Brief regering : Stand van zaken oorlogsgetroffenen en herinnering WOII
20 454 Voortgangsrapportage uitvoering wetten oorlogsgetroffenen
Nr. 134
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 november 2018
In het regeerakkoord «Vertrouwen in de toekomst» (Kamerstuk 34 700, nr. 34) wordt het belang voor Nederland van vrijheden, democratie, rechtsstaat en internationale
oriëntatie onderstreept. Ook wordt de verbinding gelegd tussen onze herdenkingen en
de democratische rechtsstaat. Juist nu we aan de vooravond staan van de viering van
75 jaar vrijheid in Nederland en het einde van de Tweede Wereldoorlog na de capitulatie
van Japan op 15 augustus 1945, is het van groot belang dat het verhaal van de buitenwerkingstelling
van de democratische rechtsstaat, zoals die gedurende de Tweede Wereldoorlog plaatsvond
en de afschuwelijke gevolgen daarvan, centraal staat. Behoud van die rechtsstaat,
met de fundamentele rechten en vrijheden voor alle burgers daarbinnen, vraagt om onderhoud
en alertheid. Het verhaal van de Tweede Wereldoorlog is een krachtig middel om discriminatie
en uitsluiting, antisemitisme en andere vormen van haat te leren signaleren, bespreekbaar
te maken en de samenleving daarvoor weerbaar en alert te maken. De vertaling van de
gebeurtenissen van toen naar de samenleving van nu is van blijvend belang. 75 jaar
vrijheid is in de geschiedenis van Europa immers bepaald geen vanzelfsprekendheid.
Ik vind het een grote eer om de portefeuille van de oorlogsgetroffenen en herinnering
van de Tweede Wereldoorlog onder mijn hoede te hebben. Met deze brief schets ik de
contouren en accenten van mijn beleid voor de komende jaren zoals ook door de vaste
Kamercommissie gevraagd.
Stand van Zaken
Alvorens in te gaan op de beleidsaccenten voor deze kabinetsperiode, schets ik de
stand van zaken op de verschillende onderdelen van het brede beleidsterrein.
a) Pensioenen en uitkeringen
De overheid biedt financiële ondersteuning aan (nabestaanden van) verzetsdeelnemers
en oorlogsgetroffenen met structurele uitkeringen en pensioenen. In 2017 betrof dit
24.772 cliënten die een uitkering of pensioen ontvingen op basis van deze regelingen.
De eerste generatie oorlogsgetroffenen komt ons steeds meer te ontvallen. Er is sprake
van een afname van circa 5% per jaar.
De kwaliteit van de uitvoering van de uitkeringen en pensioenen door de pensioen en
uitkeringsraad (PUR) en de sociale verzekeringsbank (SVB) wordt door cliënten blijvend
hoog beoordeeld. Het meest recente klanttevredenheidsonderzoek laat een score van
8,4 zien. Ik heb met eigen ogen gezien hoe de processen rondom de uitkeringen en pensioenen
zijn ingericht en was onder de indruk van de bevlogenheid en nauwkeurigheid waarmee
beide uitvoeringsinstanties te werk gaan.
b) Zorg en ondersteuning oorlogsgetroffenen
Naast de pensioenen en uitkeringen voor oorlogsgetroffenen wordt gespecialiseerde
zorg geboden aan de doelgroepen in de vorm van maatschappelijk werk en sociale dienstverlening.
Met de organisaties die deze zorg leveren zoals Stichting Pelita, Joods Maatschappelijk
werk (JMW) en De Basis wordt voordurend samengewerkt aan optimalisatie van goede zorg
bij een afnemende doelgroep. Er is blijvende aandacht nodig om deze zorg voor oorlogsgetroffenen
kwalitatief, duurzaam, effectief en efficiënt in stand te houden. De gedrevenheid
die ik ervaar bij de betrokken organisaties is groot.
c) Naoorlogs rechtsherstel
Voor het Indisch rechtsherstel is de evaluatie van de Uitkeringsregeling Backpay en
de collectieve erkenning van de Indische en Molukse gemeenschap in Nederland van belang.
Over de resultaten van de evaluatie van de regeling backpay heb ik uw Kamer in juni
bericht (Kamerstuk 20 454, nr. 130). Sinds januari 2018 konden geen aanvragen meer voor deze regeling worden ingediend.
In afwachting van de evaluatie heb ik aan uw kamer geschreven – naar aanleiding van
de gewijzigde motie van het lid Agema (Kamerstuk 34 775 XVI, nr. 115) – dat mocht zich nog een rechthebbende melden vóór 1 juli 2018, die voldoet aan
de criteria van de regeling deze nog aanspraak kon maken op een uitkering. Er hebben
zich in de tussentijd 69 mensen gemeld, maar dat betrof tot op heden geen enkele rechthebbende.
Het langer mogelijk maken zich te melden heeft daarmee vooral geleid tot nieuwe verwachtingen.
Ik ben er geen voorstander van om die verwachtingen bij mensen te blijven voeden.
Hiervoor is deze groep te kwetsbaar gezien de leeftijd en de geschiedenis die deze
mensen met zich mee dragen. Op basis van de uitkomsten van de evaluatie stel ik dan
ook vast dat de regeling goed is uitgevoerd en dat zoveel mogelijk (potentieel) rechthebbenden
zijn bereikt. Ik beschouw de Uitkeringsregeling Backpay daarmee als beëindigd. De
regeling is uitgevoerd zoals beoogd.
In de genoemde Kamerbrief van juni jl. heb ik u tevens bericht over de nieuwe subsidieregeling
collectieve erkenning Indisch Moluks Nederland. Tijdens de eerste aanvraagperiode
zijn bijna 70 aanvragen ingediend voor een totaalbedrag van ruim € 2,7 miljoen. Het
subsidieplafond van € 500.000 is bereikt na 11 toekenningen. Voor een project mag
tussen de € 5.000 en € 25.000 per jaar worden aangevraagd voor een maximum van 3 jaar.
Rode draad in de ingediende projecten is dat de Indische en Molukse gemeenschap op
allerlei manieren en in allerlei creatieve vormen de getuigenissen van de eerste generatie
wil vastleggen en wil delen met de eigen gemeenschap en de gehele Nederlandse samenleving.
Deze projecten dienen daarmee een breed educatief doel. Een klein aantal projecten
richt zich op het behoud en beheer van archieven, zodat ook deze stille getuigen behouden
blijven.
In januari 2019 volgt een nieuwe aanvraagronde. Na de tweede aanvraagronde in 2019
zal ik bezien in hoeverre de opzet en uitvoering van de regeling op deze wijze gecontinueerd
moet worden. Daarnaast heb ik u in de brief over de evaluatie backpay ook bericht
over de brede collectieve erkenning van de Indische en Molukse gemeenschap in Nederland
langs drie programma-lijnen. De eerste is de Indische pleisterplaats, de Sophiahof,
die voorziet in een ontmoetingsfunctie, scholing en educatie en een museale en kennisfunctie.
Bovendien kan deze mogelijkheden bieden voor culturele activiteiten. Daarnaast zijn
er de programmalijnen herdenken en contextgebonden zorg waar respectievelijk de Stichting
herdenking 15 augustus 1945 en Stichting Pelita een coördinerende rol in hebben. Voor
de uitvoering van deze programmalijnen is structureel € 1 mln beschikbaar.
Voor het rechtsherstel Sinti en Roma is sinds 2015 de subsidieregeling voor Sinti
en Roma van kracht. Met deze regeling worden projecten en activiteiten gesubsidieerd
die bijdragen aan de participatie en emancipatie van de Sinti en Roma in Nederland.
Er is inmiddels ook samen met de gemeenschap gekeken of het beleidskader en de bijbehorende
regeling aanpassingen behoeven in beleid of procedures. Er is grote steun voor de
inhoudelijke thema’s van het beleidskader. Sinti en Roma hebben de afgelopen jaren
de weg naar de subsidieregeling goed gevonden. Ze weten grotendeels hoe de regeling
in elkaar steekt en hoe ze subsidie moeten aanvragen. Het is daarom niet aan te raden
om grote wijzigingen door te voeren. Mogelijke wijzigingen zullen vooral praktisch
van aard zijn. Ik streef ernaar om de mogelijke wijzigingen te verwerken in de regeling
die geldt voor de nieuwe aanvraagronde 2019. Uiteraard zal ik de aangepaste regeling
met uw Kamer delen. Ik verwacht u daar begin 2019 over te berichten.
d) Herinnering
Mijn voorganger stelde een commissie in om de toekomstbestendigheid van de herinnering
aan de Tweede Wereldoorlog te kunnen borgen. De analyse van deze commissie Cohen in
2016, luidde dat het belang van het streven naar een breder en groter publieksbereik,
meer ruimte voor innovatie en domeinoverstijgende onderwerpen en de noodzaak van samenwerking
essentieel zijn. Die analyse is nog altijd actueel. Om de samenwerking in de sector
te stimuleren is het Platform WOII opgericht. In dit Platform participeren de Stichting
Musea en Herinneringscentra 40–45 (SMH), het Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust-
en Genocidestudies (NIOD), het Nationaal Comite 4 en 5 mei (NC), de Oorlogsgravenstichting
(OGS) en Stichting Liberation Route Europe (SLRE). Het Platform is daarmee de vertegenwoordiging
van een groot deel van het professionele veld rond de Tweede Wereldoorlog. Het Platform
heeft in zijn eerste twee jaar een mooie stap gezet naar meer samenwerking en focus
door te kiezen voor gezamenlijke themajaren. In 2018 is dat «het jaar van Verzet».
Het thema «Verzet» is door vele organisaties op allerlei manieren verwoord en verbeeld
en komt terug in de vier domeinen die het Platform heeft benoemd om de herinnering
vorm te geven: herdenken en vieren, educatie, kennis en het museale domein.
Het wegvallen van de eerste generatie oorlogsgetroffenen noodzaakt tot verandering.
Maar ook de samenleving vraagt om het herdenken meer persoonlijk en interactief te
maken. Dit noodzaakt de leden van het Platform steeds kritisch te bezien op welke
manier het herinneren en herdenken in het huidige (digitale) tijdperk, het beste kan
worden vormgegeven, aansluitend bij actuele thema’s en bij de behoeften en kenmerken
van verschillende doelgroepen.
Om het herdenken en herinneren steeds op een eigentijdse manier te kunnen invullen
is een sterke sector nodig. Een doelgerichte sector waarin de afzonderlijke organisaties
ieder met hun eigen identiteit elkaar versterken en aanvullen en die in staat is om
het verhaal met innovatieve vormen betekenisvol over te brengen aan iedereen in onze
samenleving. Een mooi voorbeeld hiervan is de jaarlijkse professionele ondersteuning
die het NC biedt bij de Nationale herdenking op 15 augustus. De jaarlijkse herdenking
van álle slachtoffers van de Japanse bezetting van Nederlands-Indië en de directe
gevolgen daarvan op 15 augustus, krijgt ieder jaar meer bekendheid. Ook hier speelt
het vraagstuk hoe een breder en jonger publiek kan worden bereikt. De Stichting herdenking
15 augustus 1945 werkt hierbij samen met het NC en het Indisch herinneringscentrum (IHC).
De komende drie jaren zal ik de steun aan het Platform voortzetten. De activiteiten
van het Platform komen wat mij betreft niet alleen bovenop de activiteiten die de
deelnemende organisaties uitvoeren. Bestaande activiteiten kunnen deels onder de verantwoordelijkheid
van het Platform plaatsvinden waardoor de Platformleden elkaar makkelijker kunnen
versterken en aanvullen.
Een stevige koepelorganisatie van de musea en herinneringscentra 40–45 (SMH) is belangrijk.
De aangesloten musea en herinneringscentra werken binnen de SMH samen op het gebied
van collectiebeheer, digitalisering, vrijwilligersondersteuning en (kwaliteit van)
educatie. De SMH werkt met haar leden aan een vitale infrastructuur van elkaar versterkende
herinneringscentra en oorlogsmusea in Nederland. In de komende drie jaren zal ik de
SMH in haar verdere ontwikkeling tot een krachtig en zelfstandige koepel ondersteunen.
Het grootste deel van de musea is ook lid van de Museumvereniging. Ook in dat verband
worden musea aangemoedigd om kennis met elkaar te delen. Daarnaast stellen het Mondriaanfonds
en het Fonds voor Cultuurparticipatie subsidie beschikbaar voor erfgoededucatie en
professionalisering van vrijwilligers.
Ik kan niet genoeg benadrukken hoe groot het belang van vrijwilligers in deze sector
is. Er zijn meerdere organisaties actief in het veld die volledig op vrijwilligers
steunen. Ook bij herdenkingen en vieringen en in de vele musea zijn zij van grote
waarde. Behalve de inzet die vrijwilligers plegen, beschikken zij vaak ook over een
enorme kennis over de gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog. Ik zie het als een
belangrijke taak van het Platform om deze kennis en ervaring te betrekken bij de uitwerking
van hun voornemens voor de komende jaren.
e) Internationale Samenwerking
De Tweede Wereldoorlog was een mondiaal conflict en had grote gevolgen die vragen
om samenwerking over nationale grenzen heen. Dat is ook de reden dat Nederland in
netwerken en internationale organisaties participeert op basis van internationale
verdragen en afspraken.
IHRA
De hoofddoelstelling van de International Holocaust Remembrance Alliance (IHRA) is
het bevorderen van nationale en internationale educatie over, herinnering aan en onderzoek
naar de Holocaust, zoals vastgelegd in de Stockholm Verklaring in 2000. De IHRA telt
31 lidstaten en zeven permanente partners, zoals de Raad van Europa en de Verenigde
Naties. De afgelopen twee jaar zijn door inzet van de IHRA verschillende bedreigde
Europese plaatsen die van belang zijn voor de herinnering aan de Holocaust veilig
gesteld, grensoverschrijdende projecten gesubsidieerd, educatieve richtlijnen opgesteld,
onderzoeken gepubliceerd en is de toegang tot archieven verbeterd. Het belang van
de IHRA als marktplaats voor ideeën en een internationaal gestructureerde aanpak is
niet te onderschatten. De doelstellingen van de IHRA hebben een belangrijke plek in
mijn beleid rond oorlogsgetroffenen en het in stand houden van de herinnering aan
de Tweede Wereldoorlog. In 2019 zal Nederland aan de IHRA rapporteren over het Nederlandse
beleid en de activiteiten van de afgelopen jaren.
ITS
De International Tracing Service (ITS) in Bad Arolsen in Duitsland beheert een uniek
archief van 30 miljoen Nazi-documenten over 17,5 miljoen slachtoffers. Daarnaast zijn
er 3000 door de Nazi’s gestolen persoonlijke eigendommen die de ITS via de campagne
#stolenmemory probeert terug te geven aan familieleden van de slachtoffers. Nederland
is als lid van de Internationale Commissie met 10 andere landen verantwoordelijk voor
dit archief. Dit geheugen van Europa moet goed beheerd en ontsloten worden, niet alleen
voor familieleden van slachtoffers, maar ook voor toekomstige generaties met het oog
op onderzoek en educatie. Dit vraagt een transitie van de ITS naar een modern, digitaal
ontsloten en goed benaderbaar archief. De komende viering van 75 jaar vrijheid en
de afsluiting van ons recente voorzitterschap van de Internationale Commissie hebben
mij doen besluiten het belang van deze transitie ook financieel te ondersteunen door
een eenmalige bijdrage van € 100.000 aan de ITS beschikbaar te stellen voor betere
digitale toegankelijkheid van het archief.
Sobibor
In vernietigingskamp Sobibor zijn ruim 34.000 Nederlandse Joden omgebracht. De nazi’s
hebben na de opstand van 14 oktober 1943 getracht alle sporen uit te wissen. Sinds
2013 wordt gewerkt aan een waardige plek van herdenking en herinnering op de locatie
in Polen, door een internationale stuurgroep bestaande uit Polen, Israël, Slowakije
en Nederland. De voortgang blijft moeizaam, maar de asvelden zijn afgedekt, het nieuwe
museum is in aanbouw en vele archeologische vondsten zijn geconserveerd om tentoongesteld
te gaan worden. Er is nog veel werk te verzetten. Ik zal zeer scherp blijven op de
realisatie van een waardige herdenkingsplek en via de stuurgroep mijn bijdrage leveren
waar dat kan.
Aanvullende Beleidsaccenten
Educatie
Educatie in brede zin over de Tweede Wereldoorlog in relatie tot burgerschap, vrijheid,
democratie en rechtsstaat is voor mij essentieel. Dat betekent speciale aandacht voor
kinderen en jongeren als dragers van de toekomst. Het platform heeft vanaf de start
gewerkt aan de vraag hoe jongeren op een aansprekende manier kunnen worden geïnformeerd
en onderwezen over de Tweede Wereldoorlog. Binnen het reguliere onderwijs is aandacht
voor de Tweede Wereldoorlog. Het onderwerp is opgenomen in de kerndoelen van het primair
onderwijs (po) en in de onderbouw van het voortgezet onderwijs (vo). Mijn collega
Slob voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media werkt op dit moment aan wetgeving
waarmee burgerschapsonderwijs een steviger plek krijgt in het po en vo. In aanvulling
daarop zie ik het als mijn rol om de onderwijzers en leraren zoveel mogelijk te helpen
om het verhaal van de Tweede Wereldoorlog aan hun leerlingen te kunnen vertellen.
Hun behoefte aan ondersteuning is hierbij mijn uitgangspunt. Dat vraagt per schooltype
een specifieke aanpak. Zo maken leraren van de bovenbouw van het voortgezet onderwijs
veelal zelf hun lessen op basis van digitaal beschikbare Tweede Wereldoorlog-bronnen.
Leraren aan de Mbo’s hebben wellicht behoefte aan praktische ondersteuning. Ik zie
het Platform WOII als belangrijkste partij om deze ondersteuning te bieden en het
onderwijs zoveel mogelijk te «ontzorgen». Om de kennis over de Tweede Wereldoorlog
ook een gezicht te geven is het streven van het Platform dat iedereen in zijn jeugd
ten minste éénmaal een oorlogsmuseum bezoekt, een herdenking bijwoont en een keer
naar een plek gaat «waar het gebeurde», bijvoorbeeld naar een herinneringscentrum.
Ik ondersteun de kwaliteitsimpuls educatie in de herinneringscentra en musea 40–45.
Deze impuls is gericht op een aanzienlijke verbetering van het educatief aanbod binnen
de herinneringscentra en musea en het aantrekken van nieuwe doelgroepen. Bovendien
wordt ook aan het onderwijs gevraagd aan welke ondersteuning zij behoefte hebben.
Naast de inhoud van de kwaliteitsimpuls educatie, spreekt de manier van werken mij
bijzonder aan. Doordat educatief medewerkers zich inzetten voor een gezamenlijk doel
en werken voor meerdere organisaties tegelijkertijd wordt van onderop gezamenlijk
aan de kwaliteit gewerkt. Ik beschouw dat als een voorbeeld voor de hele sector.
Belangrijk aandachtspunt is de educatie over de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog
in voormalig Nederlands-Indië en de vorming van de staat Indonesië. In het onderwijs
wordt betrekkelijk weinig aandacht aan dit onderwerp besteed, terwijl het een belangrijk
onderdeel van de Nederlandse geschiedenis is. In het kader van 75 jaar vrijheid, heb
ik de Platformleden gevraagd hier in het bijzonder aandacht aan te besteden.
Breder bereik doelgroepen
Ik vind het belangrijk dat het verhaal van de Tweede Wereldoorlog op nieuwe manieren
wordt verteld aan mensen die tot nu toe (te) weinig aangesproken worden. Om meer inzicht
te krijgen in welke de doelgroepen er zijn heeft het Platform in 2017 en 2018 een «doelgroepenonderzoek»1 uit laten voeren. Opdracht was uit te zoeken in welke mate (groepen) Nederlanders
geïnteresseerd zijn in de Tweede Wereldoorlog en welke betekenis zij aan de oorlog
geven. Een belangrijke conclusie was dat de verschillen in betrokkenheid van doelgroepen
veel meer samenhangen met de mate waarin zij zich betrokken voelen bij de maatschappij,
in wat zij belangrijk vinden in het leven en de wijze waarop zij het beste aangesproken
en overtuigd kunnen worden, dan met leeftijd, sexe of etnische achtergrond.
Uitdaging voor de sector ligt in het bereiken van de groepen die niet vanzelfsprekend
bezig zijn met het verhaal van de Tweede Wereldoorlog. Uit het onderzoek blijkt onder
andere dat lang niet iedereen van mening is dat we nog steeds van de geschiedenis
van de Tweede Wereldoorlog kunnen leren en dat deze geschiedenis invloed heeft op
discussies over maatschappelijke vraagstukken als discriminatie en vrijheid. Slechts
41% van de ondervraagden ziet die mogelijkheid. Ik zie een belangrijke uitdaging voor
de sector nieuwe doelgroepen te bereiken en de vertaling van het verhaal over deTweede
Wereldoorlog naar het heden voor alle doelgroepen begrijpelijk te laten zijn. De komende
jaren zal ik bij mogelijke subsidieverstrekking aan het Tweede Wereldoorlog veld ook
antwoord op de vraag verlangen wat een project of activiteit bijdraagt aan het bereiken
van nieuwe doelgroepen.
Gebruik van bronnen bevorderen door nieuwe media
De eerste generatie ooggetuigen valt steeds meer weg. Wat in elk geval resteert zijn
de materiële bronnen, het erfgoed. Er zijn enorme collecties van documenten, ingevulde
formulieren, tekeningen, foto's en kaarten, materialen uit de oorlog verspreid over
talrijke archieven in binnen- en buitenland. Dit erfgoed is het blijvend tastbaar
bewijs van de gruwelijkheden van de oorlog, maar opgeborgen in de magazijnen van instellingen
blijven het stille getuigen. Het is ook voor de jonge generaties belangrijk verhalen
met elkaar te delen op basis van hun eigen observaties en zo telkens weer nieuwe vragen
te stellen én antwoorden te kunnen vinden. De nieuwe generaties doen dat voornamelijk
digitaal. Hun wereld is digitaal. Dat vraagt een goede digitale omgang met oorlogsbronnen.
Het Netwerk Oorlogsbronnen (NOB) heeft zich tot doel gesteld de talrijke bronnen –
documenten, maar ook bijvoorbeeld teruggevonden eigendommen en gebruiksvoorwerpen
– digitaal te verbinden en toegankelijk en doorzoekbaar te maken. Uitgangspunt is
hoe geïnteresseerden, nabestaanden, professionals in het onderwijs én jongeren, de
informatie kunnen vinden die zij zoeken, zonder daarin beperkt te worden door de fysieke
plek waar de informatie zich bevindt.
Het werk van het NOB ondersteun ik daarom van harte. Voorwaarde voor een goede verbinding
tussen de bronnen is een goede digitalisering van de afzonderlijke archieven en collecties
van de Herinneringscentra en musea 40–45. Deze verschilt per instelling.
Onder leiding van de SMH zal de omvang van de noodzakelijke verbeterslag in beeld
worden gebracht waarna de instellingen de nodige vervolgstappen kunnen zetten.Uitgangspunt
voor mij hierin is open data: zoveel mogelijk data moeten toegankelijk en bruikbaar
zijn voor iedereen. De SMH kan bij deze verbeterslag gebruik maken van de expertise
van het Netwerk Digitaal Erfgoed (NDE). De Minister van OCW heeft de komende jaren
extra middelen gereserveerd voor het NDE voor de digitale toegankelijkheid van erfgoed,
archieven en collecties.
Herinneringscentra
In het regeerakkoord is opgenomen dat we investeren in het beter zichtbaar maken en
zo mogelijk toegankelijk maken van historische plaatsen in het land die het verhaal
van onze geschiedenis vertellen. Voor dit beleidsterrein gaat het om de herinneringscentra,
die landelijke betekenis hebben in de herinnering aan de verschrikkelijke ervaringen
die zovelen tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben moeten ondergaan. Er zijn vijf Herinneringscentra
in Nederland die elk vanuit hun eigen historie en achtergrond structureel door mij
financieel worden ondersteund. Het gaat om voormalig kamp Westerbork, Nationaal Monument
kamp Vught, Nationaal Monument Kamp Amersfoort, het Oranjehotel en het Indisch Herinneringscentrum
(IHC) in Den Haag. Het IHC kent een geheel eigen overzeese ontstaansgeschiedenis en
cultureel erfgoed.
De herinneringscentra vervullen niet alleen de functie van monument, maar hebben ook
een belangrijke educatieve functie. Authentieke plekken, lieux de mémoires, waar het verhaal aangeraakt en gevoeld kan worden zijn van groot belang het verhaal
van de Tweede Wereldoorlog te vertellen. De bezoekersaantallen van deze herinneringscentra
zijn de laatste jaren flink toegenomen. Om ook in de toekomst bezoekers te kunnen
blijven ontvangen en de educatieve boodschap uit te dragen hebben de HC’s ieder hun
eigen uitbreidings/verbouwingsplannen. Dit voorjaar heb ik besloten om in het kader
van 75 jaar vrijheid éénmalig met voor elk € 1 miljoen de uitbreidingsplannen van
Amersfoort en Vught te steunen. Aan Westerbork heb ik gemeld dat ik welwillend tegenover
hun uitbreidingsplannen sta. Daarnaast gaat de verhuizing van het IHC naar de Pleisterplaats
aan de Sophiahof in Den Haag gepaard met een verbouwing/herinrichting van het pand. Ik zal daar € 0,5 mln voor beschikbaar stellen. Het
verheugt mij te zeggen dat het vfonds als financier en partner van de rijksoverheid
in het Tweede Wereldoorlogveld de intentie heeft uitgesproken eenzelfde bijdrage te
doen zodat het pand aan de Sophiahof in Den Haag ook daadwerkelijk de uitstraling
van een Pleisterplaats voor de Indische en Molukse gemeenschap kan waarmaken. Ook
voor het Moluks historisch museum wordt het hiermee mogelijk om net als het IHC op
deze plek de museale functie invulling te geven. Het wordt een meer dan symbolische
brugfunctie tussen de Indische en Molukse gemeenschap en de Nederlandse samenleving,
maar ook tussen Indische en Molukse groeperingen. Ook met het Oranjehotel ben ik in
gesprek over een bijdrage aan de educatieve boodschap die straks een plek zal krijgen
binnen het herinneringscentrum.
Van individuele musea komen ook regelmatig de vraag om een bijdrage aan verbouwing/uitbreiding.
VWS beperkt zich tot de steun aan de bovengenoemde historische plaatsen. Individuele
musea die rond een collectie zijn ingericht steun ik niet. Het Ministerie van OCenW
beheert de infrastructuur rondom musea. Wel acht ik het van belang om via de Stichting
musea en herinneringscentra 40–45 (SMH) te zorgen voor het bundelen van de krachten
in deze sector.
75 jaar vrijheid
In 2019 en 2020 wordt in Nederland en in tal van andere landen stil gestaan bij het
einde van de Tweede Wereldoorlog. Om de viering van 75 jaar bevrijding en vrijheid
betekenisvol te maken voor diverse doelgroepen, hebben het vfonds en het Nationaal Comité 4 en 5 mei (NC) de stichting 75
jaar vrijheid (S75V) opgericht.
Deze stichting heeft tot doel het coördineren en afstemmen van de verschillende evenementen
en activiteiten die in de jubileumjaren plaatsvinden. Op die manier ontstaat samenhang
en de inhoud van projecten wordt versterkt. Daarnaast zorgen zij voor het voeren van
een gezamenlijk communicatiebeleid ten aanzien van de te organiseren evenementen.
Er wordt gestreefd naar een uniforme uitstraling met een maximale bekendheid en bereik.
Ik acht het belang van de viering van 75 jaar vrijheid groot. Het is het moment om
stil te staan bij de gruwelijkheden van toen waarbij het belang van de vrijheid die
erop volgde wordt benadrukt. Maar daarnaast is het ook van belang om het verhaal voor
de toekomst, dus ook na 75 jaar vrijheid, te kunnen vertellen groot. Temeer om er
dan steeds minder overlevenden meer zijn.
Om het NC te ondersteunen bij de jaarlijkse 4 en 5 mei herdenking en viering van de
vrijheid draag ik in de jubileumjaren 2019 en 2020 € 1,1 mln extra bij. Hiermee organiseert
het NC in aanvulling op bestaande activiteiten een groot aantal evenementen. Daarnaast
zal het NC zich richten op alle gemeenten om verhalen over oorlog en vrijheid – zowel
historische als actuele – te delen. Ook op scholen zal het NC het gesprek op gang
brengen over de betekenis van de Tweede Wereldoorlog, de bevrijding en vrijheid.
Om de taken van S75V op het gebied van coördinatie en communicatie mogelijk te maken
draag ik € 1,7 mln bij. De nationale communicatiecampagne zal onder andere gericht
zijn op het ontsluiten, verspreiden en verbinden van de informatie over 75 jaar vrijheid.
Daarnaast zal de communicatie ook gericht zijn op het activeren van verschillende
doelgroepen om naar de herdenkingen en de vieringen te gaan of deel te nemen aan een
educatief project. Hierbij geldt als doelstelling om verschillende bevolkingsgroepen
die deel uitmaken van Nederland zich verbonden te laten voelen in de collectieve opdracht
van het betekenis geven aan de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog. Eén van mijn
speerpunten rondom de viering van 75 jaar vrijheid is educatie. Door middel van educatie
kan onze gezamenlijke geschiedenis gekoppeld worden aan onze belangrijke waarden van
de democratische rechtsstaat waarin wij leven. Er wordt door betrokken partijen momenteel
een inventarisatie gedaan van mogelijke educatieve projecten die in aanmerking komen
voor een bijdrage vanuit de rijksoverheid. Ik ben bereid hiervoor een financiële bijdrage
beschikbaar te stellen. Dat heb ik ook met partijen gedeeld. De verdere uitwerking
van deze plannen vindt de komende maanden plaats, waarna ik mijn bijdrage daaraan
kan koppelen. Naast de bijdrage door de rijksoverheid dragen ook het vfonds, gemeenten
en provincies bij aan de viering van 75 jaar vrijheid.
Huidige stand uitgaven 75 jaar
Wat
Hoeveel
Ondersteuning NC
€ 1,1 mln
Stichting 75 jaar vrijheid
€ 0,7 mln
Communicatie koepelcampagne S75V
€ 1,0 mln
Nationaal Monument Kamp Amersfoort
€ 1 mln
Nationaal Monument kamp Vught
€ 1 mln
Westerbork
€ 1 mln
Herinrichting Sophiahof
€ 0,5 mln
ITS archief
€ 0,1 mln
Educatie projecten ihkv 75 jaar
PM
Totaal
6,4 mln + PM
Ik ben ervan overtuigd dat we met elkaar ervoor kunnen zorgen dat de jaren 2019 en
2020 onvergetelijke herinneringsjaren worden en dat ook na die tijd de boodschap voor
de volgende generaties wordt doorgegeven. De lessen die wij als samenleving kunnen
trekken uit de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog blijven actueel en helpen ons
het belang van onze rechtsstaat en democratie te onderstrepen.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport