Brief regering : Agenda risico- en crisisbeheersing 2018-2021
30 821 Nationale Veiligheid
Nr. 50
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 november 2018
Nederland veilig te houden en waar nodig veiliger te maken is een van de leidende
maatschappelijke opgaven van het kabinet.
We leven in een sterk en welvarend land. Een land dat – zeker in verhouding tot een
groot deel van de wereld – als veilig is te betitelen. Toch geldt dat beeld niet voor
iedereen in dezelfde mate. De mate van «ervaren» veiligheid in de samenleving is sterk
individueel bepaald en wordt onder meer beïnvloed door de fysieke, sociale, economische
en virtuele omgeving waarin mensen zich bevinden en begeven. De realisatie van een
vrije, veilige en rechtvaardige samenleving, waarin onze gedeelde normen en waarden
het uitgangspunt zijn, gaat niet vanzelf en is een verantwoordelijkheid van iedereen
– burger, bedrijf, organisatie en overheid – die permanent aandacht en inspanning
vergt. We moeten ons daarbij realiseren dat veiligheid vele dimensies heeft en niet
op zich zelf staat, maar altijd afgewogen moet worden tegen andere maatschappelijke
en individuele belangen. Onze keuzes elke dag weer – maken dat onze eigen veiligheid,
maar ook die van anderen beïnvloed wordt, positief, maar ook negatief. De zorg voor
een veilige samenleving is dan ook een zorg die de overheid (lokaal en nationaal)
niet alleen kan dragen. Overheden dragen weliswaar zorg voor een veiligheidsaanpak,
maar deze zal pas echt werken als iedereen in Nederland naar beste vermogen bijdraagt.
Of het nu gaat om het voorkomen van onveilige situaties in het dagelijks leven of
het handelen in geval van een daadwerkelijke crisis, de aanpak vraagt om een bijdrage
van alle betrokkenen.
Het is aan overheden (gemeenten, veiligheidsregio’s en Rijk) en andere veiligheidspartners
om risico’s en hieraan gepaard mogelijk handelingsperspectief zoveel mogelijk kenbaar
te maken aan de maatschappij. Van de individuele burger mag verwacht worden dat hij
of zij bekend is met deze risico’s in zijn of haar directe omgeving en weet hoe met
deze risico’s om te gaan. Tegelijkertijd geldt dat burgers zich bewust moeten zijn
van de mogelijke veiligheidsconsequenties van zijn of haar handelen voor zichzelf
maar ook voor de maatschappij. Ook voor bedrijven en organisaties geldt dat zij bewust
dienen om te gaan met risico’s die zij lopen en risico’s en consequenties die zij
veroorzaken. Dit geldt in het bijzonder voor die partijen die zorgdragen voor de continuïteit
van onze vitale maatschappelijke processen, zoals elektriciteit, drinkwater, telecom
en ICT.
Overheden dragen zorg voor randvoorwaarden om veilig samen te kunnen leven in ons
land: sociaal, fysiek, maar ook digitaal. Randvoorwaarden die het onder meer mogelijk
maken om veiligheid in samenhang met andere belangen af te wegen. De beheersbaarheid
van risico’s, incidenten en crises en de veerkracht van de maatschappij spelen daarbij
een belangrijke rol. Dit maakt dat ook het systeem van hulpverlening, rampenbestrijding
en crisisbeheersing een cruciale randvoorwaarde is. Dit systeem gaat uit van een generieke
werkwijze voor rampenbestrijding en openbare orde bestaande uit basishulpverlening
(basiszorg) door politie, brandweer, geneeskundige hulpverlening en bevolkingszorg
en – aangevuld met partners als defensie, waterschappen, vitale bedrijven – voor crisisbeheersing
op regionaal, nationaal en internationaal niveau. Hierbinnen leveren alle betrokken
partijen – overheden (civiel en militair), bedrijven en ook burgers vanuit hun eigen
rol en verantwoordelijkheid een bijdrage. Effectieve samenwerking tussen alle betrokken
partijen is daarbij een belangrijke opgave.
Van groot belang hierbij is te onderkennen dat onze samenleving en de maatschappelijke
risico’s zich continu ontwikkelen, vaak geleidelijk, soms heel snel. De effecten van
klimaatverandering, energietransitie, toenemende digitale vervlechting, vergrijzing,
ondermijning, buitenlandse inmenging, maar ook de instabiliteit aan de grenzen van
Europa en de Caribische gebiedsdelen van het Koninkrijk, maken dat we in Nederland
ons continue moeten aanpassen aan en inspelen op veranderende maatschappelijke uitdagingen.
Zo stelde het kabinet nog onlangs dat de instabielere en minder voorspelbare veiligheidsomgeving
voor Nederland en de EU een uiting is van veranderende machtsverhoudingen in de wereld,
waarbij de macht en het initiatief deels verschuiven naar landen die met een andere
blik naar de wereld kijken.1 Deze situatie vraagt dat we bewuster omgaan met risico’s en mogelijke maatschappelijke
consequenties. Het is belangrijk hierbij de maatschappelijke dynamiek (consequenties,
afhankelijkheden, tegenstellingen) en mogelijkheden om deze te beïnvloeden meer centraal
te stellen. Deze focusverschuiving moet bijdragen aan een maatschappij die zich effectief
te weer kan stellen tegen welk risico c.q. dreiging dan ook, ook risico’s die we nu
nog niet kennen en die bijvoorbeeld voortkomen uit nieuwe technologieën. Hierbij geldt
natuurlijk wel dat we niet alles kunnen voorzien en alle risico’s kunnen wegnemen
en dat we een afweging maken van kosten, leefbaarheid en andere belangen; 100 procent
veiligheid is niet haalbaar.
Gegeven het bovenstaande zet het Kabinet, rekening houdend met de redzaamheid van
burgers en de verschillen daarin, samen met veiligheidspartners (publiek en privaat)
op nationaal en decentraal niveau in op het deze kabinetsperiode realiseren van een
gezamenlijke agenda op het terrein van risico- en crisisbeheersing, met als overkoepelende
doelstelling dat:
Nederland op alle niveaus – in een continue veranderende maatschappij en met oog voor
de praktijk – toegerust is en blijft om risico’s en crises met elkaar te beheersen
en (zo mogelijk) te voorkomen.
Dit betekent dat:
• Nederland beschikt over een weerbare en veerkrachtige samenleving, waarin burgers,
bedrijven (waaronder vitale infrastructuur) en overheden effectief inzetten op de
eigen redzaamheid.
• Nederland een adaptief en samenhangend risico- en crisisbeheersingsbeleid heeft dat
is toegesneden op de huidige en toekomstige dreigingen voor de NL samenleving.
• Nederland beschikt over een breed gedragen, samenhangend en actueel crisisbeheersingsstelsel
op nationaal en lokaal/regionaal niveau gebaseerd op een toekomstbestendige visie
op crisisbeheersing.
• Nederland beschikt over een robuust netwerk van structureel samenwerkende veiligheidspartners
(publiek en privaat) op en tussen decentraal, nationaal en internationaal niveau.
• Nederland beschikt over overheden, hulpdiensten en andere veiligheidspartners (publiek
en privaat) die kwalitatief en kwantitatief op hun taakuitvoering zijn voorbereid,
onder meer door:
○ een meerjarige aanpak van het presterend en lerend vermogen.
○ innovatief en net-centrisch informatiemanagement ten behoeve van de crisisbeheersing
en -besluitvorming.
De Agenda risico- en crisisbeheersing 2018–2021
Om bovenstaande doelstelling en ambitie te realiseren zet het kabinet in op een Agenda
risico- en crisisbeheersing langs drie lijnen. In de eerste plaats het verder versterken
van het systeem dat de samenwerkende veiligheidspartners, publiek en privaat in staat
stelt om gezamenlijk invulling te geven aan risico- en crisisbeheersing. In de tweede
plaats het verbeteren van de inhoudelijke werking van het systeem. Tot slot wordt
ingezet op het vergroten van de weerbaarheid en veerkracht van de maatschappij als
geheel. Voor elk van de drie lijnen is een aantal speerpunten benoemd waar deze kabinetsperiode
gezamenlijk aan wordt gewerkt.
1. Versterking van het systeem voor risico- en crisisbeheersing
Speerpunten van deze versterking zijn:
• Realisatie van de Nationale Veiligheidsstrategie. Eerder is aan uw Kamer toegezegd dat een strategische visie voor de komende jaren
zal worden opgesteld waarin wordt vastgelegd op welke manier de nationale veiligheid
zal worden versterkt.2 En dat door de ministeries van Buitenlandse Zaken, Defensie en Justitie en Veiligheid
gezamenlijk wordt gewerkt aan een dreigingsaanpak – die de Kamer later in 2018 zal
ontvangen – op basis van een geïntegreerde dreigingsanalyse, de Geïntegreerde Buitenland-
en Veiligheidsstrategie en de Defensienota.3 Inmiddels vindt, onder coördinatie van de NCTV, breed interdepartementaal en in afstemming
met veiligheidspartners zoals de vitale infrastructuur gewerkt aan een Nationale Veiligheidsstrategie.
Vanwege een uitgebreidere opzet van de risicoanalyse en de betrokkenheid van meerdere
ministeries is meer tijd nodig en zal de Nationale Veiligheidsstrategie vóór de zomer
van 2019 aan uw Kamer worden aangeboden.
• Evaluatie van de werking van de Wet veiligheidsregio’s. Na de recente evaluatie van de Politiewet zal de komende periode een andere belangrijke
bouwsteen in het systeem, waarmee de overheid bijdraagt aan de veiligheid in Nederland,
nader tegen het licht gehouden worden, namelijk de werking van de Wet veiligheidsregio’s.
Hierbij is de vraag of de deze wet in de praktijk voldoende doeltreffend werkt, mede
in het licht van actuele en toekomstige dreigingen en maatschappelijke ontwikkelingen.
In samenspraak met onder meer het Veiligheidsberaad zal het Kabinet bezien op welke
vlakken de wet mogelijk aanpassing behoeft. Over de te volgen aanpak is de Kamer recent
geïnformeerd.4 De daadwerkelijke evaluatie zal in 2019 van start gaan.
• Verstevigen van de internationale c.q. grensoverschrijdende samenwerking bij de beheersing
van risico’s en crises. De ontwikkelingen in de maatschappij leiden er in toenemende mate toe dat de oorzaak,
maar ook de maatschappelijke impact van risico’s en crises zich niet aan grenzen houden.
De aanpak van deze vraagstukken vraagt om het intensief samenwerken met buurlanden
en de EU. Overigens niet alleen op nationaal maar zeker ook op regionaal niveau. Het
Kabinet zal de komende jaren nog meer inzetten op verdergaande samenwerking in internationaal
verband. Afhankelijk van het risico c.q. crisistype, dan wel de voorliggende vraagstukken
zal hierbij worden ingezet op bi- dan wel multilaterale samenwerking. Hierbij valt
onder meer te denken aan de directe samenwerking met onze buurlanden onder meer in
Benelux verband. Zo zal concreet de samenwerking rond thema’s als nucleaire ongevallen,
digitale ontwrichting en water- en droogte- overlast de komende jaren worden geoptimaliseerd.
2. Verbeteren van de inhoudelijke werking van het systeem
Speerpunten om dit te waarborgen zijn:
• Zorgdragen voor voldoende gekwalificeerde en inzetbare medewerkers. De komende jaren zullen alle veiligheidspartners (publiek en privaat) de uitdaging
hebben om te kunnen blijven beschikken over voldoende gekwalificeerde en inzetbare
medewerkers. Ontwikkelingen als de huidige vacatures bij onder andere politie en (acute)
zorg, de grote uitstroom de komende jaren van medewerkers vanwege pensionering, de
al jaren durende trend van afname van beschikbare vrijwilligers, en de gelijktijdig
veranderende «hulpvraag», maken dat er aandacht moet zijn voor de gevolgen van deze
ontwikkelingen voor de veiligheid van Nederland. Recent is de Kamer reeds geïnformeerd
over initiatieven om de Politie organisatie de komende jaren blijvend te versterken.5 Dit geldt eveneens voor het actieprogramma Werken in de Zorg gericht op voldoende en gekwalificeerd personeel in zorg en welzijn.6 Het Kabinet heeft met het Regeerakkoord ook de noodzakelijke aandacht voor vrijwilligers,
onder meer bij politie en brandweer benoemd. De Kamer is recent geïnformeerd over
het op 8 oktober door het Veiligheidsberaad vastgestelde programmaplan vrijwilligheid
(brandweer).7 Deze inzet is onderdeel van een breder vraagstuk waarvoor alle betrokken veiligheidspartners
zich gesteld zien. Samen zullen we naar alternatieve, innovatieve werkwijzen moeten
kijken om zo goed mogelijk met de beschikbare capaciteit om te gaan. Hierbij dient
ook bezien te worden hoe de inzet van (spontane) burgerhulpverlening – zoals we recent
meer dan eens gezien hebben -benut kan worden. Het zekerstellen van de noodzakelijke
aandacht vraagt om bestuurlijk commitment van alle betrokken partijen en de wil om
hierin zoveel mogelijk samen op te trekken.
• Civiel-militaire samenwerking intensiveren. In de Defensienota 20188 is aangekondigd dat het Kabinet in het kader van het verhogen van de weerbaarheid
van Nederland wil inzetten op de verdere intensivering van de civiel militaire samenwerking.
De samenwerking zal meer nog dan in het verleden steunen op wederkerigheid, zodat
ook Defensie weet wanneer ze voor haar taken kan rekenen op ondersteuning door civiele
partijen. De reikwijdte van deze samenwerking is onderwerp van verkenning. De bestaande
civiel-militaire samenwerkingsafspraken worden voor de zomer van 2019 herijkt, waarbij
ook de benodigde bijstand voor de continuïteit van de vitale infrastructuur en de
digitale veiligheid van ons land nadere aandacht krijgen.
• Crisisbeheersing Caribisch Nederland door ontwikkelen. De ervaringen rond de aanpak van (de gevolgen van) orkaan Irma en de uitdagingen
die de spanningen in Venezuela meebrengen voor de Caribische gebiedsdelen van Nederland,
maar ook voor de overige Koninkrijksdelen, maken dat de aandacht voor de beheersing
van risico’s en crises in relatie tot Caribisch NL (in Caribisch NL en in NL) de komende
jaren dient te worden aangescherpt. Samen met alle betrokkenen in zowel het Caribisch
gebied als Nederland zullen de lessen uit de evaluatie van de orkaan Irma, onder meer
voor het systeem van crisisbeheersing in zowel het Caribisch gebied als in Nederland,
de komende jaren worden opgepakt. Daarbij zij aangetekend dat crisisbeheersing voor
de autonome landen binnen het Koninkrijk in eerste aanleg een landsaangelegenheid
is.
3. Het vergroten van de weerbaarheid en veerkracht van de maatschappij als geheel
Overheidspartijen en andere veiligheidspartners kunnen veel maar lang niet alles.
Zorgdragen voor een weerbare en veerkrachtig samenleving is cruciaal. Hierbij biedt
het WRR-rapport «Weten is nog geen doen» (2017) belangrijke aangrijpingspunten om
de redzaamheid van de maatschappij te vergroten, rekening houdend met het doen-vermogen
in de samenleving. Het kabinet benut in de komende tijd deze kennis om te komen tot:
• Toekomstbestendige risico- en crisiscommunicatie gericht op het handelingsvermogen
van de maatschappij. De vraag hierbij is of de (communicatie) inzet vanuit overheden (gemeenten, veiligheidsregio’s,
Rijk) en veiligheidspartners ten aanzien van risico’s en crises voldoende aansluit
op de verwachtingen en mogelijkheden (doen-vermogen) van burgers en bedrijven in de
huidige maatschappij. Het Kabinet zet in nauwe samenwerking met onder meer gemeenten
en veiligheidsregio’s de komende jaren in op realisatie van een strategie die aansluit
op de informatiebehoefte van de maatschappij waar het gaat om veiligheidsvraagstukken.
Een strategie die inzet op handelingsperspectieven passend bij de mogelijkheden van
mensen en organisaties, maar ook een strategie die meer dan tot nog toe inzet op wederzijdse
communicatie tussen burger en overheid, maar ook tussen burgers (en bedrijven) onderling.
De mogelijkheden van de maatschappij als geheel dienen centraal te staan waar het
gaat om de aanpak van veiligheidsvraagstukken. Daarbij hebben we ook oog voor de niet
of minder redzamen in de samenleving.
• Nadere voorbereiding op de betekenis van digitale ontwrichting. De samenleving wordt in hoog tempo steeds afhankelijker van allerlei digitale systemen.
De uitval van deze systemen en het hiermee gepaard gaande wegvallen van allerlei diensten
maakt dat de samenleving in toenemende mate gevoelig wordt voor digitale ontwrichting.9 De effecten die zich eerder dit jaar op en rond Schiphol voordeden naar aanleiding
van een stroomstoring zijn een duidelijk voorbeeld van deze vervlechting en elkaar
beïnvloedende consequenties. De komende jaren zal het kabinet met de veiligheidspartners
bezien hoe de maatschappij beter op de mogelijkheid van een digitale ontwrichting
voor te bereiden. Belangrijk onderdeel hiervan is de reeds eerder dit jaar aangekondigde
verhoging van de digitale slagkracht als onderdeel van de Nederlandse Cyber Security
Agenda.10 Het Kabinet zal uw Kamer mede in reactie op de voor eind 2018 aangekondigde policy
brief van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) over digitale ontwrichting
in 2019 nader informeren welke verdere stappen ondernomen worden.
Tot slot
Namens het kabinet zal ik de komende jaren op hoofdlijnen aan uw Kamer rapporteren
over de voortgang bij het realiseren van speerpunten uit de Agenda. Dit laat onverlet
de mogelijke verantwoording door direct betrokken ministeries voor specifieke agendapunten.
Het Kabinet realiseert zich dat de beschreven ambitie en genoemde speerpunten een
zeer breed palet aan uitdagingen benoemt. De inzet van het kabinet is om met publieke
en private veiligheidspartners op die manier actief invulling te geven aan de door
betrokken partijen gevoelde maatschappelijke opgave om Nederland veilig te houden
en waar nodig veiliger te maken.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid