Brief regering : Reactie op het verzoek van het lid Van Toorenburg, gedaan tijdens de Regeling van werkzaamheden van 13 september 2018, over de aanstaande vrijlating van veroordeelde jihadisten die mogelijk in de gevangenis verder geradicaliseerd zijn
29 754 Terrorismebestrijding
Nr. 475
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 november 2018
Op 15 september jl. is berichtgeving verschenen in de media dat gedetineerden veroordeeld
voor of verdacht van een terroristisch misdrijf bij terugkeer uit detentie een dreiging
vormen voor onze samenleving. Zij zouden niet deradicaliseren en in detentie nieuwe
contacten opdoen, waardoor de dreiging wordt versterkt. Naar aanleiding van deze berichtgeving
heeft uw Kamer bij regeling van werkzaamheden d.d. 13 september (Handelingen II 2017/18,
nr. 109, item 9) verzocht om een reactie, bij deze doen wij dit verzoek gestand.
Het doel van de deradicaliserings aanpak is dat gedetineerden gecontroleerd – buiten
hun extremistische netwerk- terug de maatschappij in keren. Dit is geen lichte opgave.
Het hebben van radicaal gedachtegoed an sich is niet strafbaar. Uit wetenschappelijk
onderzoek en gesprekken met experts, blijkt dat deradicalisering alleen echt succesvol
zal zijn als iemand open staat voor verandering. Dat neemt niet weg dat te allen tijde
wordt ingezet op het verkleinen van het risico op recidive en verandering van gedrag.
Aanpak in detentie
Veroordeelden voor en verdachten van een terroristisch misdrijf, worden geplaatst
op één van de speciale terroristenafdelingen (TA’s) van de Dienst Justitiële Inrichtingen
(DJI). Dit om zoveel mogelijk te voorkomen dat radicaal gedachtegoed in reguliere
gevangenissen wordt verspreid. Op de TA’s worden gedetineerden gemonitord. Het personeel
van de TA’s heeft daarvoor de specifieke kennis, kunde en ervaring. Binnen de TA’s
is er sprake van gedifferentieerd plaatsingsbeleid. Aan de hand van risicoprofielen,
die worden opgesteld onder andere op basis van het risicotaxatie instrument de VERA-2R,
worden gedetineerden op de TA geplaatst. Op deze manier wordt zoveel als mogelijk
voorkomen dat gedetineerden elkaar binnen de TA negatief beïnvloeden.
Ten behoeve van disengagement kan een gedetineerde gesprekken voeren met een psycholoog,
psychiater, imam of andere experts. Naast deze specifieke interventies voor de doelgroep
gelden ook voor deze doelgroep de vijf basisvoorwaarden voor een veilige terugkeer.
Dit zijn een geldig identiteitsbewijs, onderdak na ontslag uit detentie, inkomen,
inzicht in eventuele schuldenproblematiek en het realiseren of continueren van zorg.
Binnen de mogelijkheden die de TA daarvoor biedt, wordt daarom onder begeleiding van
een mentor of casemanager aan de vijf basisvoorwaarden gewerkt.
In voorbereiding op re-integratie kan het, onder voorwaarden, voorkomen dat een gedetineerde
wordt overgeplaatst naar een reguliere penitentiaire inrichting.
Aanpak na detentie
Tijdens en na detentie kan de gedetineerde begeleiding van het team Terrorisme Extremisme
Radicalisering (TER) van Reclassering Nederland (RN) krijgen. Dit team is medio 2012
opgericht ten behoeve van een specifieke aanpak gericht op de re-integratie van gedetineerde
extremisten. Het Team TER richt zich op het motiveren van de (ex)gedetineerde om de
oorzaken van het strafbare gedrag aan te pakken en te re-integreren buiten het extremistische
netwerk. Daarnaast adviseert het Team TER de rechter op basis van een risicotaxatie
over de recidivekans van de betrokken gedetineerde. Mede op basis van dit advies kan
de rechter besluiten voorwaarden op te leggen bij een voorlopige invrijheidsstelling.
Dat zijn bijvoorbeeld voorwaarden die kunnen bijdragen aan disengagementen deradicalisering,
zoals een contact- of locatieverbod.
Het Team TER controleert de naleving van de opgelegde voorwaarden en begeleidt de
(ex) gedetineerde bij het zoeken naar een nieuw sociaal netwerk, het verkrijgen van
schuldhulpverlening of het zoeken naar een verblijfplaats.
Aan het einde van de straf of aan het einde van het verplichte toezichtkader van de
reclassering neemt de gemeente de begeleiding over. In het lokale multidisciplinaire
casusoverleg wordt de persoon besproken en worden maatregelen afgesproken. Zo kan
bijvoorbeeld een maatregel uit de Tijdelijke Wet Bestuurlijke Maatregelen Terrorismebestrijding
worden ingezet om contacten met andere personen uit het extremistische netwerk zo
veel mogelijk tegen te gaan. Zoals van alle personen die in het casusoverleg worden
besproken, maken politie en AIVD een inschatting van de dreiging die uitgaat van de
ex-gedetineerde en houden deze persoon indien noodzakelijk in beeld.
De inzet en werkwijze van het TER team is onlangs onderzocht door de Universiteit
Leiden om de aanpak en werkwijze waar mogelijk verder te versterken. Het rapport dat
deze week is gepubliceerd, is als bijlage aan deze brief toegevoegd1. Hoofdconclusie is dat de aanpak in lijn is met wetenschappelijke literatuur over
terrorisme en (gewelddadig) extremisme. De onderzoekers concluderen dat de aanpak
van het TER-team effectief is en bijdraagt aan datgene waarvoor het team is opgericht:
het voorkomen van recidive.
Het lage recidivecijfer zoals dat wordt geconstateerd in het rapport geeft een indicatie
van de effectiviteit van de aanpak. Er bestaat echter geen overzicht van recidive
van terrorisme gerelateerde veroordelingen na afloop van Reclasseringstoezicht. De
onderzoekers dringen dan ook aan om lange termijn recidive te monitoren en te evalueren.
Daarbij is het belangrijk te benoemen dat recidive inzicht geeft in hoeverre (ex-)gedetineerden
terugvallen in strafbaar gedrag, maar geen inzicht geeft in de mate waarin afstand
wordt genomen van extremistisch gedachtegoed.
Andere aanbevelingen hebben betrekking op het verbeteren van informatiedeling tussen
de samenwerkingspartners en het versterken van de onderlinge samenwerking. Daarnaast
is het advies de bestaande instrumenten en interventies door te ontwikkelen en nieuwe
interventies te ontwikkelen. We nemen de aanbevelingen ter harte en gaan daarover
met partijen in gesprek. We zullen uw Kamer hierover begin volgend jaar nader informeren.
Tot slot
Deradicalisering is een beleidsterrein dat langdurige en gestructureerde aandacht
vraagt van alle samenwerkingspartners. Gezien het huidige dreigingsbeeld houden we
onverminderd aandacht voor het tegengaan van verspreiding van het extremistisch gedachtengoed
binnen detentie en het gecontroleerd terug begeleiden van deze personen de maatschappij
in.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming