Brief regering : Meerjarenplan 2019-2022 en het Jaarplan 2019 van de Inspectie SZW
35 000 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2019
Nr. 10 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 november 2018
Hierbij bied ik u aan het Meerjarenplan 2019–2022 en het Jaarplan 2019 van de Inspectie
SZW1.
Leidend in het Meerjarenplan en Jaarplan is het realiseren van maatschappelijk effect.
Dat is het meest effectief in samenwerking met anderen, zoals andere inspectiediensten,
de sociale partners, uitvoerders van de sociale zekerheid, brancheorganisaties en
kennisinstituten. In het Regeerakkoord is structureel € 50 miljoen extra per jaar
vrijgemaakt voor de handhavingsketen van de Inspectie SZW. Het Meerjarenplan 2019–2022
en het Jaarplan 2019 geven invulling aan de geïntensiveerde aanpak van de Inspectie.
Deze extra middelen zullen de komende jaren vooral worden benut om extra inspecteurs
en rechercheurs te werven. De inspectiedruk neemt hierdoor aanzienlijk toe: we bereiken
meer bedrijven met onze interventies dan voorheen. Inspecteurs en rechercheurs worden
ingezet op de thema’s waarop de komende jaren prioriteit ligt: de bevordering van
eerlijk werk, waaronder het voorkomen van arbeidsuitbuiting en onderbetaling, de borging
van de procesveiligheid en bestrijding van acute en chronische blootstellingrisico’s
aan gevaarlijke stoffen bij zowel BRZO-bedrijven als overige (chemische) bedrijven.
Ook zal de extra capaciteit bijdragen aan het herstellen van de balans tussen ongevalsonderzoeken
en preventieve inspecties op het terrein van gezond en veilig werken. Er wordt daarbij
ingezet op de verbetering van de naleving van de kernverplichtingen van de Arbeidsomstandighedenwet
voor een betere beheersing van arbeidsrisico’s en preventie van arbeidsongevallen.
Tenslotte wordt intensiever ingezet op de aanpak van arbeids(markt)discriminatie.
Hiervoor verhoog ik, zoals aangegeven in mijn brief over de uitbreiding van de Inspectieketen
Inspectie SZW, van 31 oktober 2018 (Kamerstuk 29 544, nr. 846), het inspectiebudget met een extra half miljoen vanuit het departementale handhavingsbudget.
In het proces van de meerjarenprogrammering is reeds voorzien dat in het najaar van
2020, in het kader van de midtermreview, wordt bezien of en in hoeverre de risico’s,
doelen en ontwikkelingen, en daarmee de verdeling van de inspectiemiddelen over de
programma’s, herijking behoeven.
Het nieuwe meerjarenplan 2019–2022 is gebaseerd op een verbeterde objectieve risico-
en omgevingsanalyse. Nieuw is bijvoorbeeld dat het perspectief van burgers nu ook
wordt meegewogen: wat zijn volgens hen de belangrijkste risico’s op de arbeidsmarkt
voor de Inspectie om op te treden. De Inspectie werkt vanuit de visie dat de meeste
werkgevers zich aan de wet kunnen en willen houden en zich een goed werkgever tonen.
Deze werkgevers vormen de solide basis van de zogenaamde «werkgeverspiramide». In de top van de piramide bevinden zich criminele werkgevers, die willens
en wetens de wet overtreden. Daartussen bevinden zich werkgevers die zich wel aan
de regels willen houden, maar dat (nog) niet kunnen en een groep werkgevers die wetten
af en toe bewust overtreedt. De Inspectie streeft ernaar de capaciteit en middelen
met name in te zetten op de meest risicovolle situaties en bedrijven, de top van de
piramide. Zo leidt de risicogerichte aanpak ertoe dat in het Meerjarenplan en Jaarplan
met name die situaties op de arbeidsmarkt worden beschreven, waarbij de Inspectie
verwacht te moeten handelen en/of ingrijpen.
De nieuwe risico- en omgevingsanalyse hebben ertoe geleid dat een aantal activiteiten
wordt samengevoegd om de inzet zo effectief mogelijk te organiseren.2 De programma’s zullen omvangrijker en robuuster zijn dan voorheen. Het aantal programma’s
wordt teruggebracht van 24 naar 17. Naast intensivering is er sprake van verbreding.
Bij de risico’s van industriële arbeid lag bijvoorbeeld de focus op de sector metaal.
Nu wordt een breder programma gestart dat zich gaandeweg in meerdere branches richt
op de risico’s van industriële arbeid, waaronder de afvalbranche. En het programma
Bedrijven met gevaarlijke stoffen zal in 2019 en 2020 worden omgevormd tot een deskundig
dedicated team voor de aanpak van gevaarlijke stoffen. Een arbeidsmarktbrede aanpak
staat daarbij centraal, waarbij het gaat om de voorkoming van enerzijds acute blootstelling
aan gevaarlijke stoffen door de borging van procesveiligheid en anderzijds van chronische
blootstelling aan de carcinogene (kankerverwekkende), mutagene en reproductietoxische
stoffen. Ook gaat het om bijvoorbeeld de blootstelling van Chroom VI, kwartsstof en
lasrook in andere sectoren. Het programma Schijnconstructies, cao-naleving en fraude
is uitgebreid en gaat nog breder inzicht in de modus operandi van (schijn)constructies
bieden die malafide werkgevers en tussenpersonen onder meer in de sociale zekerheid
hanteren.
Centraal in de programmatische aanpak blijft het handhaven van de wet- en regelgeving,
zoals die zijn ontworpen voor een goed werkende arbeidsmarkt en bijbehorend sociaal
zekerheidsstelsel. Als de Inspectie constateert dat de regels niet worden nageleefd,
dan handhaaft de Inspectie met behulp van waarschuwingen, boetes, dwangsommen en stilleggingen.
Naast deze handhavingsinstrumenten worden binnen de programma’s ook andere interventies
ingezet, zoals (preventieve) nalevingscommunicatie en druk op ketens van opdrachtgevers
of producenten. In het programma Zorg en het programma Bouw en infra worden bijvoorbeeld
naast reguliere inspecties het verantwoord opdrachtgeverschap in de sector gestimuleerd.
Juist een gevarieerde mix aan interventies werkt. Met een mix aan interventies wordt
aangesloten op de motieven en gedragingen van werkgevers en werknemers. Bedrijven
die worden geïnspecteerd en de regels blijven overtreden, worden aangepakt met steeds
zwaardere sancties. Bewuste en notoire overtreders en criminele organisaties krijgen
te maken met een bestuursrechtelijke of strafrechtelijke harde aanpak in samenwerking
met het functioneel parket van het Openbaar Ministerie.3
Problemen in het SZW-domein zijn vaak complex en hardnekkig. Daarom vergt het samenwerking
met andere instanties en sociale partners om in een effectieve aanpak te resulteren.
De Inspectie zal de vele vormen van samenwerking met externe stakeholders, zowel regionaal,
nationaal als internationaal voortzetten en intensiveren. Zo draagt de Inspectie extra
bij aan de Landelijke Stuurgroep Interventieteams. Waar het bijdraagt aan grotere
effectiviteit, gaat de Inspectie ook aan meer regionale aanpakken deelnemen. Programma’s
die bijvoorbeeld veel samenwerken met de RIEC’s (Regionale Informatie Expertise Centra)
zijn onder andere Horeca en detailhandel, Uitzendbureaus, Industriële arbeid en Arbeidsuitbuiting.
Ook wat betreft haar werkwijze heeft de Inspectie in haar plannen een aantal speerpunten
benoemd. Allereerst is dat informatiegestuurd werken. De Inspectie streeft ernaar
bij alle keuzes op strategisch, tactisch en operationeel niveau zoveel mogelijk te
profiteren van beschikbare informatie uit de omgeving en zij richt haar interne organisatie
hierop in.
Ten tweede wordt de informatiewaarde van klachten, meldingen en signalen, van bijvoorbeeld
burgers, werknemers, vakbonden, ondernemingsorganisaties en collega-overheidsdiensten,
beter benut. De Inspectie richt twee herkenbare programma’s in waarin het snel en
adequaat oppakken van signalen van burgers en stakeholders, zoals mede-overheden en
werknemers en werkgeversorganisaties, centraal staat.4 Voor eerlijk werk houdt de Inspectie de komende jaren rekening met meer meldingen
vanwege de meldplicht in het kader van de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers
in de EU (WagwEU).
Ten derde is en blijft het vroegtijdige signalering van nog onbekende fenomenen en
nieuwe risico’s in het inspectiedomein een belangrijke activiteit. De inspecteurs
in het veld zijn de oren en ogen van de Inspectie. Het signaleringsproces heeft als
doel die kennis en ervaring zo goed mogelijk te benutten, zowel voor het eigen primaire
proces als voor signalering en terugkoppeling naar departementen, bestuurders of mede-overheden,
maar ook bijvoorbeeld naar ondernemings- en brancheorganisaties.
In het Jaarplan komen alle toezichtsprogramma’s en hun activiteiten in 2019 uitgebreid
aan bod.5 De beoogde maatschappelijke effecten moeten in de 17 programma’s worden gerealiseerd.
Het streven is dat er in Nederland veiliger, gezonder en eerlijker wordt gewerkt en
er bestaanszekerheid is voor iedereen.
Ik maak in deze brief ook graag van de gelegenheid gebruik om in te gaan op een aantal
moties van uw Kamer. Het betreft een vijftal moties waaraan door middel van o.a. wat
beschreven is in het meerjarenplan en jaarplan uitvoering wordt gegeven. Onderstaand
wordt per motie kort het verzoek genoemd en de wijze van uitvoering en relevante verwijzing
naar de stukken.
• (2016) gewijzigde motie van het lid Ulenbelt c.s. inzake zorgen inspectiecapaciteit
en WagwEU/Notificatieplicht. Kamerstuk 34 408, nr. 13.
De motie verzoekt om de capaciteit voor toezicht op de WagwEU niet ten koste te laten
gaan van beschikbare inspectiecapaciteit. Aan de motie wordt als volgt tegemoetgekomen.
De motie dateert van voor het Regeerakkoord. In het inspectie control framework (2017)
is beschreven dat extra taken uit de lengte of breedte moeten komen. In beginsel geldt
dat inzet van capaciteit op toezicht op de WagwEU betekent dat die capaciteit niet
op iets anders wordt ingezet. Door het Regeerakkoord wordt de capaciteit in de inspectieketen
echter aanzienlijk verhoogd. In de Brief Versterking inspectieketen Inspectie SZW
d.d. 31 oktober 2018 (TK) is uw Kamer geïnformeerd over de inzet van de extra middelen
uit het Regeerakkoord. Het toezicht op de WagwEU is een van de onderdelen van het
toezicht gericht op het doel «eerlijk werk». Circa 60 procent van de extra middelen
uit het regeerakkoord is voor dat doel. Door de extra middelen uit het regeerakkoord
die de komende jaren beschikbaar komen wordt tegemoetgekomen aan de zorg uit de motie
omdat er ook naar taken anders dan de WagwEU meer capaciteit gaat. Het Jaarplan 2019
gaat in paragraaf 1.1. hierop in.
• (2017) Motie van het lid Yesilgoz-Zegerius c.s. inzake informatie over verloop van
het programma en de effecten voor monitoring schijnconstructies en CAO-naleving. Kamerstuk
34 725 XV, nr. 11.
De motie verzoekt om meer inzicht in het verloop en de effecten van het programma
schijnconstructies en CAO-naleving. Aan deze motie wordt als volgt invulling gegeven.
De Minister heeft op 23 oktober een meerjarige rapportage over het Programma Schijnconstructies
en CAO-naleving aan uw Kamer gezonden, alsmede een drietal factsheets over projecten
van het Programma Misbruik van regelingen (Kamerstuk 29 544, nr. 844). Het Jaarplan 2019 gaat in paragraaf 3.2.2 in op de door het programma te formuleren
indicatoren voor effectmeting.
• (2017) Motie van de leden Pieter Heerma en Van Haga inzake verbeterplannen en veiligheidscultuur
bedrijven. Kamerstuk 25 883, nr. 319.
De motie verzoekt te bezien of het mogelijk is bedrijven op te leggen om veiligheidsverbeterplannen
te maken. Aan de motie wordt als volgt invulling gegeven.
In het Jaarplan 2019 wordt in paragraaf 5.2.1 over het Programma Meldingen, verzoeken
en preventie van onveilig en ongezond werk, melding gemaakt van het beproeven en implementeren
van een gedifferentieerde aanpak van ongevalsonderzoek. Vooropgesteld wordt dat ook
binnen de huidige wettelijke kaders arbeidsongevallen moeten leiden tot verbetering
van de veiligheid. Nalevingscommunicatie over veilige werkwijzen is hierop gericht.
Het opleggen van een boete door de Inspectie SZW naar aanleiding van een ongevalsonderzoek
houdt een opdracht tot verbetering in, de tekortkoming moet immers worden opgeheven.
Verder is een arbeidsongeval of een beroepsziekte aanleiding om de RI&E te herzien
en zo nodig het plan van aanpak te verbeteren. De Arbeidsomstandighedenwet ondersteunt
de mogelijkheid om bedrijven zelf een ongeval te laten onderzoeken en op basis daarvan
een verbeterplan te laten opstellen. De Inspectie SZW is in 2018 gestart met een pilot
waarin bij een aantal ongevallen, waaraan geen zware overtreding ten grondslag ligt,
aan werkgevers wordt gevraagd om zelf een ongevalsrapportage op te stellen, verbetermaatregelen
te treffen en de Inspectie SZW hierover te informeren. In 2019 wordt deze werkwijze
verder verkend. Aan de deelnemende werkgevers wordt niet alleen gevraagd de directe
toedracht van het ongeval te onderzoeken, maar ook na te gaan of en zo ja welke dieperliggende
oorzaken (risico’s) tot het ongeval hebben geleid. De werkgever formuleert verbetermaatregelen
met termijnen waarbinnen de maatregelen moeten zijn doorgevoerd. De Inspectie SZW
ziet toe of deze maatregelen ook daadwerkelijk binnen de gestelde termijn worden gerealiseerd.
Resultaten worden medio 2019 verwacht. Daarover wordt uw Kamer te zijner tijd geïnformeerd.
• (2018) Motie van het lid Van Haga inzake nadrukkelijk aandacht voor veiligheid bij
Inspectiekeuzes. Kamerstuk 25 834, nr. 143.
De motie verzoekt om bij de keuzes die de Inspectie maakt de handhaving van veiligheid
nadrukkelijk aandacht te geven. Aan deze motie wordt als volgt invulling gegeven.
Bij de keuzes rond de inzet van middelen zoals vervat in mijn brief Uitbreiding inspectieketen
Inspectie SZW is het belang van inzet op veilig en gezond werk benadrukt (Kamerstuk
29 544, nr.846). In het Jaarplan 2019 is in paragraaf 1.1. geëxpliciteerd dat de extra middelen
van het Regeerakkoord voor het versterken van de handhavingsketen van de Inspectie
SZW grotendeels naar uitbreiding van inspectiecapaciteit gaat waarvan ook een substantieel
deel naar veilig en gezond werken.
• (2018) Motie van de leden Van Kent en Voortman inzake handhaven verplichtingen ARBO-wet
(MO 1114). Kamerstuk 25 834, nr. 141.
De motie verzoekt om de handhaving van Arbozorgverplichtingen die volgen uit de Arbeidsomstandighedenwet.
Aan deze motie wordt als volgt invulling gegeven.
Met de interventiemix van de Inspectie SZW wordt de cultuur van gezond en veilig werken
ondersteund. Dit staat ook vermeld in het Jaarplan 2019 in paragraaf 1.3. Verder wordt
in paragraaf 5.2.1 over het Programma meldingen, verzoeken en preventie van onveilig
en ongezond werk aangegeven dat vanuit dit programma wordt ingezet op het verbeteren
van de naleving van arbozorgbepalingen door communicatieactiviteiten onder andere
met betrekking tot de RI&E en de preventiemedewerker en dat proactief het belang van
arbozorg bij interne en externe stakeholders onder de aandacht wordt gebracht.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid