbestendige definitie van elektronische
publicaties, die duidelijk is en goed uitvoerbaar voor de sector en de Belastingdienst.
Daarnaast zal uiteraard budgettaire dekking voor de maatregel moeten worden gevonden.
1.3.2. Inzet beschikbare middelen onderzoeksjournalistiek
Dit Kabinet erkent het bijzondere belang van kritische en onafhankelijke journalistiek
voor de samenleving. Daarom heeft het kabinet structureel EUR 5 mln per jaar beschikbaar
gesteld voor de bevordering van de onderzoeksjournalistiek in Nederland.4 De resultaten van mijn onderzoek naar de journalistiek in Nederland brengen mij ertoe
om in de besteding van middelen naast het bevorderen van productie een duidelijk accent
te leggen bij het stimuleren van innovatie, samenwerking en professionalisering in
de sector, met name op regionaal en lokaal niveau.5 Daarnaast trek ik middelen uit voor verbetering van de bescherming van journalisten.
Ik wil hiermee financiële ondersteuning geven aan een deel van de plannen uit het
recente akkoord tussen Openbaar Ministerie, politie en de sector. De middelen voor
onderzoeksjournalistiek worden verdeeld door het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek
en het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten. Beide fondsen hebben inmiddels regelingen
geopend waar journalisten of journalistieke organisaties op aan kunnen vragen. De
allereerste resultaten zijn positief: het animo voor de regelingen is groot. Mijn
voornemen is om de middelen daarom structureel grotendeels op dezelfde manier in te
zetten. De effectiviteit van de plannen wordt goed gemonitord en geëvalueerd met het
Stimuleringsfonds voor de Journalistiek en het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten
om te beoordelen of de door hen geopende regelingen in voldoende mate tegemoet komen
aan de behoeftes in de sector en of er voldoende effect is. Deze voornemens zal ik
betrekken bij de verdere uitwerking van mijn plannen.
1.3.3. Onderzoek aard en inzet juridische middelen tegen journalisten
In het rapport Een dreigend klimaat (2017) geven journalisten aan te maken hebben met juridische bedreigingen. Mogelijk
is sprake van strategische civiele procedures, waarbij het doel bewust is om de werkzaamheden
van journalisten in het kader van nieuwsgaring te frustreren (zogenoemde SLAPP). Uw Kamer heeft de Minister van Justitie en Veiligheid verzocht te onderzoeken of
wetgeving nodig is om dergelijke praktijken tegen te gaan. Daarvoor moet echter eerst
de aard en omvang van het probleem beter onderbouwd worden. Momenteel onderzoek ik
in hoeverre het beeld van de journalisten wordt herkend binnen de rechtspraak en in
hoeverre mogelijk sprake is van «SLAPP». Als de rechtspraak geen uitsluitsel kan geven,
zal onder de beroepsgroep verdiepend onderzoek gedaan worden.
Hoofdstuk 2: Landelijke publieke omroep (Beleidsmatig deel)
In dit hoofdstuk zal ik een aantal beleidsmatige onderwerpen met betrekking tot de
landelijke publieke omroep behandelen. Ik zal enkele opmerkingen maken over de begroting
2019 van de NPO. Dan ga ik in op de Terugblik over 2017, de rapportage van het Commissariaat
voor de Media (hierna Commissariaat) over de naleving van de Prestatieovereenkomst
in 2017 en op het belang van diversiteit. Maar allereerst informeer ik u nader over
het plan van aanpak van de NPO voor de inzet van de extra EUR 40 mln.
2.1. Plan van aanpak EUR 40 mln
Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen is met meerderheid van stemmen een motie
in uw Kamer aangenomen (Handelingen II 2018/19, nr. 3, item 11) waarin het kabinet verzocht wordt om te komen tot een voorstel waarin de tegenvallende
reclame-inkomsten voor 2019 tot een maximum van EUR 40 mln worden gecompenseerd (de
motie Pechtold).6 Als voorwaarde stelt deze motie dat de NPO eerst een plan opstelt. Dit plan treft
u als bijlage deze mediabegrotingsbrief aan.
Het plan volgt de opbouw van de motie en geeft gedetailleerd invulling aan de onderdelen
waar de motie aandacht voor vraagt. In het plan geeft de NPO aan hoe de tegenvallende
reclame-inkomsten de komende jaren opgevangen kunnen worden en hoe hij bij kan dragen
aan het herstel van de Algemene Mediareserve (hierna: AMr), waarbij de programmering
– in het bijzonder de journalistieke kerntaak – zo veel mogelijk wordt ontzien. Het
plan laat in euro’s zien waar het geld aan besteed wordt. In het plan maakt de NPO
inzichtelijk wat de effecten zijn van de extra middelen op de eerdere bezuinigingen
zoals die in de begroting staan en is transparant over de kosten op het niveau van
kerntaak, genre, de organisatie (waaronder overhead) en externe inhuur. De NPO besteedt
in hoofdstuk 2.2 ook specifiek aandacht aan transparantie op de organisatiekosten
(waaronder overhead) en in paragraaf 5 van bijlage 1 aan externe inhuur. Met betrekking
tot de besparing op de organisatiekosten heeft de NPO adviesbureau Boston Consultancy
Group gevraagd een advies over hoe en in welke mate de NPO kan bezuinigen op organisatiekosten.
Een samenvatting van dit advies is als bijlage bij dit plan opgenomen.
Het plan wordt door alle omroepen ondersteund. Ik waardeer dan ook de inzet van de
NPO en de omroepen om te komen tot dit gezamenlijk gedragen plan en de inzet om los
van het plan samen te komen tot een set maatregelen die op korte termijn bijdragen
aan het op peil houden van de AMr. Die maatregelen worden in hoofdstuk 5 verder toegelicht.
Het plan van de NPO bevestigt nogmaals de noodzaak van een fundamentele bezinning
op een toekomstbestendige publieke omroep die in hoofdstuk 1 is aangekondigd. Immers,
er zitten grenzen aan de mate waarin de NPO de korting kan opvangen met hogere inkomsten
en korten op de organisatie. Structurele ingrepen in de programmering worden zonder
fundamentelere keuzes in het kader van de lange termijnvisie onvermijdelijk. Het kabinet
is hier aan zet en zal uiteraard gehoor geven aan de motie om betrokken partijen,
waaronder NPO en omroepen, te betrekken.
De NPO is met het plan tegemoet gekomen aan de wensen en verwachtingen die in de motie
zijn verwoord, inclusief de transparantie, en er is daarmee voldoende basis voor het
ter beschikking stellen van de extra middelen voor 2019. Dit geeft voor 2019 relatieve
rust om te kunnen werken aan een duurzame oplossing van de (financiële) knelpunten
op weg naar een toekomstbestendig publiek omroep bestel. Uw Kamer zal op de hoogte
worden gehouden van de voortgang bij de uitvoering van dit plan en de NPO zal gevraagd
worden om hier in de Terugblik 2019 expliciet op terug te komen.
2.2. Begroting NPO 2019
In de Begroting 20197 beschrijft de NPO hoe het komende jaar invulling aan de taakopdracht wordt gegeven:
met welk media-aanbod, op welke aanbodkanalen en met welke middelen.
Advies Commissariaat
Het Commissariaat heeft over de Begroting 2019 geadviseerd. Het Commissariaat legt
het accent op een vijftal aspecten: de onafhankelijkheid, transparantie, diversiteit,
bereik van jongeren en de openheid/toegankelijkheid van het bestel. Het Commissariaat
benadrukt het onverminderde belang van een sterke onafhankelijke publieke omroep,
juist in een tijd die zich kenmerkt door toenemende commercialisering en internationalisering.
Het Commissariaat prijst de NPO voor het feit dat deze flinke stappen heeft gezet
in het bieden van meer transparantie door in zijn begroting inzicht te geven in de
verdeling van het media-aanbod over de verschillende aanboddomeinen. Niettemin constateert
het Commissariaat dat de begroting op onderdelen toch minder inzicht geeft dan voorgaande
jaren, bijvoorbeeld als het gaat om de wijze waarop de levensbeschouwelijke programmering
in het programma-aanbod van de diverse omroepen is geborgd. Een nadere uitwerking
is wel nodig.
De NPO beschrijft in zijn begroting dat binnen de jeugd- en jongerenprogrammering
een zichtbare slag is gemaakt op diversiteit en beschrijft voor de overige programmering
een aantal concrete acties om de doelstellingen voor diversiteit te behalen. Het is
goed dat de NPO het belang onderschrijft van diversiteit in zijn media-aanbod. Maar
zoals het Commissariaat opmerkt is een concreet plan voor de gehele programmering
van de publieke omroep nodig.
Het Commissariaat stelt, net als vorig jaar, vast dat de NPO de bereiksdoelstellingen
voor jongeren naar beneden heeft bijgesteld. Naast het ontbreken van een verantwoording
hiervan, wordt ook geen inzicht gegeven in de prognoses waarop deze bijstelling is
gebaseerd. Omdat bereik cruciaal blijft om impact te hebben, moet de NPO hieraan blijven
werken. Dit kan alleen wanneer de oorzaken die tot deze bijstelling leiden inzichtelijk
wordt gemaakt.
Met de openstelling van het bestel voor externe producenten is beoogd om op een fundamentele
wijze bij te dragen aan de pluriformiteit binnen de publieke omroep. De NPO heeft
hieraan invulling gegeven door de introductie van de zogeheten pitch-module voor professionele
producenten. Het Commissariaat stelt echter vast dat er beperkte voortgang lijkt te
worden geboekt bij de openstelling van het publieke bestel voor externe producenten.
Volgens het Commissariaat zijn betere checks en balances in de systematiek van de
pitch-module nodig om daadwerkelijk toegang voor externen tot het bestel te stimuleren
en waarborgen.
De hiervoor genoemde aandachtspunten uit het advies van het Commissariaat zal het
kabinet in nadere gesprekken met de NPO aan de orde stellen.
2.3. Terugblik 2017
De publieke omroep heeft de verantwoordelijkheid om zorgvuldig verslag te doen over
de wijze waarop hij de publieke taak uitvoert en hoe zijn media-aanbod bij het publiek
ontvangen en gewaardeerd worden. Uit de Terugblik 2017, die als bijlage bij deze brief
is gevoegd8, blijkt onder meer dat de programma’s van de NPO door de Nederlandse kijkers worden
gezien als belangrijk. De NPO levert in het Nederlandse medialandschap een belangrijke
bijdrage aan het informeren van de samenleving, aan het laten zien van kunst en cultuur
en aan educatie van de bevolking. Daarin scoort de NPO beduidend hoger dan de commerciële
omroepen. De meerwaarde van de NPO voor de samenleving is een belangrijk thema in
de Prestatieovereenkomst over de periode 2016–2020. Die meerwaarde wordt gemeten via
kwaliteit, publieke waarde en pluriformiteit.
2.4. Naleving Prestatieovereenkomst 2016–2020
Het Commissariaat heeft gerapporteerd over de naleving van de Prestatieovereenkomst
in 2017. Het Commissariaat oordeelt dat de NPO 33 van de 34 afspraken heeft nageleefd.
Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar de rapportage van het Commissariaat
voor de Media die als bijlage bij deze brief is gevoegd9. Het is goed om te zien dat de NPO er in is geslaagd om het overgrote deel van de
prestatieafspraken te realiseren in 2017.
Eén afspraak is ten dele nagekomen. Het gaat om afspraak 7, over het meten in hoeverre
moeilijk bereikbare doelgroepen naar amusementsaanbod kijken en luisteren en in eenzelfde
tijdvak ook naar informatief, cultureel of educatie aanbod. Voor televisie is deze
afspraak gerealiseerd, maar niet voor radio. Volgens de NPO is met het bestaande instrumentarium
de meting voor radio methodologisch niet haalbaar. Het Commissariaat heeft aangegeven
dat als het de bedoeling is radio uit te sluiten, bezien moet worden of de Prestatieovereenkomst
gewijzigd moet worden.
Een zestal afspraken is nog niet nader ingevuld en moet in 2018 vastgelegd worden.
Het betreft de afspraken met nummers 9 tot en met 12, 26 en 28. Deze afspraken gaan
over het meten van wat het publiek vindt van de kwaliteit van het radio- en televisieaanbod,
van de publieke waarde van het radio- en televisieaanbod, van de weerspiegeling van
vrouwen en mensen met een niet-westerse migratieachtergrond in het radio- en televisieaanbod,
van de impact van het journalistieke radio- en televisieaanbod en van de kwaliteit
van het journalistieke radio- en televisieaanbod. Volgens deze afspraken zal de NPO
in 2017 een nulmeting doen, waarna nadere afspraken worden gemaakt over jaarlijkse
doelstellingen vanaf 2018. Conform afspraak heeft de NPO in 2017 nulmetingen gedaan.
Op basis hiervan wordt op dit moment met de NPO overleg gevoerd over de nader af te
spreken doelstellingen.
Uw Kamer wordt nader geïnformeerd zodra het overleg met de NPO over de hiervoor genoemde
afspraken is afgerond.
2.5. Diversiteit
De publieke omroep heeft als taak om zoveel mogelijk groepen in de samenleving te
bereiken en te weerspiegelen. De praktijk laat zien dat het bereiken van mensen met
een migratieachtergrond een extra inzet vraagt van de publieke omroep. Voor deze doelgroep
geldt dat deze zich onvoldoende herkend en gerepresenteerd voelt in het publieke media-aanbod.
Het is belangrijk dat de publieke omroep blijft zoeken naar mogelijkheden om het bereik
onder deze doelgroepen en de waardering voor het publieke media-aanbod te vergroten.
Het is goed dat de NPO aandacht blijft houden voor diversiteit in den brede, niet
alleen wat betreft in het media-aanbod, maar ook binnen de eigen organisatie. De publieke
omroep moet blijven zoeken naar mogelijkheden om het bereik onder deze doelgroepen
en de waardering voor het publieke media-aanbod te vergroten. In het Concessiebeleidsplan
(hierna CBP) heeft de NPO als ambitie opgenomen dat het aanbod van de publieke omroep
een betere afspiegeling wordt van bevolkingsgroepen in de samenleving. Zo wil de NPO
bij programmavoorstellen diversiteit nog explicieter laten meewegen en bezien of diversiteit
als criterium voor specifieke titels kan worden meegenomen.
In het kader van het schriftelijk overleg met uw Kamer heeft u gevraagd om de publieke
omroep te wijzen op het Charter Diversiteit (Kamerstuk 32 827, nr. 131). Het Charter is een instrument dat ondersteuning biedt aan werkgevers die zich willen
inzetten voor meer diversiteit en inclusie binnen hun bedrijf. Conform de gedane toezegging
is het Charter onder de aandacht van de NPO gebracht.
Hoofdstuk 3: Regionale publieke omroep
3.1. Inleiding
Het belang en de meerwaarde van de regionale publieke media-instellingen (hierna:
rpmi’s) staan buiten kijf. Ze zorgen ervoor dat er informatief, cultureel en educatief
media-aanbod gemaakt wordt dat aansluit bij de directe belevingswereld en leefomgeving
van mensen. Dit doen de regionale omroepen bovendien met bewustzijn van de regionale
cultuur en tradities. De nabijheid van regionale publieke omroepen tot hun kijkers
en luisteraars is wat de regionale publieke omroep mijns inziens onderscheidt van
de nationale en internationale media-aanbieders en platforms.
Sinds 2016 is er een nieuw, wettelijk samenwerkings- en coördinatieorgaan voor de
uitvoering van de publieke mediaopdracht op regionaal niveau: de RPO.10 Daarmee geldt voor de regionale publieke omroep eenzelfde beleids- en verantwoordingscyclus
als voor de landelijke publieke omroep. Dat heeft in juni 2017 geleid tot het eerste
gezamenlijke Concessiebeleidsplan 2017–2025 (hierna: CBP RPO) namens de RPO en dertien
regionale publieke omroepen. Uw Kamer heeft een afschrift ontvangen van de reactie
op het CBP RPO (bijlage bij Kamerstuk 34 775 VIII, nr. 3).
Een belangrijke doelstelling uit het CBP RPO en de Begroting 2019 van de RPO is het
vergroten van het bereik van de regionale omroep en het behouden van de relevantie
van de content van de rpmi’s. Daarbij wordt met name ingezet op het vergroten van
het online bereik. Dit is een mooie ambitie en het is bemoedigend dat het aantal bezoeken
aan de online-kanalen van de rpmi’s in de eerste helft van 2018 verder toegenomen
is.
Tegelijkertijd staat buiten kijf dat er flinke uitdagingen zijn voor de regionale
publieke omroepen. Zo staan de reclame-inkomsten van de regionale publieke omroepen
onder druk, evenals bij de landelijke publieke omroep. Zeker als het gaat om het vergaren
van online advertentie-inkomsten, waar de rpmi’s de strijd aan moeten gaan met technologiebedrijven
als Facebook en Google.
Juist nu is het daarom cruciaal dat de regionale omroepen hun krachten bundelen en
gezamenlijk uitdagingen aangaan en kansen pakken. En dat gebeurt ook. Er is een nieuwe
samenwerkingsovereenkomst getekend tussen de regionale omroepen en de NOS voor de
periode 2018 tot en met 2020. Met deze overeenkomst verdiept de succesvolle samenwerking
in «Bureau Regio» zich verder. Ook rondom de gemeenteraadsverkiezingen zijn dit voorjaar
geslaagde samenwerkingsprojecten opgestart, tussen regionale omroepen onderling én
tussen regionale en lokale publieke omroepen. Het is mooi dat de regionale omroepen
met de blik naar voren aan de slag zijn, vernieuwende projecten opstarten en de samenwerking
zoeken met de landelijke én lokale partners.
3.2. Pilot regionale vensterprogrammering
Volgens het regeerakkoord is de realisatie van regiovensters op de kanalen van de
landelijke publieke omroep een goed voorbeeld om samenwerking te bevorderen. De begrote
kosten van de pilot vensterprogrammering zijn in opdracht van mijn ministerie gevalideerd.11 Ik stel daarom in 2019 de benodigde EUR 1,5 mln beschikbaar voor de uitvoering van
de pilot vensterprogrammering. Partijen zijn onderling nog in gesprek over de startdatum.
De opzet van de pilot vensterprogrammering is als volgt. De pilot zal gedurende drie
maanden lopen in drie regio’s, te weten Gelderland, Friesland en Zuid-Holland-Zuid.
De pilot betreft een vijf minuten durend nieuwsvenster op NPO2 op werkdagen na het
NOS-journaal van 18.00 uur, voor de kabelnetwerken van distributeurs VodafoneZiggo,
Kabelnoord en CAI Harderwijk. De NPO en RPO zijn in gesprek met KPN over de mogelijkheid
dat ook KPN als distributeur gaat deelnemen aan de pilot. Uw Kamer wordt begin volgend
jaar over de uitkomsten van deze gesprekken geïnformeerd.
3.3. Begroting 2019 RPO
Het CBP RPO12 is nog onvoldoende concreet. De doelstellingen zijn te algemeen geformuleerd en er
mistte een duidelijke, samenhangende distributiestrategie. Daarom is met de RPO afgesproken
dat de RPO in haar jaarlijkse begrotingen de doelstellingen verder uitwerkt in concrete,
meetbare doelen en werkt aan een samenhangende distributiestrategie.
Met de Begroting 2019 zetten de RPO en rpmi’s de RPO en rpmi’s een betekenisvolle
stap voorwaarts, zo vindt ook het Commissariaat. De RPO en rpmi’s hebben concreter
uitgewerkt op welke manier de publieke mediaopdracht wordt uitgevoerd en de begroting
2019 bevat een samenhangende distributiestrategie. Ook beschrijft de RPO in een separaat
activiteitenplan hoe de RPO invulling geeft aan haar wettelijke taak om een doelmatige
inzet van middelen door de rpmi’s te bevorderen. De RPO en rpmi’s moeten deze lijn
dan ook doorzetten in de begrotingen van de RPO en rpmi’s voor 2020 en verder.
Op basis van het CBP en de Begrotingen 2018 en 2019 zal aan de Koning een voordracht
worden gedaan om de RPO per 1 januari 2019 voor de periode 1 januari 2019 – 31 december
2025 een concessie te verlenen als bedoeld in artikel 2.60k van de Mediawet 2008.
Spoedig na 1 januari 2019 zullen dan de gesprekken kunnen starten over het sluiten
van de prestatieovereenkomst. Het voornemen is om daar in ieder geval concrete afspraken
over het bereik van de regionale publieke omroepen te maken. Het streven is om de
prestatieovereenkomst in 2019 af te sluiten voor de resterende duur van de concessieperiode
2017–2025.
3.4. Begroting 2019 regionale omroepen
De dertien regionale omroepen dienen hun aanvragen voor bekostiging in bij het Commissariaat.
Die aanvragen bevatten begrotingen die afgestemd moeten zijn op de begroting van de
RPO.13 Alle rpmi’s hebben hun bekostigingsaanvraag voor 2019 op tijd ingediend. De aanvragen
zijn voorzien van een begroting en een activiteitenplan, conform het in de Mediaregeling
2008 voorgeschreven begrotingsmodel. Alle rpmi’s – op één na – hebben in hun eigen
begrotingen de samenhangende distributiestrategie van de RPO verder uitgewerkt. Daarmee
zetten zij en de RPO een belangrijke en noodzakelijke stap in het meer gezamenlijk
opereren. Het Commissariaat constateert dat RTV NH als enige voor een alternatieve
vorm kiest, waarbij ze geen nadere uitwerking geeft aan de integrale distributiestrategie.
Zoals ook het Commissariaat aangeeft is uniformiteit en samenhang in de plannen van
de rpmi’s en RPO van belang. Het is belangrijk dat RTV NH hier volgend jaar rekening
mee houdt.
3.5. Alternatieve bekostigingswijze projecten RPO
In de brief van 28 juni 2018 aan uw Kamer staat dat er een alternatieve manier is
om de projecten van de RPO en de regionale publieke omroepen te bekostigen die niet
onder de zogenoemde «frictiekostenregeling B» bekostigd konden worden.14 Daarbij is wel een voorbehoud gemaakt ten aanzien van de financiële ruimte die er
hiervoor in 2019 is. Paragraaf 5.3 van hoofdstuk 5 gaat daar verder op in.
Inmiddels is duidelijk wat de financiële ruimte in 2019 is voor bovengenoemde projecten
van de RPO en regionale publieke omroepen. Ik stel in 2019 maximaal EUR 7,9 mln ter
beschikking voor de projecten van de RPO en regionale publieke omroepen die niet onder
de zogenoemde frictiekostenregeling B bekostigd konden worden. Ik ben voornemens dit
bedrag ook in 2020 ter beschikking te stellen voor bovengenoemde projecten. Het bedrag
van EUR 1,5 mln in 2019 voor de eerder genoemde pilot vensterprogrammering wordt tevens
uit deze middelen bekostigd.
Het voornemen is om in 2019 en 2020 een subsidieregeling voor de regionale publieke
omroepen open te stellen, ter vervanging van de huidige frictiekostenregeling B. Deze
subsidieregeling zal toegankelijker zijn voor regionale publieke omroepen dan de huidige
frictiekostenregeling B. Hierbij zal uiteraard rekening worden gehouden met een zorgvuldige
afwikkeling van lopende aanvragen van regionale publieke omroepen in het kader van
de huidige frictiekostenregeling B. Indien nog bedragen op basis van de huidige frictiekostenregeling
B worden toegekend aan projecten van de regionale publieke omroepen, dan zal dat in
mindering worden gebracht op het bedrag van maximaal EUR 7,9 mln dat in 2019 ter beschikking
wordt gesteld.
Hoofdstuk 4. Lokale omroep
4.1. Algemeen
De lokale publieke omroepen vormen de derde laag in het publieke mediabestel, naast
de landelijke publieke omroep en de dertien regionale publieke omroepen. Zij voeren
de publieke mediaopdracht uit op lokaal niveau.15 Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de bekostiging van lokale publieke omroepen.
Dit is geregeld in het «bekostigingsartikel» voor lokale publieke omroepen in de Mediawet.16
De stichting Nederlandse Lokale Publieke Omroepen (hierna: NLPO) werkt aan de professionalisering
van de lokale publieke omroep. De NLPO ondersteunt onder andere de vorming van streekomroepen.
Ik zal in 2019 een bedrag van EUR 1,572 mln aan de NLPO beschikbaar stellen voor de
uitvoering van de activiteiten die de NLPO heeft beschreven in haar jaarplan. In dit
bedrag is nog geen rekening gehouden met een consumentenprijsindexvergoeding voor
het jaar 2019. Deze wordt wel toegekend, zie paragraaf 5.3.
4.2. Uitvoering regeerakkoord, o.a. voortgang/resultaten gesprekken met BZK, VNG en
NLPO over werking richtsnoerbedrag, streekomroepen en positie rijksoverheid
In het regeerakkoord «Vertrouwen in de toekomst» schrijft het kabinet dat het zich
beraadt op de organisatie en financiering van de lokale omroepen, zodat de professionalisering
wordt ondersteund. In de brief aan uw Kamer van 25 juni 2018 is de stand van zaken
bij het uitwerken van het regeerakkoord op dit punt beschreven en zijn gesprekken
met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de VNG en de NLPO aangekondigd.17 Ik zal uw Kamer tijdens de behandeling van Mediabegroting 2019 mondeling informeren
over de gesprekken.
Hoofdstuk 5: Mediabegroting
5.1. Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de mediabegroting toegelicht. Net als vorig jaar moet ik helaas
constateren dat de mediabegroting onder druk staat. De Ster-inkomsten vielen dit jaar
tegen en moesten worden aangevuld vanuit de AMr. Deze reserve is hierdoor volledig
uitgeput. De ontwikkeling van de Ster-inkomsten wordt toegelicht in paragraaf 5.2.
Vanwege de dalende Ster-inkomsten en de uitgeputte Algemene Mediareserve ben ik gedwongen
om het minimumbudget van de landelijke publieke omroep met ingang van 2019 te verlagen.
Dit wordt toegelicht in paragraaf 5.3 waarbij wordt ingegaan op de overkoepelende
mediabegroting. Aan de hand van de ontwikkeling van de ontvangsten en uitgaven van
de mediabegroting wordt in paragraaf 5.4 de AMr behandeld. Vervolgens bevat paragraaf
5.5 een lange-termijn-perspectief met als tijdshorizon 2019–2025, zodat die gelijkloopt
met de huidige en de volgende erkenningsperiode van de landelijke publieke omroep.
5.2. Ontvangsten
Artikel 15 van de rijksbegroting van OCW regelt de bekostiging van het mediabeleid.18 Hiervoor is naar verwachting een totaal budget van EUR 971,7 mln beschikbaar. Tabel
1 maakt de aansluiting inzichtelijk tussen de rijksbegroting 2019 en het beschikbare
budget.
Tabel 1: Budget mediabegroting 2019 inclusief consumentenprijsindexvergoeding
Bedragen in € 1.000
2019
Stand totale uitgaven van Artikel 15 (Media) van de Rijksbegroting 2019
960.829
Regeerakkoord Rutte III t.b.v. journalistiek/media
4.900
Mutatie consumentenprijsindexvergoeding 2019
19.116
Aanpassing raming Ster-inkomsten
– 13.146
Totaal beschikbaar budget Mediabegroting 2019
971.699
OCW-middelen
821.845
Ster-inkomsten
149.854
Het regeerakkoord gaat uit van een structureel bedrag van EUR 5 mln met ingang van
2018 voor «Media/onderzoeksjournalistiek». Hiervan is EUR 0,1 mln gereserveerd voor
de uitvoeringskosten. Het nettobedrag van EUR 4,9 mln is nog niet meegenomen in de
rijksbegroting voor 2019. Verder is de raming van de Ster-inkomsten in de rijksbegroting
voor 2019 naar verwachting EUR 13 mln te hoog. Ik ga nu uit van een bedrag van EUR
150 mln aan Ster-inkomsten. De verwachte Ster-inkomsten worden hierna toegelicht.
Ster-inkomsten
De mediabegroting wordt voor een deel gevoed met de opbrengsten van de Ster-reclame
op de aanbodkanalen van de landelijke publieke omroep. De Ster heeft onlangs een nieuwe
meerjarenraming opgesteld. Deze is als bijlage bij deze brief gevoegd19. Op mijn verzoek heeft de Ster haar raming aan de hand van een aantal aannames toegelicht.
Daarbij is aangegeven wat de financiële impact is als de aannames zich negatiever
ontwikkelen dan in de basisraming is verondersteld. Daarnaast geeft de Ster in haar
raming aan wat het financiële effect is als een aantal aannames zich positiever ontwikkelen
dan in de basisraming is verondersteld. Op basis hiervan ontstaat inzicht in de bandbreedte
van de inkomsten waarmee de Ster rekening houdt voor de komende jaren. Tabel 2 laat
deze bandbreedte zien.
Tabel 2: Meerjarenraming Ster
Bedragen in € 1 miljoen
2019
2020
2021
2022
Basisraming Ster
157
163
158
164
Verbetering commercieel beleid
8
19
18
19
Verbetering digitale omzet
Bindende regeling NPO
3
3
3
3
Youtube
2,5
2,5
2,5
2,5
Bovengrens Ster
170,5
187,5
181,5
188,5
Impact budgetverlaging op kijktijdaandeel
– 1
– 5
– 5
– 5
Digitale omzet o.b.v. 2018
– 3
– 3
– 3
– 3
Ondergrens Ster
153
155
150
156
Ten aanzien van de ondergrens van de bandbreedte ben ik bij twee aannames voorzichtiger
dan de Ster.
De eerste aanname betreft het verwachte effect van de budgetverlaging op het kijktijdaandeel
van de landelijke publieke omroep en daarmee op de reclame-inkomsten. De Ster gaat
bij de ondergrens van de bandbreedte ervan uit dat de daling van het kijktijdaandeel niet evenredig doorwerkt in
een verlaging van haar omzet. Voorzichtigheidshalve ga ik daar wel vanuit, waardoor
ik rekening houd met een sterkere verlaging van de Ster-inkomsten.
De tweede aanname heeft betrekking op de verwachte ontwikkeling van online-reclame-inkomsten.
Deze inkomsten schat de Ster bij haar basisraming in op een bedrag van EUR 7 mln op
basis van de nieuwe bindende regeling van de NPO die meer ruimte biedt voor online
reclame. De Ster houdt er echter rekening mee dat deze inkomsten kunnen tegenvallen,
waarbij ze voor de ondergrens uitgaat van een bedrag van EUR 4 mln. Dit bedrag verwacht
de Ster dit jaar te realiseren. Een groot deel ervan is gerealiseerd in de periode
januari tot en met mei. Daarna zijn de inkomsten echter fors teruggelopen naar aanleiding
van de introductie van de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Uitgaande van
de inkomsten gedurende de tweede helft van dit jaar ga ik voorzichtigheidshalve uit
van een totaalbedrag van EUR 2 mln.
Een en ander leidt er toe dat mijn raming lager ligt dan de ondergrens van de Ster-raming.
Tabel 3 zet de verschillen op een rij, waarbij de raming van de reclame-inkomsten
voor 2019–2022 is geëxtrapoleerd naar 2023–2025 zodat die samenvalt met de huidige
en komende erkenningsperiode van de landelijke publieke omroep.
Tabel 3: Raming reclame-inkomsten mediabegroting
Bedragen in € 1 miljoen
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
Basisraming Ster
157
163
158
164
159
165
160
kijktijdaandeel
– 1
– 5
– 5
– 5
– 5
– 5
– 5
digitale omzet
– 3
– 3
– 3
– 3
– 3
– 3
– 3
Ondergrens Ster
153
155
150
156
151
157
152
Veiligheidsmarge
kijktijdaandeel
– 1
– 5
– 5
– 5
– 5
– 5
– 5
digitale omzet
– 2
– 2
– 2
– 2
– 2
– 2
– 2
Raming mediabegroting
150
148
143
149
144
150
145
De gecorrigeerde raming in tabel 3 wordt via de voorjaarsnota verwerkt in de rijksbegroting.
Volgend najaar komt er een nieuwe meerjarenraming van de Ster. Aan de hand daarvan
wordt bezien in hoeverre de raming in de rijksbegroting hierop moet worden aangepast.
5.3. Uitgaven
De uitgaven van de mediabegroting voor 2019 zijn in tabel 4 weergegeven.20
Tabel 4: Uitgaven mediabegroting 2019
Bedragen in € 1.000
2019 exclusief
consumenten-prijsindex-vergoeding
2019 inclusief consumenten-prijsindex-vergoeding
Correctie consumenten-prijsindex-vergoeding 2018
2019
Totaal
Landelijke publieke omroep
740.156
740.1561
N.v.t.
740.156
Regionale publieke omroep
144.880
148.350
285
148.634
Samenwerkingsprojecten regionale publieke omroep
7.923
7.923
N.v.t.
7.923
Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid (NIBG)
22.950
23.501
45
23.546
Stichting Omroep Muziek (SOM)
16.348
16.734
32
16.766
Commissariaat voor de Media (CvdM)
4.608
4.718
10
4.728
Stimuleringsfonds voor de Journalistiek (SvdJ)
2.139
2.190
4
2.194
Stichting Nederlandse Lokale Publieke Omroepen (NLPO)
1.572
1.609
3
1.613
Mediawijsheid-expertisecentrum
1.522
1.558
3
1.561
Subsidies
894
894
N.v.t.
894
Overige uitgaven mediabeleid
810
842
2
843
Opdrachten
430
430
N.v.t.
430
Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties
60
60
N.v.t.
60
Regeerakkoord Rutte III: journalistiek/media
4.900
4.900
N.v.t.
4.900
Totaal uitgaven
949.190
953.866
380
954.248
Totaal ontvangsten
971.699
Mutatie Algemene Mediareserve
17.834
X Noot
1
Het minimumbudget voor 2019 is op grond van de Mediawet gelijk aan het bedrag dat
in de rijksbegroting is opgenomen voor 2019. Bedragen in de rijksbegroting zijn exclusief
consumentenprijsindexvergoeding. Op grond van de Mediawet is het minimumbudget gelijk
aan het budget dat in het eerstvolgende begrotingsjaar wordt toegekend. Hierdoor is
er geen sprake van toekenning van consumentenprijsindexvergoeding.
Consumentenprijsindexvergoeding
De eerste kolom van tabel 4 geeft inzicht in de uitgaven exclusief consumentenprijsindexvergoeding
voor het begrotingsjaar 2019. De vaststelling ervan is gebaseerd op de raming die
het Centraal Planbureau heeft afgegeven in de Macro Economische Verkenningen, te weten
2,4%.21 De uitgaven inclusief consumentenprijsindexvergoeding zijn vermeld in de tweede kolom
van tabel 4. De definitieve hoogte van de consumentenprijsvergoeding voor 2019 wordt
komend voorjaar vastgesteld door de Minister van Financiën op basis van de raming
van het Centraal Planbureau in het Centraal Economisch Plan. De rijksmediabijdrage wordt op basis hiervan
verhoogd. Eventuele verschillen tussen de twee ramingen wordt verrekend bij de vaststelling
van het budget voor het begrotingsjaar 2020. Op basis van deze systematiek vindt ook
verrekening plaats van de consumentenprijsindexvergoeding over het huidige begrotingsjaar.
De bijbehorende bedragen zijn weergegeven in de derde kolom van tabel 4. Het totaalbedrag
van de uitgaven in 2019 is vermeld in de laatste kolom.
Budget landelijke publieke omroep
Uw Kamer is vorig jaar geïnformeerd dat ik genoodzaakt ben om het budget van de landelijke
publieke omroep voor 2019 te verlagen naar een bedrag van EUR 740 mln wanneer zich
geen nieuwe ontwikkelingen zouden voordoen.22 Helaas hebben de Ster-inkomsten zich niet hersteld. Integendeel. Volgens de Ster
houdt zij voor dit jaar rekening met een bedrag van EUR 161 mln. Dat is EUR 16,6 mln
lager dan waarmee ik vorig jaar voor 2018 rekening hield op basis van de raming van
Ernst & Young. Voor de komende jaren houd ik, zoals toegelicht in paragraaf 5.2, er
rekening mee dat de Ster-inkomsten niet wezenlijk zullen stijgen en in ieder geval
niet zullen terugkeren naar het niveau van een paar jaar geleden.
De verlaging van het budget van de landelijke publieke omroep vereist een verlaging
van het wettelijk minimumbudget van de landelijke publieke omroep. Het nieuwe minimumbudget
is op grond van de Mediawet 2008 gelijk aan het bedrag van EUR 740 mln dat in de rijksbegroting
is opgenomen voor 2019. Het minimumbudget wordt op grond van de Mediawet voor 2020
bijgesteld met de consumentenprijs- en huishoudensindex. In 2020 moet vervolgens het
minimumbudget worden vastgesteld voor de erkenningsperiode 2021–2025. Dit minimumbudget
wordt vervolgens jaarlijks bijgesteld met de consumenten- en huishoudensindex. Uitgaande
van de verwachte ontwikkeling van de Ster-inkomsten en de AMr ga ik er vooralsnog vanuit dat het minimumbudget voor de volgende
erkenningsperiode kan worden gebaseerd op het minimumbudget voor 2020. In dit geval
kan een nieuwe verlaging van het minimumbudget in 2021 worden vermeden. De meerjarige
ontwikkeling is inzichtelijk gemaakt in tabel 5. Hierbij is uitgegaan van een consumentenprijsindexvergoeding
van 2,4% voor 2019, conform de raming van het Centraal Planbureau in de Macro Economische
Verkenningen, en 1% in de daaropvolgende jaren.
Tabel 5: Minimumbudget landelijke publieke omroep inclusief consumentenprijsindexvergoeding
Bedragen in € 1.000
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
Landelijke publieke omroep
740.156
750.810
760.869
771.320
781.069
790.800
800.552
Uitgaande van de meerjarige ontwikkeling van het minimumbudget voor de landelijke
publieke omroep in tabel 5 en de reclameraming in paragraaf 5.2 is de verwachting
dat de AMr zich in de loop van de volgende erkenningsperiode zal kunnen herstellen.
In paragraaf 5.4 wordt dat toegelicht.
Samenwerkingsprojecten regionale publieke omroep
Tabel 4 laat zien dat voor 2019 budget wordt vrijgemaakt voor de bekostiging van projecten
van de regionale publieke omroepen die gericht zijn op samenwerking en innovatie.
Het was de bedoeling om deze projecten op basis van een frictiekostenregeling (onderdeel
B) vanuit de AMr te bekostigen, maar dat bleek in de praktijk niet haalbaar. Daarom
is besloten om deze projecten te bekostigen vanuit de mediabegroting. Uw Kamer is
hierover geïnformeerd.23 Voor 2019 en 2020 houd ik rekening met een maximaal totaalbedrag van EUR 15,845 mln.
Dit bedrag resteert van het maximumbedrag van EUR 17 mln dat naar aanleiding van de
motie Mohandis/Elias was gereserveerd in de AMr.24 Een deel van het bedrag van EUR 17 mln wordt namelijk naar verwachting dit jaar aangewend
voor aanvragen van de regionale publieke omroepen op grond van de huidige frictiekostenregeling
(onderdeel B). Voor 2019 ga ik vooralsnog uit van een bijdrage van EUR 7,923 mln.
Het resterende bedrag is als bijdrage begroot voor 2020. De huidige frictiekostenregeling
(onderdeel B) wordt volgend jaar beëindigd. Ik zal de RPO, de regionale publieke omroepen
en het Commissariaat hierover tijdig informeren.
5.4. Algemene Mediareserve
De AMr vervult een belangrijke rol in de bekostigingssystematiek van de mediabegroting.
De AMr kan op grond van de Mediawet worden gebruikt voor de opvang van dalende Ster-inkomsten,
bijdragen aan de bekostiging van reorganisatiekosten als gevolg van overheidsbesluiten
en voor de financiering van de door het Commissariaat aan te houden rekening-courantverhouding
voor betalingen aan instellingen.
De Ster-inkomsten vallen dit jaar, zoals toegelicht in paragraaf 5.3, EUR 16,6 mln
lager uit dan vorig jaar is aangenomen op basis van het onderzoek van Ernst & Young.
Op basis van dit onderzoek hield ik reeds rekening met een tegenvaller van EUR 28,4
mln. In totaal bedraagt de verwachte tegenvaller over 2018 dus EUR 45 mln. De liquide
middelen in de AMr zijn hierdoor volledig uitgeput. Voor dit jaar dreigde door de
nieuwe tegenvaller zelfs een tekort van EUR 9,4 mln. De AMr kan echter niet «rood»
staan. Om het tekort te vermijden, zal het kabinet via de najaarsnota uw Kamer vragen
om in te stemmen met een verhoging van de uitgaven binnen de mediabegroting (beleidsartikel
15 van de rijksbegroting) van EUR 15 mln om in 2018 de AMr aan te vullen. Vervolgens
wordt via de eerstvolgende voorjaarsnota uw Kamer gevraagd om in te stemmen met het
inboeken van een even hoge uitgavenreductie op de mediabegroting in 2021.
De nieuwe meerjarenraming van de reclame-inkomsten zorgt ervoor dat ook in 2019 en
2020 de AMr onder druk komt te staan. Om nieuwe tekorten te vermijden, zijn hierover
gesprekken gevoerd met de NPO en het College van Omroepen. Op basis daarvan hebben
zij een aantal significante maatregelen voorgesteld waarmee nieuwe tekorten in de
AMr in 2019 en 2020 kunnen worden vermeden. Deze maatregelen vindt u in hun brief,
die als bijlage bij deze brief is gevoegd25.
De maatregelen komen erop neer dat:
1. de toekenning van EUR 40 mln in 2019 en de uitvoering van het plan van de NPO op basis
van de motie Pechtold het mogelijk maakt dat de NPO en omroepen hun aanvraag voor
een financiële bijdrage vanuit de AMr voor de bekostiging van de frictiekosten maximeren
op
2. EUR 14 mln, waarbij de begroting van de NPO uitging van EUR 21,4 mln;
3. de NPO zijn aanvraag in 2020 voor een financiële bijdrage vanuit de AMr voor de bekostiging
van meerkosten van grote sportevenementen maximeert op EUR 19,3 mln, waarbij de begroting
van de NPO uitging van EUR 23,457 mln;
4. uitstel verrekening van de consumentenprijsindexvergoeding van EUR 1,74 mln over 2018
naar een later moment wanneer de AMr voldoende is hersteld;
5. overige maatregelen voor 2020 die in totaal maximaal EUR 5 mln moeten bijdragen aan
het herstel van de AMr.
Na uitbetaling van het hiervoor begrote gemaximeerde bedrag van EUR 19,3 mln ten behoeve
van de bekostiging van de uitzending van grote sportevenementen resteert een bedrag
van EUR 5,8 mln. Dit bedrag resteert van de middelen die NPO en de omroepen in het
verleden hebben afgedragen aan de AMr in verband met de afroming van hun reserves
en die de afgelopen jaren niet zijn teruggeven in de vorm van een financiële bijdrage
in de bekostiging van de meerkosten van grote sportevenementen. Het resterende bedrag
blijft beschikbaar ter dekking van meerkosten van grote sportevenementen waarbij dit
kan worden toegekend wanneer de AMr zich voldoende heeft hersteld. Dit geldt ook voor
de verrekening van de consumentenprijsindexvergoeding over 2018.
Om maatregel 2 te faciliteren, wordt vrijstelling verleend voor de inzet van mediareserves
in 2019 en eventueel 2020 zodat die ingezet kunnen worden de programmering om de lagere
bijdrage uit de AMr aan de meerkosten van grote sportevenementen op te vangen. Randvoorwaarde
daarbij is dat de mediareserves in 2019 en 2020 worden ingezet voor zover die nodig
zijn om de impact van de budgetverlaging op de programmering te vermijden.
Om maatregel 1 te faciliteren zal ik mij inzetten om de coördinatie en de voorschriften
van de frictiekostenregeling voor de landelijke publieke omroep te vereenvoudigen
in vergelijking met eerdere regelingen. Met het oog daarop worden de NPO, een vertegenwoordiging
van de omroepen en het Commissariaat betrokken bij het opstellen van de frictiekostenregeling.
Ik waardeer de constructieve houding van de NPO en het College van Omroepen om met
de door hen voorgestelde maatregelen een bijdrage te leveren aan het herstel van de
AMr. Mocht de AMr zich sneller herstellen dan verwacht, dan zal ik de NPO en de omroepen
faciliteren bij het verzachten van de voorgenoemde maatregelen.
Op basis van de voorgenoemde maatregelen en de raming van de reclame-inkomsten, zoals
toegelicht in paragraaf 5.2, zal naar verwachting een tekort van de AMr in 2019 en
2020 kunnen worden vermeden.
De budgetverlaging in 2019 en de eerder toegelichte maatregelen zorgen ervoor dat
er vanaf 2021 ruimte ontstaat om de AMr te laten herstellen. Tabel 6 laat deze ontwikkeling
zien. Hierbij is uitgegaan van de meerjarige ontwikkeling van het minimumbudget van
de landelijke publieke omroep, zoals toegelicht in paragraaf 5.3, dat voortbouwt op
het verlaagde niveau van het minimumbudget met ingang van 2019. Afhankelijk van de
werkelijke ontwikkeling van de AMr de komende jaren zal worden bezien in hoeverre
er ruimte ontstaat om het budget van de landelijke publieke omroep te laten uitstijgen
boven het minimumbudget. In dat geval zal er minder financiële ruimte zijn voor dotaties
aan de AMr, waardoor die minder sterk zal groeien dan tabel 6 weergeeft.
Verder is bij tabel 6 uitgegaan van een consumentenprijsindex van 2,4% in 2019 conform
de raming van het Centraal Planbureau in de Marco Economische Verkenningen en een
index van 1% in de daaropvolgende jaren. In tabel 6 is ook rekening gehouden met de
hiervoor toegelichte verschuiving van kasmiddelen tussen 2018 en 2021, wat resulteert
in een verlaging van de AMr in 2021 van EUR 15 mln. Daarnaast is in tabel 6 de aanname
gedaan dat het resterende beschikbare bedrag voor de uitzending van grote sportevenementen
beschikbaar wordt gesteld in 2022 en dat de verrekening van de consumentenprijsindexvergoeding
over 2018 in 2022 beschikbaar wordt gesteld. Deze haalbaarheid van deze aanname is
afhankelijk van de werkelijke stand van de AMr in 2021 en 2022.
Bedragen in € 1.000
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
Liquiditeitssaldo Algemene Mediareserve
(ultimo jaar T)
5.640
16.786
9.033
13.872
28.947
51.169
79.645
103.328
Minimumniveau Algemene Mediareserve
7.797
7.964
8.218
8.354
8.503
8.634
8.765
8.895
Verschil liquiditeitssaldo en minimumniveau
Algemene Mediareserve
– 2.157
8.821
816
5.518
20.444
42.535
70.880
94.433
Tabel 6 maakt onderscheid in het liquiditeits- en het minimumsaldo van de AMr. Het
liquiditeitssaldo laat de liquide middelen van de AMr zien. Het minimumsaldo weerspiegelt
het minimumniveau aan liquide middelen dat de AMr nodig heeft en houdt verband met
de rekening-courantfunctie voor het Commissariaat.
De verwachte ontwikkeling van de AMr is ook weergegeven in grafiek 1. De blauwe lijn
weerspiegelt de omvang van de liquide middelen in de AMr ultimo jaar t. De rode lijn
laat het minimumniveau zien wat betreft de benodigde liquide middelen van de AMr.
Bij deze grafiek is uitgegaan van een consumentenprijsindex van 2,4% in 2019 conform
de raming van het Centraal Planbureau in de Marco Economische Verkenningen en een
index van 1% in de daaropvolgende jaren. De groene stippellijn laat de ontwikkeling
van de AMr zien wanneer tussen 2018 en 2021 geen verschuiving zou plaatsvinden van
kasmiddelen en de NPO en het CvO geen maatregelen zouden nemen die resulteren in een
lager beroep op de AMr. Zonder deze maatregelen zouden de liquide middelen in de AMr
tot en met 2021 onder het minimumniveau blijven.
Grafiek 1: Meerjarige ontwikkeling Algemene Mediareserve
5.5 Meerjarenoverzicht ontvangsten en uitgaven
In de vorige paragrafen is voor de periode 2019–2025 de verwachte ontwikkeling van
de Ster-inkomsten geschetst, evenals de verwachte ontwikkeling van het minimumbudget
voor de landelijke publieke omroep. Op basis daarvan en de verwachte ontwikkeling
van de OCW-middelen is in tabel 7 een lange-termijn-perspectief geschetst van de mediabegroting.
De mutatie AMr in tabel 7 is het saldo van de verwachte ontvangsten en uitgaven en
wordt verrekend met de AMr.
Tabel 7: Meerjarige ontwikkeling mediabegroting inclusief consumentenprijsindexvergoeding
Bedragen in € 1.000
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
Ontvangsten
OCW-middelen
821.845
836.287
850.052
865.062
878.314
891.507
904.665
Reclame-inkomsten
149.854
147.854
142.854
148.854
143.854
149.854
144.854
Totaal ontvangsten
971.699
984.141
992.906
1.013.917
1.022.168
1.041.361
1.049.519
Uitgaven
Landelijke publieke omroep
740.156
750.810
760.869
771.320
781.069
790.800
800.552
Andere instellingen en
overige uitgaven
213.710
216.809
212.198
215.641
218.877
222.085
225.284
Totaal uitgaven
953.866
967.619
973.067
986.961
999.946
1.012.885
1.025.836
Mutatie Algemene Mediareserve
17.834
16.522
19.839
26.956
22.222
28.476
23.683
In het vervolg van dit hoofdstuk worden de twee grootste uitgavenposten van de mediabegroting
toegelicht en worden de begrotingen van de landelijke en regionale publieke omroep
behandeld.
5.6. Begroting landelijke publieke omroep
De landelijke publieke omroep heeft in zijn begroting voor 2019 een bedrag van EUR
740,156 mln aangevraagd. Dit bedrag is gelijk aan het bedrag dat in de rijksbegroting
voor volgend jaar is opgenomen. Naar aanleiding van de begroting is er een aantal
aandachtspunten waarover de NPO is geïnformeerd. Deze aandachtspunten worden hierna
toegelicht.
Frictiekosten
De NPO gaat er in zijn begroting van uit dat als gevolg van de budgetverlaging frictiekosten
zullen ontstaan en dat de bekostiging ervan wordt voorgefinancierd vanuit de mediareserves
van de omroepen. De NPO is geïnformeerd dat dit niet mogelijk is op grond van de Mediawet.
Mediareserves mogen uitsluitend worden ingezet voor de bekostiging van programmering.
Frictiekosten kunnen wel worden bekostigd vanuit de algemene reserves van de NPO en
de omroepen.
Stichting coproductiefonds Binnenlandse Omroep (CoBO)
De NPO heeft in de begroting opgenomen dat zijn bijdrage aan CoBO ten behoeve van
de productie van Telescoopfilms ad 0,9 mln euro wordt stopgezet. De NPO geeft hierbij
aan dat dit geen gevolgen heeft voor de Prestatieovereenkomst, waarin staat dat de
NPO jaarlijks minimaal twee Telescoopfilms coproduceert. De NPO gaat er namelijk vanuit
dat het CoBO in 2019 eigen vermogen inzet om de bijdragen te kunnen blijven financieren.
Verder gaat de NPO in zijn begroting ervanuit dat ik mijn financiële bijdrage aan
CoBO verlaag. De NPO is geïnformeerd dat de bijdrage aan CoBO voor 2019 is opgenomen
in de rijksbegroting en als zodanig is geoormerkt.
Verdeling budget
Verder heeft de NPO in zijn begroting geen voorstel opgenomen hoe het budget van EUR
740,156 mln moet worden verdeeld over de omroepen met erkenning, tijdelijke erkenning,
NOS, NTR, NPO en het programmaversterkingsbudget. Op grond van de Mediawet moet ik
echter bij toekenning van het budget een verdeling maken. Ik heb van de NPO begrepen
dat op korte termijn een verdelingsvoorstel wordt gestuurd en dat dit als onderdeel
van de begroting aan het College van Omroepen voor een zienswijze wordt voorgelegd
en ook naar het Commissariaat zal worden verstuurd.
Eigen inkomsten
De begroting van de NPO gaat ook in op opties om de eigen inkomsten te vergroten.
Dat is ook een manier om de schade van de budgetverlaging te beperken. De NPO benoemt
een aantal opties dat Ernst & Young in zijn onderzoek heeft geïdentificeerd en becijferd,
maar heeft die niet meegenomen in de begrote inkomsten. De NPO is geïnformeerd dat
hierdoor een vertekend beeld kan ontstaan van de financiële situatie van de landelijke
publieke omroep.
Verder heeft het Commissariaat de begroting van de NPO beoordeeld en mij hierover
schriftelijk geïnformeerd. De brief van het Commissariaat vindt u bij deze brief gevoegd26. Het Commissariaat constateert onder andere dat de begroting minder transparant is
dan die van voorgaande jaren. Ook constateert het Commissariaat, zoals hier toegelicht,
dat de begroting geen voorstel bevat met betrekking tot de verdeling van het budget
over de omroepen met erkenning, tijdelijke erkenning, NOS, NTR, NPO en het programmaversterkingsbudget.
Verder deelt het Commissariaat de hiervoor genoemde bevinding ten aanzien van de bijdrage
vanuit de rijksbegroting aan CoBO.
5.7. Budget plan van aanpak NPO
De NPO heeft naar aanleiding van de motie Pechtold (Kamerstuk 35 000, nr. 17) in overleg met de omroepen een plan opgesteld voor 201927. De inhoud ervan is toegelicht in hoofdstuk 2. Het plan houdt rekening met de overwegingen
van de motie Pechtold en het kabinet stelt daarom voor 2019 een bedrag van EUR 40
mln beschikbaar ter compensatie van de tegenvallende reclame-inkomsten. Deze middelen
worden met een nota van wijziging op de begroting 2019 aan de OCW-begroting toegevoegd
en zullen via de AMr beschikbaar komen.
5.8. Bezwaar NPO tegen budgetvaststelling 2018
De NPO heeft bij brief van 26 januari 2018 bezwaar gemaakt tegen de budgettoekenning
voor 2018. Volgens de NPO is het budget 2018 te laag vastgesteld door een verkeerde
indexeringsmethodiek. Tevens kan de NPO zich niet vinden in de aangekondigde budgetverlaging
voor 2019. Tijdens het schriftelijk overleg is toegezegd uw Kamer hierover te informeren
(Kamerstuk 32 827, nr. 131). Bij besluit van 16 oktober 2018 zijn de bezwaren van de NPO ongegrond verklaard.
Daarbij is echter overwogen dat de NPO in verband met de indexering is uitgegaan van
een hoger budget voor 2018 en dat een lager budget mogelijk van invloed is op de lopende
programmering. Daarom is alsnog besloten het toegekende budget voor 2018 op te hogen
met EUR 1,9 mln tot het door de NPO voor 2018 aangevraagde budget. De NPO heeft het
formele recht om tegen de beslissing in beroep te gaan. Het bezwaarschrift van de
NPO is aanleiding geweest om een voorstel voor verduidelijking van de wettelijke indexeringssystematiek
op te nemen in het wetsvoorstel Variawet dat op 25 september 2018 bij de Tweede Kamer
is ingediend.28
5.9. Begroting RPO en regionale publieke omroepen
Het Commissariaat heeft de begroting van de RPO en de individuele begrotingen van
de dertien regionale publieke omroepen beoordeeld en heeft mij schriftelijk geïnformeerd
over zijn bevindingen. De brief van het Commissariaat is bij deze brief gevoegd29.
Begroting RPO
Het Commissariaat constateert dat de RPO een sluitende begroting heeft opgenomen voor
zijn werkzaamheden. Daarbij heeft de RPO een raming voor de komende vier jaar opgenomen.
Verder constateert het Commissariaat dat de RPO geen investeringsbegroting heeft opgenomen
in zijn bekostigingsaanvraag. Dit is echter op grond van de Mediawet een vereiste.
Het Commissariaat gaat ervan uit dat in de bekostigingsaanvraag voor 2020 alsnog een
investeringsbegroting wordt opgenomen. Daarnaast constateert het Commissariaat dat
de samengevoegde lasten van de regionale publieke omroepen niet zijn opgenomen in
de begroting van de RPO. Ook hierbij gaat het Commissariaat ervan uit dat dit vanaf
de begroting voor 2020 wel zal gebeuren. Tot slot mist het Commissariaat in de begroting
van de RPO concrete acties om de doelmatigheid van de regionale publieke omroepen
te verbeteren. Deze zijn door de RPO wel opgenomen in een separaat activiteitenplan.
Het Commissariaat merkt in dit verband op dat de RPO er goed aan doet om haar inmiddels
hierop ontwikkelde visie in de komende jaren ook in de begroting zichtbaar te maken.
Begroting regionale publieke omroepen
Het Commissariaat heeft ook een aantal bevindingen met betrekking tot de regionale
publieke omroepen. Zo heeft Omroepstichting RTV NH geen activiteitenplan opgesteld
ter onderbouwing van zijn begroting. Verder gaat Stichting Omroep Zeeland uit voor
2019 uit van een negatieve kasstroom van EUR 0,2 mln. Het Commissariaat geeft in dit
verband aan de kasontwikkeling van deze omroep te gaan volgen. Tot slot heeft Stichting
Regionale Omroep Rotterdam-Rijnmond en omgeving geen investeringsbegroting opgenomen
in zijn bekostigingsaanvraag.
Het Commissariaat stelt op grond van de ingediende begrotingen het budget van de omroepen
vast voor 2019. Ik zal het Commissariaat vragen om bij de budgetvaststelling zijn
bevindingen waar mogelijk als voorwaarden mee te geven aan de betreffende omroepen.
Hoofdstuk 6: Overige onderwerpen, toezeggingen en moties
6.1 Mediawijsheid
Zoals toegezegd informeer ik u hierbij over de aanpak van mediawijsheid voor de komende
periode.30
6.1.1. Motie Westerveld en Van den Hul
De motie van de leden Westerveld en Van den Hul roept de regering op in gesprek te
gaan met een coalitie van Mediawijzer.net, bibliotheken, buurtnetwerken, zorgcentra
en gemeenten over goede methoden die mediawijsheid van senioren vergroten (Kamerstuk
34 775 VIII, nr. 109). Voor de uitvoering van deze motie zijn gesprekken gevoerd met Mediawijzer.net,
de Koninklijke Bibliotheek (KB), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), Sociaal
Werk Nederland, de seniorenorganisaties ANBO en KBO-PCOB, SeniorWeb en andere departementen.
In deze gesprekken kwam naar voren dat mediawijsheid niet alleen voor de doelgroep
van senioren, maar ook voor andere volwassenen belangrijk is. De gesprekspartners
pleiten voor een samenhangende aanpak die gericht is op alle volwassenen. Inzet daarbij
moet zijn om te komen tot samenwerking tussen de vele bestaande initiatieven vanuit
overheid, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven.
6.1.2. Evaluatie Mediawijzer.net 2015–2018
Op 22 augustus 2018 heb ik de evaluatie van Mediawijzer.net 2015–2018 naar uw Kamer
gestuurd (Kamerstuk 31 434, nr. 8). Uit de evaluatie blijkt dat Mediawijzer.net een waardevolle bijdrage heeft geleverd
aan de bevordering van mediawijsheid en ook voor de komende periode een voor de hand
liggend instrument is. Binnen het netwerk van meer dan 1000 partners dat door Mediawijzer.net
is opgebouwd, is men erg tevreden over de verbindende en stimulerende rol van Mediawijzer.net.
Belangrijke aanbevelingen uit de evaluatie zijn een blijvende inzet op jeugd en het
beter in kaart brengen van het niveau van mediawijsheid bij jongeren. Wat betreft
een verbreding naar de doelgroep van volwassenen is het advies om eerst het beschikbare
aanbod beter in beeld te brengen.
6.1.3. Vervolgaanpak
De uitkomsten van de gesprekken in het kader van de motie Westerveld en Van den Hul
(Kamerstuk 34 775 VIII, nr. 109) en de evaluatie bieden een goede basis om door te gaan met de financiering van Mediawijzer.net
als expertisecentrum voor mediawijsheid. Mediawijzer.net heeft een meerjarenplan 2019–2023
ingediend met een aanvraag voor bekostiging voor 2019. Vanuit de mediabegroting stelt
het kabinet daar ca. EUR 1,5 mln voor beschikbaar. Inzet op jeugd blijft nodig, ook
omdat het nog enkele jaren zal duren voordat de uitkomsten van de huidige curriculumherziening
in het primair en voortgezet onderwijs (waar mediawijsheid onderdeel van uitmaakt)
in de onderwijspraktijk zal landen. Uit de evaluatie blijkt dat Mediawijzer.net resultaten
heeft geboekt bij de bevordering van mediawijsheid onder jeugd. Hierdoor ontstaat
ruimte en gaat Mediawijzer.net als kwartiermaker inventariseren wat beschikbaar en
nodig is voor de doelgroep van volwassenen. Hiermee geeft Mediawijzer.net uitvoering
aan de aanbeveling uit de evaluatie. Voor een zo efficiënt mogelijke inzet van middelen
vraag ik Mediawijzer.net hierbij zoveel mogelijk aan te sluiten bij bestaande en aangekondigde
initiatieven gericht op volwassenen. Hierbij kan in ieder geval gedacht worden aan
acties in het kader van de Nationale Digitaliseringsstrategie (NDS) en het ophanden
zijnde actieplan digitale inclusie van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties, dat eind dit jaar naar uw Kamer wordt gestuurd. Daarnaast
is er een relatie met de aanpak van laaggeletterdheid en de volwasseneneducatie, waarbij
gemeenten sinds 2018 de mogelijkheid hebben om cursussen digitale vaardigheden in
te kopen voor hun burgers.
In aanvulling op de activiteiten van Mediawijzer.net zal ik conform de aanbeveling
uit de evaluatie beter in kaart te brengen wat de huidige stand van zaken is van mediawijsheid
onder jongeren. Bij dit onderzoek wordt ook de doelgroep van volwassenen betrokken.
Omdat er al meerdere onderzoeken zijn gedaan, komt er een samenvattende studie naar
wat er bekend is over mediawijsheid onder jongeren en volwassenen. 2019 is daarbij
een schakeljaar. Op basis van de inventarisatie van Mediawijzer.net en het samenvattende
onderzoek zal bekeken worden hoe de aanpak van mediawijsheid vanaf 2020 het beste
vorm kan krijgen. Deze werkwijze sluit aan op de gefaseerde aanpak van het meerjarenplan
2019–2023 van Mediawijzer.net. Uw Kamer wordt daarover eind 2019 nader geïnformeerd.
6.2. Nederlandse regels sluikreclame
In het schriftelijke overleg media en journalistiek en tijdens het algemeen overleg
op 6 september 2018 zijn vragen gesteld over de regels voor commerciële omroepen inzake
sluikreclame. Door verschillen tussen de teksten van de Europese richtlijn en de Nederlandse
Mediawet 2008 is de indruk ontstaan dat Nederlandse mediabedrijven hierdoor in een
ongelijk speelveld komen ten opzichte van aanbieders vanuit het buitenland. Het gaat
bij sluikreclame kort gezegd om het standpunt dat de definitie van sluikreclame in
de Nederlandse Mediawet 2008 onvoldoende rekening zou houden met de vraag of een uiting
misleidend kan zijn of niet. Samen met het Commissariaat voor de Media zijn de regels
nader bekeken. De conclusie is dat de Nederlandse regels in overeenstemming zijn met
de Europese richtlijn en dat de toepassingspraktijk noch de rechtspraktijk tot een
strengere toepassing leidt ten opzicht van andere EU-landen waardoor er een ongelijk
speelveld zou ontstaan. Uit de parlementaire toelichting bij de implementatiewetgeving
blijkt dat de wetgever bij het formuleren van de sluikreclameregels wel degelijk rekening
heeft gehouden met het element misleiding. Gevoegd bij het feit dat de uitleg van
het begrip sluikreclame sinds de introductie van de Mediawet in 2008 niet in rechte
is betwist, is er geen aanleiding om de wet op dit punt aan te passen.
6.3. Rapportage Commissariaat over toetsprincipes inzake reclame-inkomsten
Met de brief van 14 juli 2017 (Kamerstuk 32 827, nr. 115) is uw Kamer geïnformeerd over de motie Paternotte/Ellemeet over de beleidsregels
aangaande (online) reclame-uitingen bij de publieke omroep.31 In deze brief is toegezegd dat uw Kamer nader geïnformeerd zal worden over de evaluatie
van het Commissariaat over deze beleidsregels. Het Commissariaat heeft een ronde tafelsessie
georganiseerd over online reclame rond zogenoemde prerolls. In deze sessie was het
veld breed vertegenwoordigd. Op basis van de inbreng van de deelnemers is het Commissariaat
gestart met aanpassing van de beleidsregels. Deze aanpassing is recent ter consultatie
opengesteld via de website van het Commissariaat. Uw Kamer zal na afronding van dat
traject geïnformeerd worden.
6.4. Actualisering evenementenlijst
De leden van de VVD-fractie en de CDA-fractie vroegen in het kader van een schriftelijk
overleg onder meer om een actualisatie van de evenementenlijst.32 Daarbij ging het met name om de wens van deze leden om de wedstrijden van het Nederlands
vrouwenvoetbalelftal op de evenementenlijst plaatsen. Ik antwoordde daarop dat ik
bereid ben daarnaar te kijken en daarbij ook een vraag van de CDA-fractie over de
verslaggeving van de Paralympics zal betrekken. Tijdens het Algemeen Overleg van 6 september
2018 over media en journalistiek memoreerde ik dat de lijst nog niet zo heel lang
geleden is geëvalueerd (Kamerstuk 32 827, nr. 144). En verder dat er in beginsel steeds acht jaar genomen wordt voor een evaluatie.33 Niettemin kan de evenementenlijst bij uitzondering ook tussentijds wordt aangepast.
Het ligt in de rede dat een eventuele tussentijdse aanpassing van de evenementenlijst,
die vooruitloopt op de uitkomsten van de reguliere en uitgebreide evaluatie van deze
lijst, van beperkte omvang zal zijn en zich daarom zal beperken tot de twee hiervoor
genoemde onderwerpen. Ook deze eventuele tussentijdse aanpassing moet uiteraard zorgvuldig
en volgens de daarvoor geldende procedures plaatsvinden. Dit betekent dat de mogelijke
wijzigingen van de evenementenlijst eerst moeten worden getoetst aan de voorwaarden
die zijn opgenomen in artikel 5.1 van de Mediawet 2008.34 Daarnaast moeten alle belanghebbende partijen worden gehoord, waaronder de partijen
die over de uitzendrechten van de desbetreffende evenementen beschikken. Tot slot
moet er een algemene maatregel van bestuur worden opgesteld en in procedure worden
gebracht. Uw Kamer zal in de loop van 2019 over de voortgang ten aanzien van dit onderwerp
worden geïnformeerd.
6.5. Toegankelijkheid programma’s voor mensen met audiovisuele beperking
Tijdens het VAO Media algemeen en journalistiek op 26 september 2018 (Handelingen
II 2018/19, nr. 5, item 8) diende het lid Westerveld (GroenLinks) c.s. van uw Kamer een motie in ten behoeve
van mensen met een audiovisuele beperking (Kamerstuk 32 827, nr. 137). Daarin wordt de regering verzocht om, samen met de doelgroep en de NPO een stappenplan
te maken om relevante programma’s, zoals nationale evenementen, van de publieke omroep
voor mensen met een audiovisuele beperking toegankelijk te maken.35 Volgens de eerste overweging van de motie gaat het daarbij om audiodescriptie en
het gebruik van doventolken op welke gebieden volgens de indieners van de motie meer
inzet mogelijk is. Op 2 oktober 2018 is deze motie door uw Kamer met algemene stemmen
aangenomen.36 Deze motie wordt uitgevoerd. Daarbij zal onder meer rekening worden gehouden met
wat er redelijkerwijs van de NPO gevraagd kan worden gelet op de inspanningen die
de NPO al verricht om programma’s voor mensen met een audiovisuele beperking toegankelijk
te maken. Daarnaast zal daarbij onder meer rekening worden gehouden met het feit dat
audiodescriptie en het gebruik van doventolken plaatsvindt op vrijwillige basis en
met de financiële gevolgen voor de NPO. Uw Kamer zal in het voorjaar van 2019 over
de voortgang ten aanzien van de uitvoering van deze motie worden geïnformeerd.
6.6. Doorgifte van Omrop Fryslân door KPN
KPN kondigde in het voorjaar van 2017 aan per 1 juli 2017 te zullen stoppen met de
doorgifte van alle regionale publieke omroepen in het gehele land. Vanaf die datum
zou KPN deze omroepen alleen nog doorgeven aan zijn abonnees in de «eigen provincie»
van de desbetreffende regionale publieke omroep en in de daaraan grenzende provincies.
Het lid Van der Molen (CDA) van uw Kamer stelde deze zaak vervolgens aan de orde op
28 juni 2017 tijdens een algemeen overleg over de toekomst van het mediabeleid. Hij
pleitte er daarbij voor om in dit verband een uitzondering te maken voor Omrop Fryslân
en te bevorderen dat deze regionale publieke omroep door KPN weer in het hele land
zou worden doorgegeven. Een en ander in verband met de bijzondere positie van het
Fries als tweede rijkstaal en de verplichtingen die daaruit voortvloeien. Mijn voorganger
zegde daarop toe hierover een gesprek met de betrokken partijen te zullen initiëren.37 OCW heeft daarop contact opgenomen met alle bij deze zaak betrokken partijen (KPN,
de Provincie Fryslân, Omrop Fryslân en de RPO) en actief bemiddeld om tot een oplossing
te komen die rekening houdt met de verschillende belangen van deze partijen. Door
een constructieve houding van alle betrokken partijen is dat gelukt. Het contract
tussen de RPO en KPN over de doorgifte van de regionale publieke omroepen is aangepast
ten aanzien van de doorgifte van Omrop Fryslân. Met ingang van 3 juli 2018 wordt Omrop
Fryslân door KPN weer in het gehele land doorgegeven. Dit brengt extra kosten met
zich mee voor auteursrechten en naburige rechten. Deze extra kosten neemt de provincie
Fryslân voor haar rekening. Daarnaast brengt dit extra infrastructurele kosten met
zich mee. Deze extra kosten neemt KPN voor zijn rekening.
6.7. Implementatie herziene AVMD-richtlijn
Op 6 november 2018 heeft de Raad van Ministers van de Europese Unie de herziening
van de Audiovisuele -Mediadienstenrichtlijn (AVMD-richtlijn) aangenomen. Nederland
heeft tegengestemd. Nederland heeft samen met Ierland en Finland, die ook tegenstemden,
een stemverklaring afgelegd. De lidstaten hebben 21 maanden de tijd om de herziening
om te zetten naar nationaal recht. Over het proces van totstandkoming van de herzieningsrichtlijn
bent u laatstelijk geïnformeerd bij brief van 9 mei 2018 inzake de geannoteerde agenda
OJCS-Raad 22 en 23 mei 2018.38 De tekst wordt momenteel geanalyseerd om te bezien waar de Nederlandse regelgeving
precies aanpassing behoeft. De richtlijn zal voornamelijk worden omgezet via wijziging
van de Mediawet 2008. Het streven is dat het implementatiewetsvoorstel direct na de
zomer van 2019 gereed is voor indiening bij de Tweede Kamer.
Tijdens het wetgevingsoverleg van 16 november 2015 (Kamerstuk 34 300 VIII, nr. 123) over de vaststelling van de begrotingsstaten van OCW voor het jaar 2016 is de motie
Heerma (CDA) ingediend en vervolgens aangenomen.39 De motie verzoekt de regering tot modernisering van de wetgeving te komen, zodanig
dat de Kijkwijzer van het NICAM voor audiovisuele producten op alle mediaplatforms
gaat gelden die in Nederland uitgezonden worden. In het antwoord op de Kamervragen
van het lid Van der Staaij over het bericht «Videodiensten moeten kinderen beschermen
tegen gewelddadige porno.» staat dat mijn ambtsvoorganger in reactie op die motie
heeft aangegeven dit verzoek te willen bezien in samenhang met het voorstel tot herziening
van de AVMD- Richtlijn.40 Welnu, de herzieningsrichtlijn bepaalt dat de lidstaten er op moeten toezien dat
video deelplatformen minderjarigen beschermen tegen schadelijke video’s en trekt de
bescherming van minderjarigen tegen schadelijke inhoud voor lineaire en non-lineaire
(vod) diensten gelijk. Daarnaast moeten diensten straks omschrijven wat voor inhoud
er getoond wordt zodat ouders/verzorgers zich kunnen informeren over wat er te zien
is. Dit zal in de Nederlandse wetgeving worden geïmplementeerd. Daarmee wordt de genoemde
motie Heerma uitgevoerd.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob
Bijlage 1A Algemene Mediareserve
Deze bijlage licht de ontwikkeling toe van de AMr in 2018.De onderstaande tabel laat
zien dat in 2017 verschillende bijdragen zijn gedaan vanuit de AMr. De grootste uitgaven
houden verband met de aanvraag van de landelijke publieke omroep voor de bekostiging
van de grote sportevenementen en het opvangen van de dalende Ster-inkomsten om daarmee
het budget voor de landelijke publieke omroep in 2018 op peil te houden.
Tabel 1: Ontwikkeling Algemene Mediareserve in 2018
Ontwikkeling Algemene Mediareserve in 2018 (Bedragen in € 1.000)
Liquide middelen ultimo 2017 conform jaarrekening Commissariaat voor de Media
64.720
Superevenementen landelijke publieke omroep
– 26.813
Aanvulling budget landelijke publieke omroep i.v.m. tegenvaller Ster-inkomsten
– 45.000
Bijdrage i.v.m. bezwaarprocedure landelijke publieke omroep
– 1.929
Lagere bijdrage Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid
10
Afwikkeling frictiekosten landelijke publieke omroep 2017
– 32
Frictiekosten 2016 Omroep Zeeland (regeling A)
– 116
Frictiekosten 2017 RTV Drenthe (regeling A)
– 146
Frictiekosten 2017 RTV Noord (regeling A)
– 456
Frictiekosten 2016 Omroep Zeeland (regeling B)
– 45
Frictiekosten 2017 Omroep Zeeland (regeling B)
– 124
Frictiekosten 2017 Omroep Zeeland (penvoerder namens ORN) (regeling B)
– 985
Meevaller CPI 2018 (1,6% vs. 1,4%)
1.557
Kasschuif 2018–2021
15.000
Verwacht saldo liquide middelen Algemene Mediareserve ultimo 2018
5.640
Bijlage 1B Overzicht financieringsstromen landelijke publieke omroep
In de onderstaande tabel staan de uitgaven volgens het jaarverslag van OCW over 2017
(JV OCW), de jaarrekening van het Commissariaat voor de Media (CvdM) over 2017 (JRR
CvdM) en de Financiële Terugblik 2017 van de Nederlandse Publieke Omroep (Fin. Terugblik
NPO).
Tabel 1: Aansluiting verantwoordingen 2017
Bedragen in € 1.000
JV OCW
OCW-middelen niet via CvdM
Geraamde Ster-inkomsten en rente AMR-middelen via CvdM
OCW-middelen via CvdM
JRR CvdM
Fin. Terugblik NPO
Landelijke publieke omroep
752.149
199.517
552.632
776.098
791.339
Stichting Omroep Muziek
16.143
300
15.843
15.844
Filmfonds van de omroep en Telefilm
8.106
8.106
Totaal Landelijke Publieke Omroepen
776.398
(A)
300
(B)
199.517
(C)
576.581
(D)
776.098
(E)
807.183
(F)
In het jaarverslag OCW zijn de bedragen verantwoord in verband met de landelijke publieke
omroep, Stichting Omroep Muziek en Filmfonds van de omroep en Telefilm. Het gaat hierbij
om een totaalbedrag van EUR 776,398 mln (A). Een bedrag van EUR 0,3 mln (B) hiervan
wordt rechtstreeks overgemaakt naar Stichting Omroep Muziek. Het overige bedrag wordt
uitgegeven via het Commissariaat voor de Media (D). In het totaalbedrag (E) dat het
Commissariaat voor de Media uitgeeft, worden naast OCW-middelen ook Ster-inkomsten
en rente-inkomsten van de middelen in de AMr (C) gebruikt als financiering.
In de Financiële Terugblik van de NPO zijn in de post «Vergoedingen OCW» de uitgaven
aan «Uitzenden en uitzendgereedmaken» en aan het Filmfonds van de omroep en Telefilm
opgenomen. Verder zijn er nog uitgaven opgenomen in de Financiële Terugblik (gesaldeerd
bedrag van EUR 5,4 mln) die niet in het jaarverslag van OCW meegenomen zijn. Grotendeels
betreft dit uitgaven aan frictiekosten die ten laste gaan van de AMr en niet worden
bekostigd vanuit OCW-middelen.
Bijlage 1C Aansluiting rijksbegroting en mediabegroting
De onderstaande tabel maakt de aansluiting inzichtelijk tussen de rijksbegroting en
de mediabegroting die in deze brief is opgenomen. De verschillen tussen beiden begrotingen
worden via de voorjaarsnota verwerkt in de rijksbegroting.
Tabel 1: Aansluiting rijksbegroting en mediabegroting exclusief consumentenprijsindexvergoeding
Bedragen in € 1.000
Mediabegroting
Rijksbegroting
Verschil
Landelijke publieke omroep
740.156
740.156
0
Regionale publieke omroep
144.880
144.655
225
Samenwerkingsprojecten regionale publieke omroep
7.923
N.v.t.
7.923
Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid (NIBG)
22.950
22.950
0
Stichting Omroep Muziek (SOM)
16.348
16.348
0
Commissariaat voor de Media (CvdM)
4.608
4.609
– 1
Stimuleringsfonds voor de Journalistiek (SvdJ)
2.139
2.139
0
Stichting Nederlandse Lokale Publieke Omroepen (NLPO)
1.572
1.572
0
Mediawijsheid-expertisecentrum
1.522
1.522
0
Subsidies
894
894
0
Overige uitgaven mediabeleid
810
320
490
Opdrachten
430
430
0
Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties
60
60
0
Regeerakkoord Rutte III: journalistiek/media
4.900
0
4.900
Totaal uitgaven
949.190
Regionale publieke omroep
In de mediabegroting 2019 wordt bij het budget voor de regionale publieke omroep rekening
gehouden met een bedrag van EUR 0,3 mln voor DAB+. In de rijksbegroting 2019 was rekening
gehouden met een bedrag van EUR 0,1 mln. Dit geeft een verschil van EUR 0,2 mln.
Samenwerkingsprojecten regionale publieke omroep
In paragraaf 5.3 van de mediabegrotingsbrief is toegelicht dat onderdeel B van de
frictiekostenregeling voor de regionale publieke omroepen wordt beëindigd. In plaats
daarvan wordt een subsidieregeling geïntroduceerd die bedoeld is om een financiële
bijdrage te verlenen aan projecten die bijdragen aan de innovatie en samenwerking
van regionale publieke omroepen. Het gaat om een totaalbedrag van EUR 15,8 mln, waarvan
EUR 7,9 mln betrekking heeft op het jaar 2019. Het resterende bedrag is begroot voor
2020. Deze wijziging was in de rijksbegroting 2019 nog niet meegenomen.
Overige uitgaven mediabeleid
Deze post was in de rijksbegroting EUR 0,49 mln te laag begroot. Deze post is voorzichtigheidshalve
verhoogd om eventuele tegenvallers in 2019 te kunnen opvangen.
Regeerakkoord Rutte III: journalistiek/media
In de rijksbegroting was nog geen rekening gehouden met het structurele karakter van
de extra middelen die het Regeerakkoord heeft geregeld voor journalistiek en media.
Het gaat om een totaalbedrag van EUR 5,0 mln waarvan EUR 0,1 mln is bestemd voor de
bekostiging van de uitvoeringskosten. Per saldo is EUR 4,9 mln bestemd voor de bekostiging
van beleid ten aanzien van journalistiek en media.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media