Brief regering : Reactie op het verzoek van het lid Markuszower, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 4 oktober 2018, over de beslissing van het Openbaar Ministerie om ‘het mishandelen van twee Joodse jongeren‘ niet te vervolgen
29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde
Nr. 465 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 november 2018
Tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 4 oktober jl. (Handelingen II 2018/19, nr. 9, item 7) vroeg de vaste Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid mij om een brief over
de beslissing van het Openbaar Ministerie om «het mishandelen van twee Joodse jongeren«
niet te vervolgen. Met deze brief voldoe ik aan uw verzoek.
De politie heeft, naar aanleiding van de aangifte van de betrokkene, onder leiding
van de officier van justitie, een opsporingsonderzoek ingesteld naar de mogelijke
verdachte in deze zaak. In het kader van dit onderzoek is onder meer één getuige gehoord
en zijn camerabeelden bekeken. Uitkomst van het onderzoek is dat er sprake is van
onvoldoende wettig en overtuigend bewijs tegen de vermeende verdachte. Vastgesteld
is dat in de brief die de aangever hierover heeft ontvangen, enkel wordt ingegaan
op de investering om de zaak voor de rechter te krijgen. De brief die de aangever
heeft ontvangen dekt, bij nader inzien, dan ook niet de volledige lading, nu de doorslaggevende
factor om het onderzoek te beëindigen het gebrek aan bewijs was.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid