Brief regering : Gevolgen Amerikaanse sancties tegen Iran op Nederlandse bedrijfsleven
33 783 Nucleaire ontwapening en non-proliferatie
23 432
De situatie in het Midden-Oosten
Nr. 30
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 november 2018
Door middel van deze Kamerbrief en conform de toezegging tijdens het plenair debat
op 6 juni jl. (Handelingen II 2017/18, nr. 90, item 14) stuur ik u een appreciatie van de gevolgen voor het Nederlandse bedrijfsleven van
de inwerkingtreding van Amerikaanse sancties tegen Iran. De brief gaat tevens in op
Europese beschermingsmaatregelen en de Nederlandse inzet om de handelsbetrekkingen
met Iran overeind te houden.
VS-sancties
Op 7 augustus jl. eindigde de eerste overgangstermijn waarbinnen bedrijven hun verplichtingen
kunnen afbouwen en zijn Amerikaanse sancties in werking getreden tegen onder meer
de handel in Iraanse staatsschuld en Iraanse valuta, civiele luchtvaart, auto-industrie,
voedingsmiddelen en handel in delfstoffen en edelmetalen. Vanaf 5 november worden
sancties opgelegd tegen de Iraanse energie-, olie- en gassector, scheepsbouw en zeevaart.
Ook sancties tegen de financiële sector (o.a. verbod op transacties met de Centrale
Bank van Iran, verzekeringen), en tegoedenbevriezingen van (rechts)personen (de zogenaamde
Specially Designated Nationals And Blocked Persons Listings) worden dan weer van kracht.
Gevolgen voor bedrijfsleven
Zakendoen in Iran is de afgelopen maanden voor veel Europese bedrijven complexer geworden;
in juli wezen de Verenigde Staten een verzoek af van het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk
en Duitsland (de zogenoemde «E3») om uitzonderingen toe te kennen aan Europese bedrijven
om zaken te blijven doen met Iran. Daarnaast blijft het betalingsverkeer een knelpunt
in de handelsbetrekkingen en neemt de waarde van de Iraanse Riaal sinds het begin
van 2018 sterk af. Verschillende Europese multinationals hebben deze zomer aangekondigd
zich terug te trekken uit Iran. Ook onder Nederlandse bedrijven lijkt een soortgelijke
trend waarneembaar. Er zijn voor dit jaar nog geen cijfers beschikbaar over de impact
op de bilaterale handelsstromen. Het aantal aanvragen van exportvergunningen voor
Iran geeft in dit geval een eerste indicatie. Dit aantal is het afgelopen kwartaal
sterk afgenomen ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar.
Nederlandse inzet
Zoals reeds gesteld door Minister Blok van Buitenlandse Zaken in zijn Kamerbrief van
11 mei jl.¹, blijft het JCPOA de beste garantie om een Iraans kernwapen te voorkomen
en is daarmee essentieel voor onze veiligheid. Het is daarbij belangrijk dat de Iraanse
bevolking de economische vruchten van het JCPOA moet kunnen plukken. Nederland handhaaft
daarom het beleid van stapsgewijze hervatting van economische betrekkingen met Iran
dat sinds het nucleaire akkoord in 2015 is ingezet. Tussen 2015 en 2017 nam de bilaterale
handel in goederen toe van € 486 miljoen naar € 1,66 miljard. Momenteel zijn ongeveer
100 Nederlandse bedrijven actief in Iran. Naast reguliere overheidsondersteuning van
Nederlandse bedrijven die in Iran actief zijn of hiertoe plannen hebben, blijft Nederland
actief inzetten op government-to-government-dialoog. Dit gebeurt zowel in EU-verband als bilateraal. Zo vindt er sinds 2016 jaarlijks
hoogambtelijk overleg plaats tussen Nederland en Iran, waarbij de economische samenwerking
– waaronder het betalingsverkeer – wordt gemonitord.
Europese maatregelen
Zoals in de Kamerbrief van 11 mei jl.1 uiteen is gezet, behouden de Amerikaanse autoriteiten zich het recht voor op te treden
tegen buitenlandse bedrijven en personen die in strijd met Amerikaanse wetgeving handelen.
De EU erkent deze werking niet en heeft daarom maatregelen genomen om het extraterritoriale
effect van de Amerikaanse sancties binnen de Unie te beperken, namelijk de antiboycotverordening
en de uitbreiding van het leenmandaat van de Europese Investeringsbank (EIB). Beide
maatregelen zijn op 7 augustus jl. in werking getreden. De antiboycotverordening2 verbiedt Europese bedrijven om gevolg te geven aan de in de Verordening genoemde
Amerikaanse sanctiewetgeving en biedt gedupeerden een rechtsgrond om geleden schade
via de rechter te verhalen op de veroorzaker. Daarmee wordt beoogd de effecten van
de extraterritoriale werking van de VS-sancties op Europese bedrijven te beperken.
De uitbreiding van het leenmandaat maakt het mogelijk voor de EIB om op termijn projecten
in Iran te ondersteunen. Tenslotte wordt er in samenwerking met EU-landen gewerkt
aan mogelijkheden om het betalingsverkeer met Iran te faciliteren door middel van
een zogenaamd Special Purpose Vehicle, zodat transacties van en naar Iran mogelijk zijn.
Antiboycotverordening
De Europese antiboycotverordening stamt uit 1996, vindt zijn oorsprong in Amerikaanse
sancties met extraterritoriale werking tegen Cuba en is inmiddels aangepast aan de
huidige situatie. Hoewel de Europese Commissie een grote rol speelt bij de implementatie
van de antiboycotverordening, is de uitvoering en handhaving in de eerste plaats een
nationale bevoegdheid van lidstaten. De belangrijkste aandachtspunten van de antiboycotverordening
zijn als volgt:
1. De verordening is van kracht op alle burgers van EU-lidstaten, op alle in de Unie
gevestigde bedrijven en in de Unie opgerichte rechtspersonen.
2. Bedrijven die schade leiden als gevolg van Amerikaanse sanctiewetgeving moeten dit
melden aan de Europese Commissie3.
3. Het is verboden om te voldoen aan administratieve besluiten, uitspraken van Amerikaanse
rechtbanken en aan de handhaving van genoemde wetgeving. Bijvoorbeeld het betalen
van boetes of het ontbinden van contracten.
4. Als een bedrijf kan aantonen dat naleving van de antiboycotverordening de eigen belangen
of die van de Unie als geheel ernstig zou schaden, kan bij de Europese Commissie een
uitzonderingsverzoek worden ingediend.
5. De verordening biedt een juridisch kader waarmee gedupeerden geleden schade middels
een gerechtelijke procedure kunnen verhalen op de veroorzaker, bijvoorbeeld wanneer
een andere partij vanwege VS-sancties een contract beëindigt. Welke rechtbank bevoegd
is zal afhangen van het specifieke karakter van de casus.
De antiboycotverordening laat overigens wel toe dat bedrijven omwille van andere overwegingen,
bijvoorbeeld van commerciële aard, kunnen besluiten om niet langer in Iran actief
te zijn.
Uitzonderingsgronden
Bedrijven kunnen een verzoek tot uitzondering indienen bij de Europese Commissie.
Verzoeken worden aan de hand van vastgestelde criteria4 beoordeeld met raadpleging van de lidstaten. Voor de beoordeling is onder meer relevant
of de aanvrager een aanzienlijk financieel verlies zou leiden (mogelijk risico op
faillissement), of er reeds een gerechtelijk onderzoek tegen de aanvrager loopt, of
er een bedreiging bestaat van de veiligheid en de bescherming van de gezondheid van
mensen en de bescherming van het milieu en of er mogelijke negatieve gevolgen zijn
voor de interne markt, het humanitair, ontwikkelings- en handelsbeleid van de EU.
Handhaving
In Nederland is de Douane op grond van de Wet uitvoering antiboycotverordening en
de Wet Economische Delicten (WED) bevoegd tot handhaving van de antiboycotverordening.
De Douane beoordeelt per geval of een proces-verbaal opgemaakt moet worden. Indien
nodig kan overleg plaatsvinden met het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Openbaar
Ministerie. Afhankelijk van de ernst van de overtreding kan eerst een formele waarschuwing
gegeven worden voordat strafrechtelijke actie ondernomen wordt. Opzettelijke overtreding
van de verordening kan op grond van de WED worden aangemerkt als een misdrijf waarvoor
een geldboete kan worden geëist. In zwaarwegende gevallen kan worden overgegaan tot
ontneming van winst, sluiting van het bedrijf en kan een gevangenisstraf worden opgelegd.
Informatievoorziening
De Nederlandse overheid geeft geen advies over of interpretatie van Amerikaanse sanctiewetgeving.
Bedrijven moeten een eigen afweging maken en kunnen informatie opvragen bij het US Department of the Treasury, Office of Foreign Assets Control (OFAC)5. Bedrijven kunnen bij het maken van hun afweging het Handboek Iran6 raadplegen. Daarin worden algemene aandachtspunten ten aanzien van sanctiewetgeving,
procedures en verwijzingen naar verdere informatie gegeven. De Europese Commissie
heeft een uitgebreide leidraad opgesteld over de antiboycotverordening, inclusief
toelichting op de relevante procedures. Deze leidraad is ook in het Nederlands beschikbaar.
Nederland heeft sinds de terugtrekking van de VS uit het nucleaire akkoord met Iran
de informatievoorziening aan het Nederlandse bedrijfsleven geïntensiveerd. Op 31 mei
vond een overleg plaats op het Ministerie van Buitenlandse Zaken met vertegenwoordigers
van bedrijven en kennisinstellingen over de impact van het VS-besluit op het Nederlandse
bedrijfsleven. Daarnaast organiseerde het Ministerie van Buitenlandse Zaken in samenwerking
met VNO-NCW en MKB-Nederland Zaken op 4 juni en 17 september jl. informatiebijeenkomsten
voor Nederlandse bedrijven. Ook onze ambassade in Teheran staat in nauw contact met
vertegenwoordigers van in Iran actieve Nederlandse bedrijven.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
S.A.M. Kaag
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking