Brief regering : Standpunten aanbevelingen OVV-rapport ‘Stuwaanvaring door Benzeentanker bij Grave’ en reactie op rapport ‘Evaluatie crisisbeheersing Grave’
29 668 Beleidsplan Crisisbeheersing
Nr. 49
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 november 2018
Naar aanleiding van de stuwaanvaring bij Grave, op 29 december 2016, zijn twee onderzoeksrapporten
opgesteld, te weten het mede in opdracht van mijn ministerie opgestelde rapport, «Evaluatie
crisisbeheersing Grave», en het door de Onderzoeksraad voor veiligheid (OVV) uitgebrachte
rapport «Stuwaanvaring door benzeentanker bij Grave». In deze brief (en de bij deze
brief gevoegde bijlage1) ga ik nader in op de in die rapporten gedane aanbevelingen.
Rapport «Evaluatie crisisbeheersing Grave»
Het rapport «Evaluatie crisisbeheersing Grave» is door Berenschot opgesteld in opdracht
van het toenmalige Ministerie van Infrastructuur en Milieu, de betrokken veiligheidsregio’s
en de betrokken waterschappen. Dit rapport heb ik op 13 juli 2017 aan uw Kamer toegezonden
(Kamerstuk 29 668, nr. 43) en ik heb daarbij een nadere reactie op het rapport toegezegd.
De evaluatie door Berenschot heeft belangrijke aandachtspunten opgeleverd voor de
crisisorganisatie en crisisbeheersing. In deze brief schets ik, mede namens de Minister
van Justitie en Veiligheid, de stand van zaken over de opvolging van de aanbevelingen.
Conform de aanbeveling uit het rapport hebben de veiligheidsregio’s en Rijkswaterstaat
een start gemaakt met het beter laten aansluiten van de regionale plannen op het «Handboek
Incidentbestrijding op het Water». De veiligheidsregio’s spiegelen daarbij de verbeterplannen
aan de inhoudelijke opmerkingen van het rapport die met name gaan over interregionale
samenwerking, informatiedeling, bestuurlijke afstemming, waterongevallen en dergelijke.
Zij kijken daarbij verder dan enkel het «Handboek Incidentbestrijding op het Water».
Alle bij de aanbeveling genoemde aandachtspunten (zoals bijvoorbeeld het hebben van
een afgestemde en aansluitende crisiscommunicatiestrategie en de rol van de meldkamers
en het Nautisch Centrum bij melding en alarmering) worden daarbij meegenomen. Het
bepalen en doorvoeren van de benodigde aanpassingen zal, gezien het aantal betrokken
partijen, nog enige tijd kosten. De veiligheidsregio’s hebben in dit verbetertraject
een coördinerende rol opgepakt. Of een gestandaardiseerde nabespreking na ieder incident
als extra processtap in de regionale plannen dient te worden opgenomen, is nog onderwerp
van bespreking tussen de veiligheidsregio’s en Rijkswaterstaat.
De andere, specifiek aan mijn organisatie gerichte, aanbeveling ziet op het versterken
van de robuustheid van de crisisorganisatie van Rijkswaterstaat. Om dit te bereiken
heb ik de volgende maatregelen getroffen:
– professionalisering van de crisisorganisatie: de crisisorganisatie van Rijkswaterstaat
zal centraler aangestuurd worden en er worden verbeteringen doorgevoerd op het gebied
van alarmering, opschaling en informatievoorziening. Concreet betekent dit bijvoorbeeld
dat eind 2018 wordt gestart met een Crisis Informatie Centrum dat als backoffice dient
voor Rijkswaterstaat én de crisispartners. Informatie, kennis en middelen zullen daardoor
tijdens een crisis sneller beschikbaar zijn;
– verbetering van de informatievoorziening: vanaf oktober 2018 gaat ook Rijkswaterstaat
werken met het Landelijk Crisis Management Systeem, dat in 2019 in alle fasen van
de opschaling bruikbaar zal zijn. In het Landelijk Crisis Management Systeem wordt
een incident vastgelegd. De veiligheidsregio’s en een groot aantal waterschappen werken
allemaal met hetzelfde systeem waardoor informatieuitwisseling vergemakkelijkt wordt.
Zo is er snel een eenduidig en compleet beeld van een incident beschikbaar bij alle
partners en zijn ook de interregionale effecten van zo’n incident eerder in beeld;
– structureler aandacht voor opleidingen, trainingen en oefeningen bij Rijkswaterstaat:
die structurele aandacht komt bijvoorbeeld tot uiting door de invoering van een OTO-paspoort
voor elke crisisfunctionaris, waardoor er inzicht ontstaat in welke oefeningen, trainingen
en opleidingen een crisisfunctionaris heeft gehad. Qua opleidingen laat ik verder
bekijken welke functionarissen een specifieke, aanvullende opleiding op het gebied
van gevaarlijke stoffen moeten volgen. Het belang van meer structureel oefenen, en
in het bijzonder het oefenen samen met de andere crisispartners, is onderkend. De
komende jaren zijn de oefenkalenders van Rijkswaterstaat gevuld met veel multidisciplinaire
oefeningen, met alle partners;
– herijking crisismanagement in onderhoudscontracten: Rijkswaterstaat heeft voor onderhoudswerk
aan objecten contracten afgesloten met aannemers. Crisismanagement is onderdeel van
deze onderhoudscontracten. Het incident bij Grave is voor mij aanleiding geweest om
te laten onderzoeken op welke wijze crisismanagement is opgenomen in de onderhoudscontracten.
Voor het eind van dit jaar heb ik helder welke contractuele verbeteringen effectief
en haalbaar zijn, zowel in nieuw af te sluiten contracten als ook in bestaande contracten.
In 2019 zullen die verbeteringen doorgevoerd worden;
– opkomsttijden teamleden: overeenkomstig de aanbeveling van Berenschot wordt er bij
de samenstelling van crisisteams rekening gehouden met opkomsttijden van de teamleden.
Rijkswaterstaat heeft met de veiligheidsregio’s afspraken gemaakt over de opkomsttijden
voor de operationele en beleidsteams. Door moderne communicatietechnieken kunnen teamleden,
zolang ze nog niet fysiek aanwezig zijn, overigens al wel een bijdrage leveren;
– monitoring van maatregelen om de crisisorganisatie van Rijkswaterstaat robuuster te
maken: Rijkswaterstaat past de «plan-do-check-act»-cyclus toe waardoor de opvolging
van genomen maatregelen en het effect van die maatregelen in een vaste cyclus wordt
gemonitord. Niet opvolgen of een ongewenst of onvolledig effect leiden tot bijstelling
van de plannen en de daarop volgende uitvoering;
– meldkamerfunctie van Rijkswaterstaat: de meldkamerfunctie is inmiddels opgenomen in
de toekomstige werkwijze waarbij corridoroverstijgend gewerkt gaat worden. De rollen
van de medewerkers op de verkeersposten zullen hiermee veranderen. Een van de medewerkers
krijgt daarbij de rol van Operationeel Netwerk Medewerker (ONM) en is daarmee verantwoordelijk
voor de meldkamerfunctie. Met deze werkwijze wordt de aansluiting gezocht met de rolbeschrijving
zoals de veiligheidsregio’s deze kennen in de meldkamer. De pilot van de werkwijze
wordt in 2019 uitgerold.
Rapport «Stuwaanvaring door benzeentanker bij Grave»
De OVV heeft onderzoek gedaan naar de oorzaken van de stuwaanvaring bij Grave en naar
de vraag of er aanleiding is tot structurele verbetering van de risicobeheersing bij
het vervoer van gevaarlijke stoffen met binnenvaartschepen, het tegengaan van aanvaringen
met stuwen en sluizen en het beperken van de gevolgen, en de incidentbestrijding bij
ongevallen op het water.
Het rapport «Stuwaanvaring door Benzeentanker bij Grave» dat de OVV op 3 mei 2018
heeft uitgebracht, heb ik u al eerder toegezonden (Kamerstuk 29 668, nr. 45). Mijn reactie op de aanbevelingen, zoals ik die naar de OVV heb gestuurd, treft
u hierbij aan2.
Tot slot
Samen met betrokken partijen ben ik al aan de slag met de implementatie van de aanbevelingen
langs de lijnen zoals ik die in deze brief en in de als bijlage opgenomen brief aan
de OVV3 heb geschetst.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat