Brief regering : Reactie op het rapport ‘Leefomstandigheden van kinderen in asielzoekerscentra en gezinslocaties’
19 637 Vreemdelingenbeleid
30 573
Migratiebeleid
Nr. 2439
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 november 2018
Zoals toegezegd tijdens het Algemeen Overleg over de integrale migratieagenda van
13 juni jl. (Kamerstukken 19 637 en 30 573, nr. 2401) doe ik uw Kamer een schriftelijke reactie toekomen op het rapport «Leefomstandigheden
van kinderen in asielzoekerscentra en gezinslocaties». Dit rapport beschrijft de bevindingen
van het onderzoek dat tussen juli 2017 en maart 2018 is uitgevoerd door bureau Avance
in gezamenlijke opdracht van de Werkgroep Kind in azc en het COA. De Werkgroep Kind
in azc is een samenwerkingsverband van UNICEF, Vluchtelingenwerk, Defence for Children,
Stichting de Vrolijkheid, War Child en Kerk in Actie. De ngo’s richten zich in de
Werkgroep specifiek op de belangen van kinderen in asielzoekerscentra (azc’s) en gezinslocaties.
Het onderzoek
Het onderzoek is uitgevoerd op tien locaties, waarvan zeven azc’s en drie gezinslocaties.
Voor het onderzoek zijn kinderen, ouders, COA-medewerkers, vrijwilligers en professionals uit de gezondheidszorg en uit het onderwijs geïnterviewd.
In het Nederlandse migratiebeleid wordt rekening gehouden met het belang van het kind,
maar het is altijd goed om oog te hebben voor mogelijke verbeteringen. De wijze waarop
dit onderzoek tot stand is gekomen, is uniek. De samenwerking tussen de Werkgroep
Kind in azc en het COA illustreert het belang dat beide opdrachtgevers hechten aan
het borgen van goede leefomstandigheden voor kinderen in azc’s en gezinslocaties en
laat ook zien dat het COA ervoor open staat om hiervoor met kritische blik naar haar
eigen werkzaamheden te (laten) kijken. Met behulp van het onderzoek kunnen leefomstandigheden
van kinderen in azc’s en gezinslocaties nu verder verbeterd worden. Daar wil ik de
leden van de Werkgroep en het COA voor bedanken.
De aanbevelingen
Het rapport bevat 92 aanbevelingen over negen leefgebieden: Gezin en opvoeding, Wonen,
Spel, Recreatie en vrije tijd, Onderwijs, Gezondheid, Veiligheid, Kindvriendelijkheid
informatievoorziening asielprocedure, Financiën en Participatie. Het gros van de aanbevelingen
is gericht aan twee partijen; een deel van de aanbevelingen raakt aan wet- en regelgeving
en is primair gericht aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV), met het
COA als uitvoerende organisatie. Een ander deel is direct gericht aan het COA en/of
haar samenwerkingspartners. Waar relevant wordt de opvolging van de aanbevelingen
afgestemd met de samenwerkingspartners van het COA. Dit zijn, naast de leden van de
Werkgroep Kind in azc, onder meer het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
(VWS), VluchtelingenWerk, de GGD, Gezondheidszorg Asielzoekers en lokale onderwijsinstellingen.
Onderscheid azc en gezinslocatie
Bij de opvolging van de aanbevelingen is de aard van het verblijf in een azc en een
gezinslocatie van belang, alsmede het verschil daartussen. Het uitgangspunt is dat
het verblijf in een asielzoekerscentrum en/of in een gezinslocatie tijdelijk van aard
is. Tijdens de asielprocedure wordt opvang geboden in een azc. Nadat iemand een asielverzoek
heeft ingediend, wordt erop ingezet om dit asielverzoek zo snel mogelijk en op een
zorgvuldige manier af te handelen. Hierdoor krijgen asielzoekers snel duidelijkheid
over hun situatie en kan gestart worden met het vervolgtraject. Bij een inwilliging
van het asielverzoek gaat het om huisvesting in de gemeenten. Bij een afwijzing staat
terugkeer naar het land van herkomst centraal.
De gezinnen die in gezinslocaties onderdak krijgen, hebben geen rechtmatig verblijf
meer. Hierdoor hebben zij geen recht meer op opvang in een regulier azc, maar wordt
in een gezinslocatie onderdak verleend met een soberder regime om humanitaire noodsituaties
te voorkomen. Op gezinslocaties wordt met de volwassen gezinsleden gewerkt aan terugkeer.
Voor dit doel zijn de DT&V en het IOM ook aanwezig op de locaties. Bij het bepalen
of, en hoe, een aanbeveling wordt opgevolgd, wordt dan ook door het Ministerie van
JenV en het COA rekening gehouden met in hoeverre een aanbeveling past binnen het
meer sobere regime van de gezinslocaties en de inspanningen die geleverd worden om
terugkeer te bewerkstelligen van gezinnen die daar verblijven.
Opvolging aanbevelingen
Het Ministerie en het COA zijn reeds begonnen met het opvolgen van de aanbevelingen.
Door het grote aantal aanbevelingen zal ik niet op elke aanbeveling individueel ingaan,
maar bij een aantal nader ingaan en toelichten op welke wijze er opvolging aan wordt
gegeven of waarom er geen opvolging aan wordt gegeven. In het algemeen geldt dat bij
het opstellen van de aanbevelingen alleen is gekeken vanuit het perspectief van kinderen,
terwijl bij het opvolgen van de aanbevelingen ook andere perspectieven, zoals budgettering
en regelgeving, een rol spelen.
Traject »Verbeteren leef- en speelomgeving»
Een deel van de aanbevelingen zal worden opgevolgd in het kader van het bij het COA
lopende traject genaamd «Verbeteren leef- en speelomgeving». Het COA richt zich hier
op drie onderdelen: 1) verbeteren fysieke leefomgeving van kinderen, 2) het activiteitenaanbod
voor kinderen en jongeren inzake sport & spel, kunst & muziek en weerbaarheid 3) het
voorlichtingsaanbod «wonen en leven op een COA-locatie» voor jongeren en kinderen.
Binnen deze drie thema’s wordt de rol en positie van de contactpersoon kinderen verstevigd.
Bij het COA worden aanbevelingen op verschillende leefgebieden uitgewerkt. Gezien
de grote hoeveelheid aanbevelingen neem ik twee leefgebieden als voorbeeld: Veiligheid
en Spel, recreatie en vrije tijd.
Voor het leefgebied Veiligheid wordt door het COA op elke aanbeveling gehandeld. Een
voorbeeld hiervan is dat voor kinderen en jongeren een strip is ontwikkeld die bij
de intake gebruikt en uitgedeeld gaat worden. Aanvullend hierop vindt periodiek voorlichting
plaats inzake een variëteit aan thema’s zoals brand, geweld, misbruik, alcohol en
drugs. Contactpersonen kinderen hebben aanvullende training ontvangen over mensenhandel
en de risico’s van gebruik van sociale media door jongeren. Ook zijn er «zwemvlogs»
gemaakt door vergunninghouders in samenwerking met verschillende externe partijen
zoals Pharos en GGD-GHOR.
Op het leefgebied Spel, recreatie en vrije tijd wordt gehandeld op bijvoorbeeld het
verzorgen van een afwisselend activiteitenaanbod en het verstrekken van beeldmateriaal
met een overzicht van de activiteiten die op een locatie en in de omgeving daarvan
worden aangeboden.
Het uitgangspunt is dat de lessen uit het traject «Verbeteren leef- en speelomgeving»
vanaf 2019 opgenomen zijn in de reguliere werkzaamheden van het COA.
Ouderschapsondersteuning
Een deel van de aanbevelingen ziet op het vergroten van inspraak van ouders. Het COA
zal haar aandacht voor informele (toegankelijke) vormen van ouderschapsondersteuning
vergroten en bezien in hoeverre het mogelijk en verantwoord is om deze aanbevelingen
over te nemen.
Beperken verhuizingen
In het rapport wordt de aanbeveling gedaan om verhuizingen zoveel mogelijk te beperken.
Ik onderschrijf deze aanbeveling. Er wordt door het COA rekening gehouden met het
belang van het kind bij verhuisbewegingen door verhuizingen zoveel mogelijk plaats
te laten vinden in de zomer(vakantie)periode en door gebruik te maken van een verhuischecklist.
Met de checklist geeft het COA specifieke informatie en brengt het de belangen van
een gezin in beeld die van invloed kunnen zijn op een verhuizing.
Desalniettemin is er op dit gebied nog winst te behalen. Ongeveer een derde van de
verhuizingen vindt op verzoek van de bewoners zelf plaats, omdat zij bijvoorbeeld
dichterbij familie of anderen willen wonen. Andere verhuizingen zijn ingegeven door
de inrichting van het asielproces. Deze verhuizingen hoop ik in toenemende mate in
de toekomst te ondervangen door de eerste stappen van het asielproces te laten plaatsvinden
op een zogeheten «gemeenschappelijke vreemdelingenlocatie (GVL)». Vanuit een GVL zal
worden gestuurd op directe plaatsing in, of in de buurt van, de gemeente waar men
zal gaan integreren. Hierbij zal bezien worden hoe de spreiding en schaal van de opvang
hierop kan worden afgestemd. Er zal nader worden onderzocht hoe bij het voorgaande
de processen en voorzieningen rond (gezinnen met) kinderen kunnen worden ingericht.
Vanuit het programma Flexibilisering Asielketen, waar ik uw Kamer over heb geïnformeerd
(Kamerstukken 19 637 en 30 573, nr. 2415), zal contact gelegd worden met de Werkgroep Kind in azc om de invulling van het
programma op dit punt te bespreken.
Ik besef dat dit lange termijnplannen zijn. Op korte termijn zet ik voor het beperken
van verhuisbewegingen in op het eerder inwinnen van meer informatie over de situatie
en wensen van de asielzoeker en het delen van die informatie tussen ketenpartners.
Hierdoor is dan al bij de start van de procedure bekend dat, bijvoorbeeld, een gezin
een voorkeur heeft voor een bepaalde gemeente of regio en kan daar in de uitvoering
rekening mee worden gehouden.
Opnieuw uitdragen of verscherpen van bestaand beleid
Voor een deel van de aanbevelingen is er staand beleid beschikbaar. Aanbevelingen
waarin reeds wordt voorzien in beleid of werkinstructies betreffen bijvoorbeeld (voorlichting
over) toegang tot en aandacht voor de (geestelijke) gezondheidszorg, opvoedondersteuning,
kindvriendelijke voorlichting over de asielprocedure, een protocol voor het betreden
van bewonerskamers en een klachtenprocedure. Naar aanleiding van het onderzoek zal
gekeken worden waar dit beleid eventueel verder aangescherpt kan worden. Het COA zet
intensief in op kennisontwikkeling en -deling van bestaand beleid en werkinstructies.
Dit zal ook gebeuren richting de vrijwilligers van het COA die een belangrijke verwijs-
en gidsfunctie hebben op COA-locaties. Daarnaast intensiveert het COA de gesprekken
met de samenwerkingspartners op het gebied van kinderen en jongeren in de opvang.
Daarnaast zal het beleid ook beter uitgedragen worden naar de samenwerkingspartners
van het COA.
Programma van eisen huisvesting
Een van de aanbevelingen ziet op het bieden van een eigen woonruimte aan elk gezin
met eigen douche en toilet. Daarnaast wordt er aanbevolen om kinderen een eigen kamer
gescheiden van de ouders te bieden.
Het programma van eisen voor woon- en slaapruimte van bewoners is afgestemd op de
tijdelijke aard van de opvang, gelijk voor azc’s en gezinslocaties en als zodanig
opgezet en gebudgetteerd. Dat betekent dat gezinnen met elkaar een douche, keuken
en toilet delen. In bepaalde situaties brengt dit specifieke uitdagingen met zich
mee. COA zoekt in deze uitzonderlijke gevallen binnen de mogelijkheden naar geschikte
oplossingen. Hierover bent u eerder geïnformeerd.1
Ik besef dat sommige bewoners van gezinslocaties hier lang kunnen wonen, maar wil
benadrukken dat dit een eigen keuze is, omdat Nederland vrijwillige terugkeer ondersteunt
en dit ook altijd mogelijk is. In het kader van het programma Flexibilisering Asielketen
wordt bezien hoe sneller duidelijkheid kan worden gegeven over de (kans op) inwilliging
van het asielverzoek, zodat zo spoedig mogelijk kan worden ingezet op een passend
traject voor elke asielzoeker.
Sluiting gezinslocaties
Zoals ik al aan de Kamer heb toegelicht tijdens het AO van 13 juni (Kamerstukken 19 637 en 30 573, nr. 2401) zal ik de aanbeveling om gezinslocaties te sluiten en de gezinnen onder te brengen
in een regulier azc niet opvolgen. De gezinnen die in gezinslocaties onderdak krijgen,
hebben geen rechtmatig verblijf. Op gezinslocaties wordt met de volwassen gezinsleden
gewerkt aan terugkeer.
Verstrekkingen in gezinslocaties
Een van de aanbevelingen ziet op het gelijk trekken van de hoogte van het weekgeld
op gezinslocaties en azc’s. Het weekgeld dat bewoners op een azc krijgen is gebaseerd
op de Regeling verstrekkingen asielzoekers (Rva) en onderverdeeld in een vergoeding
voor eten (eetgeld) en een vergoeding voor kleding en andere persoonlijke benodigdheden
(leefgeld).
In gezinslocaties krijgen volwassenen alleen eetgeld. Dit hangt samen met het op die
locaties heersende sobere regime en zal dan ook niet worden aangepast. Voor kinderen
geldt dit onderscheid tussen eet- en leefgeld overigens niet. Zij krijgen in azc’s
en gezinslocaties een even hoge vergoeding voor leefgeld.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
M.G.J. Harbers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid