Brief regering : Inzet van Nederland voor de 24e Conferentie van Partijen (COP24) bij het VN klimaatverdrag in Katowice te Polen, van 2 december tot en met 14 december 2018, en appreciatie van het speciale IPCC rapport over opwarming van 1,5 graad
31 793 Internationale klimaatafspraken
Nr. 182
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 november 2018
Met deze brief informeer ik u, mede namens de Minister-President en de ministers voor
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Infrastructuur en Waterstaat, Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
over de inzet van Nederland voor de 24e Conferentie van Partijen (COP24) bij het VN klimaatverdrag in Katowice, Polen, van
2 december tot en met 14 december 2018. In bijlage 1 vindt u een overzicht van de
specifieke Nederlandse inzet op de voornaamste onderwerpen van de onderhandelingen,
en in bijlage 2 de appreciatie van het op 8 oktober 2018 verschenen speciale IPCC
rapport over opwarming van 1,5 graad.
COP24
COP24 in Katowice staat in het teken van de uitvoering van de Overeenkomst van Parijs
en de Talanoa dialoog, waarvan het ministeriële deel zal plaatsvinden op 11 en 12 december.
Deze dialoog vormt een eerste stap op het pad dat ons moet leiden tot het vernieuwende
of bijgewerkte Nationaal Bepaalde Bijdragen (Nationally Determined Contributions, NDC’s) van alle landen bij de Overeenkomst van Parijs in 2020 (de landen, maar ook
een statenverband als de Europese Unie). Een tweede stap vormt de klimaattop van Secretaris-Generaal
van de VN António Guterres in september 2019. Voortbouwend op de Talanoa dialoog zal
deze top gericht zijn op het opschroeven van klimaatactie ter implementatie van de
Overeenkomst van Parijs. In de loop van 2019 en 2020 zullen landen deze discussie
verder voeren met het oog op aanpassing van de NDC’s in 2020, onder andere tijdens
COP25 en COP26.
Op 3 december neemt de Minister-President deel aan een bijeenkomst van staatshoofden
en regeringsleiders, op uitnodiging van Poolse president Duda. Deze bijeenkomst is
bedoeld als start van deze conferentie waar belangrijke resultaten dienen te worden
gerealiseerd en wordt tevens georganiseerd in het kader van de viering van 100 jaar
Poolse onafhankelijkheid.
Met het afsluiten van de Overeenkomst van Parijs tijdens COP21 (Kamerstuk 31 793, nr. 136) is het startschot gegeven voor het uitwerken van het Paris Agreement Work Program (PAWP). De landen hebben tijdens COP22 (Kamerstuk 31 793, nr. 163) in Marrakesh besloten dat het PAWP in 2018 afgerond moet zijn. Het gaat om alle
regels die nodig zijn voor operationalisering van de Overeenkomst van Parijs. Dit
zijn bijvoorbeeld regels voor het monitoren van en het rapporteren over emissies en
mitigatiemaatregelen, regels voor het gebruik van internationale (markt)mechanismen
voor mitigatie, de invulling van het ambitiemechanisme en het nalevingcomité en rapportage
van klimaatfinanciering en klimaatadaptatie. Goede afspraken hierover zijn cruciaal
om de doelen van de Overeenkomst van Parijs de kunnen halen, en om de inspanningen
hiertoe op een eerlijke manier te verdelen onder landen.
De Talanoa dialoog maakt – als opmaat naar de vijfjaarlijkse ambitiecyclus die in
2023 van start gaat – de balans op van de collectieve inspanningen bij het realiseren
van de lange termijn doelen van de Overeenkomst van Parijs, waarbij de nadruk ligt
op de mitigatiedoelstelling. Het IPCC rapport over 1,5 graad opwarming vormt een belangrijke
bron van informatie voor de Talanoa Dialoog (zie bijlage 2 voor appreciatie van het
1,5 graden rapport). Het bevestigt dat huidige toezeggingen in NDC’s onder het Parijs
Akkoord ontoereikend zijn om de Parijs doelen (zowel 1,5 als ruim beneden 2 graden)
te halen. Zonder ambitieuze actie op korte termijn (vóór 2030) is de doelstelling
van 1,5 graad niet langer haalbaar. Voor Nederland is het van belang dat de Talanoa
dialoog is gericht op het optimaal creëren van momentum voor ambitieverhoging door
alle landen – maar ook de EU – uiterlijk in 2020. Dit is nodig voor het halen van
de doelstelling, maar ook om bedrijven en investeerders duidelijkheid te bieden zodat
zij kunnen inzetten op innovatie en de kansen die de transitie hen biedt, kunnen benutten.
Twee andere High Level bijeenkomsten in het kader van deze COP betreffen een stocktake waarin de voortgang op het gebied van klimaatactie in de periode vóór 2020 wordt
besproken en de tweejaarlijkse ministeriële bijeenkomst over klimaatfinanciering.
Naast deze COP agendapunten heeft het inkomend Poolse COP-voorzitterschap een aantal
eigen prioriteiten waarover het zal proberen gezamenlijke verklaringen uit te brengen.
Het gaat daarbij om de thema’s technologie (elektrische voertuigen), mens (rechtvaardige
transitie) en natuur (CO2 opslag door bossen en water).
Hoofdlijnen van de Nederlandse inzet voor COP24
Duidelijk en compleet pakket beslissingen (PAWP)
Belangrijk voor de EU en voor Nederland tijdens COP24 is het uitwerken en aannemen
van het pakket beslissingen dat de implementatie van de Overeenkomst van Parijs mogelijk
maakt (het PAWP). Het Poolse COP-voorzitterschap heeft dit als primaire doel voor
COP24 gekwalificeerd. Nederland en de EU zetten daarbij in op:
1. heldere en robuuste regels voor het ambitiemechanisme dat de collectieve voortgang
bewaakt en ambitie moet versterken;
2. duidelijke informatie eisen voor NDC’s, die het meten en vergelijken van bijdragen
mogelijk maken;
3. een transparantieraamwerk dat toeziet op monitoring, rapportage en verificatie, rekening
houdend met de capaciteit van ontwikkelingslanden en
4. stevige randvoorwaarden voor het gebruik van internationale (markt)mechanismen voor
mitigatie.
De conclusies van de Milieuraad van 9 oktober 2018 vormen daarbij het kader voor de
inzet van de Europese Unie, die als één onderhandelt (zie bijlage 1 voor inzet per
specifiek onderdeel van de onderhandelingen).
De inzet van Nederland en de EU is er op gericht dat het PAWP resulteert in een pakket
internationale regels dat voldoende gedetailleerd, omvattend, robuust en operationeel
is. Hierbij is van belang dat de regels toepasbaar zijn op alle landen, terwijl rekening
wordt gehouden met de verschillende capaciteiten (bijv. in technisch, institutioneel,
financieel opzicht). Mogelijk zal het niet lukken alle technische details af te ronden
in Katowice, vanwege de grote hoeveelheid aan onderwerpen waarvoor uitwerking nodig
is. Voor Nederland is het van belang dat de uitkomst van COP24 in dat geval voorziet
in principiële besluiten die de Overeenkomst van Parijs op hoofdlijnen operationeel
maken (zoals bijvoorbeeld duidelijke eisen voor NDCs, in te dienen in 2020) en daarbij
ook voorziet in een proces voor de nadere technische uitwerking van agendapunten waarop
geen overeenstemming is bereikt.
Mede door de terugtrekkende beweging van de VS is het multilaterale kader voor de
aanpak van klimaatverandering het afgelopen jaar onder druk komen te staan. Met name
ontwikkelingslanden ervaren dit als een afbreuk van internationale solidariteit die
zij nodig achten om ook in te zetten op verhoogde klimaatactie. Daar staat tegenover
dat de inzet van de meeste landen en van bedrijven en maatschappelijke organisaties
onverminderd hoog blijft om de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs te halen.
Een zorg is dat sommige ontwikkelingslanden inzetten op twee regelsystemen met aparte
afspraken voor ontwikkelde- en ontwikkelingslanden, terwijl Nederland er altijd op
heeft ingezet om dit onderscheid in het Parijs Akkoord te verminderen. Nederland zal
zich met de EU dan ook inzetten voor één regelsysteem met daarin flexibiliteit voor
die landen die dat nodig hebben, zoals in Parijs is afgesproken. Daarbij trekt Nederland
zo veel mogelijk op met andere ambitieuze landen die zich hebben aangesloten bij coalities
als de High Ambition Coalition en de Cartagena dialoog.1
Opvoeren van mondiale ambitie voor klimaatactie
De doelstelling uit de Overeenkomst van Parijs om de mondiale temperatuurstijging
tot ruim onder 2 graden Celsius te beperken – en daarbij te streven naar een verdere
beperking van de opwarming tot maximaal 1,5 graad Celsius – is een doorbraak. Nederland
doet er alles aan die doelstelling te halen, daarvoor moeten wereldwijd de klimaatambities
omhoog. De Europese Unie heeft namens alle lidstaten toegezegd om de uitstoot van
broeikasgassen in 2030 met minstens 40 procent te verminderen ten opzichte van 1990.
Die toezegging is winst, maar onvoldoende om de doelstelling van ruim beneden 2 graden
Celsius te halen, laat staan de ambitie van 1,5 graad Celsius. Nederland zet zich
in om het EU-doel op 55 procent te krijgen. In de conclusies van de Milieuraad van
9 oktober heeft de Raad aangegeven dat de EU bereid is haar NDC uiterlijk in 2020
bij te werken
Tijdens COP24 zetten Nederland en de EU zich in voor een Talanoa dialoog die een betrouwbare
indruk geeft van de toereikendheid van de huidige NDCs, gebaseerd op de laatste stand
van de wetenschap inclusief het speciale IPCC rapport over opwarming van 1,5 graad.
De dialoog moet leiden tot commitment van alle landen om kritisch te kijken naar het ambitieniveau van de eigen NDC. Wat
Nederland en de EU betreft vormt de Talanoa dialoog een eerste geloofwaardigheidstest
voor het ambitiemechanisme, dat moet leiden tot de door de Overeenkomst vereiste periodieke
ambitieaanscherping door alle landen.
Overige evenementen tijdens COP
Tijdens COP24 zal er wederom veel politieke aandacht zijn voor de mondiale klimaatactieagenda
(Global Climate Action Agenda). Deze actieagenda ziet op bevordering van de samenwerking tussen landen en niet-statelijke
actoren, en het opschalen van concrete klimaatactie en -ambitie gericht op mitigatie
en adaptatie via mondiale initiatieven en coalities. Hierbij zal Nederland zich onder
andere richten op klimaatslimme landbouw, adaptatie, circulaire economie, en duurzame
mobiliteit.
Tijdens haar bezoek zal de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelings-samenwerking
bijzondere aandacht geven aan de rol van jongeren en vrouwen, aan het ondersteunen
van ontwikkelingslanden en aan de rol van bedrijven in het nemen van ambitieuze klimaatactie.
Doel is daarbij om internationaal landen en bedrijven te bewegen om meer ambitie te
tonen op het gebied van klimaat. Daarbij zal de aandacht liggen op het versnellen
van de energietransitie en versterken van de weerbaarheid van kwetsbare groepen en
landen.
Er zal tijdens COP24 ook een ministeriele verklaring over bossen ondertekend worden.
Nederland zal met Nieuw-Zeeland en Frankrijk aandacht vragen voor klimaatslimme landbouw
en het belang van goed landgebruiksbestuur, ook voor het tegengaan van ontbossing,
tijdens een aantal ministeriele side events. Hier zal ook de Global Alliance for Climate Smart Agriculture, waar Nederland actief bij betrokken is, over het voetlicht worden gebracht.
Het Global Center on Adaptation zal tijdens de COP24 het «Women on Climate Adaptation event» organiseren waarbij een aantal vooraanstaande vrouwelijke leiders op het gebied
van klimaatadaptatie hun visie zullen geven over de benodigde versnelling van de mondiale
klimaatadaptatie agenda. Ze zullen daarbij ook ingaan op hun eigen bijdrage hieraan.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat zal, als initiating Commissioner van de Global Commission on Adaptation deze sessie leiden, naast een aantal van haar vrouwelijke Commissieleden.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat zal een highlevel side event leiden over de bijdrage van Circulaire Economie (CE) aan de klimaatdoelen. Door grondstoffenketens
te verduurzamen, kan ook op mondiaal niveau veel CO2 worden gereduceerd. De sessie moet bijdragen aan het vergroten van de kennis over
de bijdrage van CE aan de klimaatdoelen van de Overeenkomst van Parijs, en dient de
zichtbaarheid van deze bijdrage in bijvoorbeeld de mondiale klimaatactieagenda te
vergroten.
Nederland zal als mede-initiatiefnemer van de Zero Emissions Vehicle Alliance en de
Transport Decarbonization Alliance actief bijdragen aan initiatieven die ambitie,
de ontwikkeling van roadmaps en actie aanjagen in de sector transport, zoals de Transport
Days en de Sustainable Transport Expo.
Ook zal Nederland met de Benelux-landen en de Europese Investeringsbank in Katowice
een paviljoen beheren waar evenementen georganiseerd zullen worden.
Tot slot
Het kabinet legt de lat hoog en neemt haar verantwoordelijkheid voor de Overeenkomst
van Parijs. Tijdens COP24 staan belangrijke onderwerpen op de agenda die de realisatie
van de doelen uit deze Overeenkomst dichterbij brengen.
Het kabinet zal zich daarom inzetten voor een helder en uitvoerbaar PAWP, en een Talanoa
dialoog die de geloofwaardigheid van het ambitiemechanisme uit de Overeenkomst van
Parijs bevestigt door landen ertoe aan te zetten hun NDC’s uiterlijk in 2020 bij te
werken.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes
BIJLAGE 1 DE NEDERLANDSE INZET VOOR SPECIFIEKE ONDERDELEN VAN DE ONDERHANDELINGEN:
Regels voor NDC’s
Ten aanzien van mitigatie gaan de onderhandelingen over het uitwerken van scherpere
richtlijnen voor de toelichtingen bij NDC’s, om de bijdragen van landen vooraf beter
te kunnen beoordelen en achteraf vast te kunnen stellen of landen hun toegezegde bijdragen
hebben geleverd. Daarbij vormt de grote diversiteit aan doelstellingen van landen
een uitdaging. Ten aanzien van monitorings- en verantwoordingsregels is er minimaal
behoefte aan regels die de transparantie en integriteit van emissiereducties verzekeren.
Uitdagingen daarbij vormen met name regels voor het meetellen van landgebruikemissies
en -vastleggingen en het kwantificeren van de NDC’s.
Transparantie
In Parijs is afgesproken dat de transparantie over acties van landen op het gebied
van mitigatie en financiële steun versterkt wordt. Ook op andere deelterreinen, waaronder
capaciteitsopbouw, wordt onderhandeld over het transparantieregime. Onderwerp van
discussie zijn onder andere op welke wijze het huidige systeem, dat sterk verschillend
is voor ontwikkelingslanden en voor ontwikkelde landen, kan worden verbeterd en de
mate van flexibiliteit voor sommige ontwikkelingslanden. Nederland zet in op een transparantieregime
dat bijdraagt aan effectiviteit en het vertrouwen tussen landen, maar dat tegelijk
rekening houdt met de verschillende capaciteiten van landen.
Internationale (markt)mechanismen voor mitigatie
De Overeenkomst van Parijs maakt het mogelijk voor landen om vrijwillig gebruik te
maken van internationale marktmechanismen voor mitigatie. Landen kunnen emissiereducties
van andere landen kopen voor het mitigatiedoel in hun NDC. Ook kunnen ze emissiereducties
verkopen aan andere landen of aan publieke en private partijen die een mitigatiedoel
hebben dat losstaat van de NDC, maar wel bijdraagt aan de Overeenkomst van Parijs.
Een voorbeeld daarvan is het Carbon Offsetting and Reduction Scheme for International Aviation (CORSIA) van ICAO (Interational Civil Aviation Organization). Verkoop van emissiereducties kan financiering opleveren voor sectoren waar prijsprikkels
(nog) beperkt zijn, zoals bossen en landgebruik. Nederland zet in op stevige en transparante
regels voor het gebruik van internationale marktmechanismen, zodat de internationale
handel in emissiereducties bijdraagt aan ambitie.
Ambitiemechanisme
De Global Stocktake zal de collectieve voortgang en ambitie periodiek – iedere vijf jaar – tegen het
licht houden, als basis voor landen om hun bijdragen vervolgens aan te scherpen via
aanpassing of vernieuwing van hun NDC’s (de zgn. ambitiecyclus uit de Overeenkomst
van Parijs). De eerste Global Stocktake vindt plaats in 2023, in opmaat naar nieuw in te dienen NDCs in 2025. Nederland hecht
veel waarde aan een goede operationalisering van dit ambitiemechanisme, zodat de Global Stocktake zal leiden tot de door de Overeenkomst vereiste periodieke ambitieaanscherping door
alle landen.
Klimaatadaptatie
Tegen de achtergrond van de mondiale doelen voor adaptatie in de Overeenkomst van
Parijs, is de aandacht voor een meer evenwichtige balans tussen mitigatie en adaptatie
toegenomen. Deze toegenomen politieke relevantie leidt op een aantal punten tot discussie
tussen ontwikkelende en ontwikkelde landen, onder andere over de erkenning van de
adaptatie inspanningen van ontwikkelende landen en behoeften voor ondersteuning. Nederland
– en de EU – zijn terughoudend waar dit leidt tot verzwaring van financiële verplichtingen.
Nederland onderschrijft het streven naar evenwichtiger balans tussen mitigatie en
adaptatie en is daarom mede-initiatiefnemer van zowel het Global Center on Adaptation als de Global Commission on Adaptation.
Landbouw en landgebruik
Er zal in Katowice een begin worden gemaakt met het Koronivia Joint Work on Agriculture (KJWA). In een aantal workshops zal de bijdrage die de landbouwsector kan leveren aan het
terugdringen van de CO2 uitstoot op mondiaal niveau uitgewerkt worden. Nederland is verheugd met de voortgang
op dit dossier en zal inzet plegen in lijn met kabinetsbeleid zoals o.a. verwoord
in de LNV visie en de nota «investeren in perspectief». Hierbij spelen het efficiënt
omgaan met hulpbronnen zoals water, bodem en natuurlijke ecosystemen een essentiële
rol. Inzet van Nederland is om de specificiteiten van de landgebruikssector voldoende
mee te nemen in de regels voor NDC’s, transparency en internationale markmechanismen.
Klimaatfinanciering
In Katowice zullen de regels voor rapportage van klimaatfinanciering vastgesteld moeten
worden. Tevens zullen er afspraken gemaakt worden over het verschaffen van informatie
over toekomstige financiering (ex-ante informatie). Nederland – en de EU – willen
dat landen op beide punten meer gedetailleerde informatie verschaffen. Het is daarbij
wel belangrijk dat er ruimte is om zowel publiek als privaat gemobiliseerde klimaatfinanciering
te kunnen rapporteren en dat bestaande OECD-DAC rapportage methodieken en systemen
gebruikt kunnen blijven worden. Ook op het gebied van ex-ante rapportage kunnen meer
details gegeven worden mits dit valt binnen de begrotingssystematiek van landen. In
Parijs is afgesproken dat landen die financieringsverplichtingen hebben onder de conventie
(waaronder Nederland) deze zullen voortzetten tot 2025. Na 2025 moet er een nieuw
doel gesteld worden en het is mogelijk dat er dit jaar afspraken gemaakt worden over
het proces om tot een nieuw doel te komen. Belangrijk daarbij is dat deze discussie
gevoerd gaat worden met alle potentiele donoren en niet alleen de kleine groep van
Annex-2 landen. Tevens zal Nederland inzetten op een verdere verankering van de doelstelling
van de Overeenkomst van Parijs om alle financieringsstromen in lijn te brengen met
een ontwikkelingspad dat leidt tot lage koolstofuitstoot en weerbaarheid tegen klimaatverandering.
BIJLAGE 2 KABINETSAPPRECIATIE SPECIALE IPCC RAPPORT OVER OPWARMING VAN 1,5 °C
Achtergrond van het speciale IPCC rapport
Tijdens COP21 in december 2015 in Parijs is het Intergouvernementeel Panel voor Klimaatverandering
(IPCC) verzocht om een speciaal rapport over de effecten van en emissiepaden voor
beperking van de opwarming van de aarde tot gemiddeld 1,5 °C.
De achtergrond van dit verzoek was dat veel landen, met name de kleine eilandstaten
en de minst ontwikkelde landen, 1,5 °C in plaats van 2 °C als doelstelling van de
Overeenkomst van Parijs wilden. Als compromis is in de Overeenkomst van Parijs toen
als doel gekozen voor «ruim beneden 2 °C » met het streven naar 1,5 °C temperatuurstijging.
Daarnaast is toen afgesproken om IPCC om een speciaal rapport te verzoeken over de
effecten van en emissiepaden voor 1,5 °C opwarming. Het IPCC heeft dit verzoek gehonoreerd
en op 8 oktober j.l. is het rapport gepresenteerd (Kamerstuk 32 813, nr. 222).
Het IPCC-rapport is een belangrijke informatiebron voor de zogenaamde Talanoa dialoog,
die vorig jaar tijdens COP23 is gestart en wordt afgerond tijdens COP24 in Katowice
(Polen) in december dit jaar.
Beoordeling van het 1,5 °C rapport2
IPCC rapporten schrijven geen beleid voor, maar bieden wetenschappelijke inzichten
in de aard en ernst van het klimaatprobleem, in alternatieve handelingsopties en in
de consequenties daarvan. De rapporten vormen – naast andere bronnen – belangrijke
input voor de besluitvorming over het klimaatbeleid op zowel mondiaal, Europees als
nationaal niveau. Het 1,5 °C rapport geeft antwoord op de vraag wat de effecten zijn
van opwarming van de aarde tot gemiddeld 1,5 °C, wat er voor nodig is om de opwarming
daartoe te beperken en hoe de effecten en inspanningen zich verhouden tot 2 °C opwarming.
Het rapport maakt duidelijk dat de ernst van verschillende type effecten/risico’s
van klimaatverandering – zoals die voor de natuur en de economie – door IPCC nu groter
worden ingeschat dan in haar eerdere rapportages. Beperking van de opwarming tot 1,5
°C in plaats van 2 °C vermindert die (negatieve) effecten significant, met name voor
gevoelige ecosystemen zoals koralen, maar vereist wel onmiddellijke en diepgaande
mondiale emissiereducties. Voor beperking van de opwarming tot 1,5 °C moeten de mondiale
CO2 emissies volgens het IPCC-rapport in 2030 met ca. 45% zijn gereduceerd t.o.v. 2010
en daarna worden afgebouwd tot netto nul-emissie rond 2050. Dit komt overeen met ongeveer
een halvering van de huidige (2016) emissieniveaus. Voor 2 °C moeten de mondiale CO2 emissies in 2030 met ca. 20% zijn gereduceerd t.o.v. 2010 en daarna worden afgebouwd
tot netto nul-emissie rond 20753.
Om bovengenoemde emissiereducties voor beperking van de opwarming tot 1,5 °C te bereiken
zijn snelle en verreikende transities op het terrein van energie, landgebruik, gebouwde
omgeving en infrastructuur (inclusief transport en gebouwen) en industrie nodig.
Het IPCC waagt zich niet aan een uitspraak over de haalbaarheid van beperking van
de opwarming tot 1,5 °C, maar stelt vast dat het geofysisch nog kan en technologisch
mogelijk is. Wel maakt het rapport duidelijk dat de bestaande toezeggingen onder de
Overeenkomst van Parijs de 1,5 °C buiten bereik brengen, zelfs als deze zouden worden
gevolgd door een zeer scherpe toename van de schaal en ambitie van emissiereducties
na 2030. Met de bestaande toezeggingen ligt de wereld op een koers naar 3 °C eind
deze eeuw en deze zijn dus ook niet in lijn met beperking van de opwarming tot (ruim
beneden) 2 °C opwarming.
Het rapport bevestigt tevens onverminderd de noodzaak voor klimaatadaptatie, ook bij
beperking van de opwarming tot 1,5 graden. Het laat ook zien dat de vermeden klimaatveranderingseffecten
op duurzame ontwikkeling, uitbanning van armoede en vermindering van ongelijkheid
groter zijn bij beperking van de opwarming van de aarde tot 1,5 °C dan voor 2 °C.
Het beperken van de risico's van opwarming tot 1,5 °C in de context van duurzame ontwikkeling
en armoedebestrijding vergt systeemtransities die mogelijk gemaakt kunnen worden door
een toename van adaptatie- en mitigatie-investeringen, beleidsinstrumenten, de versnelling
van technologische innovatie en gedragsveranderingen. Omgekeerd draagt duurzame ontwikkeling
vaak bij aan fundamentele maatschappelijke en systeemtransities en transformaties
die het broeikaseffect helpen beperken tot 1,5 °C. Dergelijke veranderingen vergemakkelijken
het streven naar klimaatbestendige ontwikkeling, waarbij ambitieuze mitigatie en klimaataanpassing
samengaan met armoedebestrijding en inspanningen om ongelijkheden te verminderen.
Het Kabinet ziet in het IPCC rapport een belangrijke onderbouwing voor de noodzaak
van aanscherping van de bestaande NDCs en de Europese ambitie tot 55%. Het rapport laat zien dat de bestaande NDCs ontoereikend zijn voor het beperken van
de mondiale opwarming voor zowel ruim beneden 2°C als 1,5 °C. Zowel voor het beperken
van de opwarming tot ruim beneden 2 °C als het streven naar 1,5 °C is het gewenst
om voor 2030 tot een aanzienlijke afname van de mondiale emissies te komen4. De EU kan met aanscherping van haar NDC niet alleen een bijdrage leveren aan een
substantiële verlaging van de mondiale emissies in 2030 in lijn met de doelstelling
van ruim beneden 2 graden, maar door het tonen van leiderschap daarmee ook maximaal
andere landen aanzetten om hun NDCs aan te scherpen.
Het kabinet is van mening dat het belangrijk is om de optie voor beperking van de
opwarming tot 1,5 °C aan het eind van deze eeuw open te houden. De verschillen in
effecten/risico’s opwarming van 1,5 °C en 2 °C zijn aanzienlijk, met name voor de
meest kwetsbare ecosystemen. De verschillen in de risico’s op het passeren van kritische
grenswaarden voor systeemverandering (bijv. t.a.v. afsmelten Groenlandse en Antarctische
ijskappen) zijn daarbij nog onduidelijk. Gegeven de ongekend omvangrijke en snelle
systeemveranderingen en mate van internationale samenwerking die mondiaal zijn vereist,
is het duidelijk dat beperking van de mondiale temperatuurstijging tot 1,5 °C zeer
lastig realiseerbaar zal zijn. Daarnaast zijn er ook risico’s van trade-offs met de
voedselvoorziening, armoedebestrijding en biodiversiteit als gevolg van de grote hoeveelheden
negatieve emissies die in de tweede helft van de eeuw moeten worden gerealiseerd.
Nieuwe wetenschappelijke inzichten kunnen niettemin aanleiding vormen voor een dergelijke
aanscherping, bijvoorbeeld indien daaruit duidelijk zou worden dat de kans op overschrijding
van kritische grenzen voor grootschalige en onomkeerbaar systeemveranderingen zoals
het afsmelten van de Groenlandse en Antarctische ijskappen bij beperking van opwarming
tot 1,5 °C graden sterk zouden worden beperkt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat