Brief regering : Tweede voortgangsrapportage Actieplan Bevolkingdaling
31 757 Stedenbeleid
Nr. 97 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 november 2018
In maart 2016 is het Actieplan Bevolkingsdaling van start gegaan (Kamerstuk 31 757, nr. 89). Hierbij stuur ik u mede namens de ministers van OCW, LNV, SZW, VWS, IenW, de ministers
voor BVOM en MZS, en de staatssecretarissen van EZK, IenW en BZK de tweede voortgangsrapportage
over de uitvoering van dit Actieplan1. In deze brief benoem ik de belangrijkste conclusies uit de voortgangsrapportage
en licht ik toe welke ambities ik heb voor het vervolg van het Actieplan Bevolkingsdaling
samen met de 20 krimp- en anticipeerregio’s en de betrokken provincies en ministeries.2
Nederland heeft te maken met demografische veranderingen: in stedelijke gebieden is
sprake van een toenemende bevolkingsdruk, terwijl andere, veelal perifeer gelegen
gebieden, kampen met bevolkingsdaling in combinatie met vergrijzing en ontgroening.
Verstedelijkte gebieden kennen grote uitdagingen als gevolg van de toenemende druk
op de woningmarkt. Ik zie in krimp- en anticipeerregio’s juist een te lage spanning
op de woningmarkt, met het gevaar van leegstand en verpaupering van dien. Deze grote
regionale verschillen vragen om een gebiedsgerichte aanpak en om maatwerk in de samenwerking
tussen Rijk en regio. Naast de demografische veranderingen staat Nederland voor een
aantal belangrijke nationale opgaven. Denk aan de opgaven op het gebied van klimaatverandering,
energietransitie en de overgang naar kringlooplandbouw3. Om deze nationale opgaven aan te kunnen hebben we alle partners nodig, op nationaal,
regionaal en lokaal niveau, in de verstedelijkte gebieden én in de krimpgebieden.
Met het Actieplan Bevolkingsdaling werk ik samen met Rijksdepartementen, provincies,
gemeenten en regio’s aan de vitaliteit en versterking van gebieden met bevolkingsdaling.
Daarmee geef ik invulling aan mijn verantwoordelijkheid voor de integrale Rijksinzet
op gebiedsopgaven in deze regio’s. De huidige nationale opgaven en de voortschrijdende
demografische tegenstellingen vragen wel om een koerswijziging van het Actieplan.
Naast domeingerichte afspraken zet ik steeds meer in op integrale samenwerking die
opgepakt kan worden in samenhang met (al lopende) gebiedsgerichte maatwerktrajecten.
De Rijkssamenwerking wordt geïntensiveerd en de focus op het oplossen van de cumulatieve
krimpproblematiek wordt verbreed naar de aanpak van nationale transities op basis
van de kracht en kansen van de gebieden, die kampen met dergelijke cumulatieve problematiek.
Ook de regio’s zelf verbinden hun specifieke gebiedsopgaven in toenemende mate met
hun regionale «DNA». Deze beweging van krimp naar kracht zie ik als belangrijkste
drijver waarop ik vervolg geef aan het Actieplan Bevolkingsdaling.
Van krimp naar kracht
In krimp- en anticipeerregio’s komen drie van de vier strategische opgaven uit de
Nationale Omgevingsvisie bij elkaar in hetzelfde gebied: ruimte voor de klimaatverandering
en energietransitie; sterke, leefbare en klimaatbestendige steden en regio’s met voldoende
ruimte om te wonen, werken en bewegen; en toekomstbestendige ontwikkeling van het
landelijk gebied.4 De regio’s kunnen daarmee een krachtige bijdrage leveren aan de transitie van Nederland.
Om dit te ondersteunen volg ik twee sporen: ik ga gebiedsgericht aan de slag met regio’s
en ik zet twee brede expertisetrajecten op.
In 2019 en 2020 zet ik samen met zes regio’s en betrokken provincies en departementen
maatwerktrajecten op waarin krimpopgaven en nationale opgaven worden verbonden. Ik
maak hiervoor een keuze uit regio’s waar de urgentie hoog is, de coalitions of the willing sterk zijn en er veel opgaven in één gebied samenkomen. De keuze voor regio’s en
vormgeving van de maatwerktrajecten bespreek ik eind 2018 met de K65. Als onderdeel van de maatwerktrajecten kunnen ook expliciete afspraken over de woningmarkt
worden gemaakt. Hiervoor zal ik met de regio’s de mogelijkheid bezien om bestuurlijke
regisseurs in te zetten, die de regie voeren over het tot stand brengen van regionale
afspraken.
Ik start in 2019 met twee expertisetrajecten op urgentie problematiek voor alle krimp-
en anticipeerregio’s. Het eerste traject is gericht op sloop- en herstructurering
van woningen in krimpgebieden. Ervaringen en kennis uit de zes maatwerktrajecten zijn
een belangrijke bron van input hiervoor. Het doel is om de kennis over de woningmarkt
van alle bestuurslagen en corporaties te verbinden en een toekomstbeeld voor de woningmarkt
in de regio’s te vormen. Zodanig worden lokale woningmarkt- en ruimtelijke opgaven
op korte en lange termijn in kaart gebracht. Zoals ik zal aangeven in mijn reactie
op de motie van het lid Asscher c.s. over het op peil houden van investeringen in
betaalbare huurhuizen en krimpgebieden6, ga ik ook met regio’s in gesprek over welke praktische oplossingen er zijn om eventuele
actuele en toekomstige overschotten in de woningvoorraad aan te pakken.
Het tweede expertisetraject gaat over de uitdagingen van de energietransitie en klimaatadaptatie
voor krimp- en anticipeerregio’s. De bevolkings- en huishoudensdaling in deze gebieden
is mede bepalend voor de wijze waarop energie- en klimaatadaptatie kunnen plaatsvinden.
De lagere bevolkingsdichtheid kan effect hebben op welke duurzame energiebronnen ingepast
kunnen worden; een warmtenet is in een dunbevolkt gebied bijvoorbeeld minder rendabel
dan in meer dichtbevolkte gebieden. Begin 2019 start ik een onderzoek naar wat de
energietransitie en klimaatadaptatie betekent voor gebieden met bevolkingsdaling.
De uitkomsten uit het onderzoek en ervaringen uit de maatwerktrajecten worden toegepast
in het expertisetraject.
Ik sluit met de maatwerk- en expertisetrajecten aan bij de regio’s en provincies die
de beweging al hebben ingezet om transitie-opgaven aan te pakken op basis van de aanwezige
regionale kansen en krachten. Hiermee komt de focus sterker te liggen op vitaliteit
en kracht, en minder op «krimp» als negatieve trend. Het inspiratiecongres «Van Krimp
Naar Kracht» op 15 november 2018 geeft het startsein van deze beweging. Tijdens het
congres staat ruimte voor nieuwe ideeën en oplossingen centraal.
Versterken integrale samenwerking
In 2017 en begin 2018 zijn er, mede als gevolg van de afspraken in het Regeerakkoord,
meerdere beleids- en uitvoeringstrajecten gestart of hebben een impuls gekregen gericht
op regio’s of gebieden met bevolkingsdaling in het bijzonder. De Minister voor BVOM
zet bijvoorbeeld in op verdere intensivering van het beleid voor de gevolgen van leerlingendaling.7 De Minister van OCW is in 2018 met de ontwikkeling van de Erfgoed Deal gestart om
afspraken te maken op het raakvlak van erfgoed en grote transitie-opgaven zoals de
energietransitie, klimaatadaptatie en stedelijke groei en krimp.8 De Minister van VWS is gestart met het programma «Langer Thuis» dat als doel heeft
dat ouderen in hun eigen vertrouwde omgeving zelfstandig oud kunnen worden met een
goede kwaliteit van leven, waarin op onderdelen ook specifiek aandacht is voor de
problematiek van krimpregio’s.9 Het programma besteedt aandacht aan goede zorg en ondersteuning thuis, mantelzorg
en een passende woon- en leefomgeving. De Minister van VWS en ik hebben uw Kamer gezamenlijk
geïnformeerd over de invulling van de actielijn «Wonen».10 De Minister van IenW bekijkt met regio’s of, en in hoeverre een meer vraaggericht
vervoersaanbod kan worden gerealiseerd om daarmee in passend en betaalbaar vervoer
voor bewoners in krimpgebieden te voorzien. De Minister van LNV voert de regie op
de inzet van de Regio Envelop waarvoor regio’s tot 1 september voorstellen tot Regio
Deals konden indienen waarmee meervoudige opgaven in relatie tot de brede welvaart
worden aangepakt.11 De Minister van LNV zal in overleg met mij goede voorstellen vanuit de krimpregio’s
voor de Regio Envelop bezien. Het kabinet verwacht besluitvorming in het najaar. Tot
slot zet de Staatssecretaris van BZK zich samen met de Duitse en Belgische overheden
in om kansen in de grensstreek te benutten en belemmeringen waar mogelijk weg te nemen,
onder andere op de terreinen van infrastructuur, sociale zaken en werkgelegenheid.12 Aangezien krimpgebieden voor een groot deel in de buurt van de landsgrenzen liggen,
kunnen ook met grensoverschrijdende samenwerking gevolgen van bevolkingsdaling aangepakt
worden.
Ik zie echter nog een belangrijke rol voor het Rijk om te zorgen dat de verschillende
Rijksprogramma’s ook integraal in de regio’s neerslaan, en ruimte laten in generiek
Rijksbeleid voor verschillen in Nederland. De samenwerking van departementen in krimp-
en anticipeerregio’s wordt besproken in de interdepartementale commissies, met als
doel de integraliteit van de Rijksinzet te bevorderen. Door samenwerkingspartner te
zijn in de regio’s kan ik daarnaast doeltreffend effecten signaleren en vroegtijdig
anticiperen op ongewenste effecten van beleid en wetgeving. Ik zal ook ruimte bieden
aan experimenten om specifieke regionale knelpunten door beleid of wetgeving effectief
aan te kunnen pakken. Als blijkt dat in bepaalde gebieden beleidskeuzes gaan knellen
of de Rijksinzet onvoldoende integraal aansluit, ga ik daarover in gesprek met de
betrokken bewindspersonen. In dat kader heb ik ook aandacht voor de gewijzigde motie
van de Kamerleden Van der Graaf en Van der Molen waarin gevraagd wordt om een «regiocheck»
uit te werken.13 Hierover informeer ik uw Kamer eind 2019 in de derde voortgangsrapportage Bevolkingsdaling.
Verlengen
Ik wil de regio’s, provincies en departementen de tijd en gelegenheid geven om tot
uitvoering te komen van de maatwerk- en expertisetrajecten. Daarom is het nodig om
de doorlooptijd van het Actieplan Bevolkingsdaling met 1 jaar te verlengen tot 2021.
Het plan wordt zo ook gekoppeld aan de decentralisatie-uitkering uit het gemeentefonds
voor krimpregio’s, welke doorloopt tot 2021.14
Eind 2019 zult u de derde voortgangsrapportage van het Actieplan Bevolkingsdaling
ontvangen. Deze rapportage zal tevens gebruikt worden als input voor de totale evaluatie
van het programma bevolkingsdaling. De uitkomsten van de evaluatie worden in 2020
gebruikt om vorm te geven aan een vervolg van de gebiedsgerichte Rijksinzet op bevolkingsdaling,
met als onderdeel een herziening van de huidige indeling in krimp- en anticipeerregio’s.15
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties