Brief regering : Leennormen 2019
32 847 Integrale visie op de woningmarkt
Nr. 438
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 november 2018
Met deze brief informeer ik u, mede namens de Minister van Financiën, over de jaarlijkse
actualisering van de leennormen. Ook licht ik onderstaand de belangrijkste adviezen
van Nibud toe. De leennormen treden per 1 januari 2019 in werking. Met deze brief
voorzie ik u ook van een reactie op de motie van het lid Koerhuis (VVD) over het meewegen
van de studielening bij de hypotheekverstrekking.1 Deze reactie stuur ik tevens mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Hypothecaire leennormen 2019
Het Nibud adviseert de rijksoverheid jaarlijks over de financieringslastnormen. Voor
het advies worden naast de ministeries van Financiën en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
ook de Nederlandse Vereniging van Banken, het Verbond van Verzekeraars, de Autoriteit
Financiële Markten, de Nederlandsche Bank, de stichting Waarborgfonds Eigen Woningen
en de Vereniging Eigen Huis geconsulteerd. Na deze consultatierondes komt het Nibud
tot een onafhankelijk adviesrapport. Dit bijgevoegde adviesrapport vormt de basis
voor de leennormen die door de Minister van Financiën, in overeenstemming met mij,
zijn vastgelegd in de Regeling hypothecair krediet2. Bij deze regeling was sprake van een internetconsultatie. De ministeriële regeling
zal binnenkort in de Staatscourant worden gepubliceerd.
De bovenstaande figuur geeft het gemiddelde verschil in de maximale hypotheek voor
2019 weer ten opzichte van 2018. Dit betreft een weergave van de financieringslastpercentages
voor niet-AOW gerechtigden. Het verschil wordt zowel inclusief de gemiddelde verwachte
bruto loonstijging van 2,9 procent als exclusief loonstijging weergegeven. Met de
loonstijging meegerekend zien we dat er voor alle inkomens een stijging is van de maximale
hypotheek. Zonder loonstijging blijft de maximale leenruimte voor bepaalde inkomensgroepen
nagenoeg gelijk. De maximale hypotheek stijgt voor hogere inkomens meer dan voor lagere
inkomens, omdat de absolute loonstijging in euro's voor hogere inkomens groter is
dan voor lagere inkomens.
Tweeverdieners
Voor tweeverdieners geldt dat het inkomen van de minst verdienende partner de afgelopen
jaren steeds meer is gaan meetellen. Momenteel telt het tweede inkomen voor 70 procent
mee. De mate waarin het tweede inkomen meetelt loopt op dit moment parallel aan de
afbouw van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting. Voor 2018 was de
factor 0,67. Dit werd afgerond naar 0,7. Voor 2019 is de factor 0,73. In 2019 blijft
het percentage van 70 procent daarom gehandhaafd.
Vrijlatingen energiebesparende voorzieningen
Het Nibud adviseert om de huidige uitzondering voor NulopdeMeter-woningen te splitsen
in twee categorieën. Dit advies wordt opgevolgd met een aanpassing van de Regeling
hypothecair krediet. Voor het verstrekken van een hypothecair krediet voor de financiering
van een woning met een energie-index of een energieprestatie-coëfficiënt gelijk aan
of lager dan nul, kan een bedrag van € 15.000 buiten beschouwing worden gelaten voor
de berekening van de financieringslast. Er hoeft dan geen energieprestatiegarantie
te worden verstrekt. Er is bij een woning met een EPC of energie-index gelijk aan
of kleiner dan 0 voldoende zekerheid dat deze daadwerkelijk zeer energiezuinig is
en de extra leenruimte verantwoord is. Voor NulopdeMeter-woningen kan een bedrag van
€ 25.000 buiten beschouwing worden gelaten voor de berekening van de financieringslast. Voor die woning dient dan wel een energieprestatiegarantie te worden afgegeven
voor een periode van ten minste tien jaar.
Het meewegen van de studielening bij de hypotheekofferte
Om verantwoorde kredietverstrekking mogelijk te maken is het nodig dat langjarige
financiële verplichtingen meegewogen worden bij het bepalen van de leencapaciteit.
Het lid Koerhuis heeft verzocht om Nibud onderzoek te laten doen naar de weging van
de studielening bij het bepalen van de maximaal toegestane hypotheek. 3 Nibud heeft de resultaten van dit onderzoek in haar advies uiteengezet.
Bij het verstrekken van een hypothecair krediet dient de kredietverstrekker op grond
van de Wet op het financieel toezicht (Wft) informatie over de financiële positie
van de consument in te winnen om overkreditering van de consument te voorkomen. Hierbij
moet ook rekening worden gehouden met de financiële verplichtingen die een consument
heeft. Hier vallen ook studieschulden onder. Bij studieleningen die zijn aangegaan
vóór het studievoorschot, bedraagt de wegingsfactor 0,75% van de hoofdsom. Voor studieschulden
aangegaan onder het studievoorschot is in 2014 besloten om, vanwege de lagere maandlasten
door de socialere terugbetaalvoorwaarden, de wegingsfactor op 0,45% vast te stellen.
De wegingsfactor waarmee studieleningen worden meegewogen is daarmee significant lager
dan bij consumptief krediet, waarvoor wordt uitgegaan van een wegingsfactor die 2%
van de hoofdsom bedraagt. Het verschil tussen de wegingsfactoren weerspiegelt het
sociale karakter van studieleningen.
Ook het Nibud constateert dat studieleningen sociale terugbetaalvoorwaarden kennen.
Terugbetaling mag over 35 jaar worden uitgespreid, terugbetaling begint pas wanneer
iemand het minimumloon verdient en van het inkomen boven die drempel, hoeft de oud-student
nooit meer dan 4% van zijn inkomen te gebruiken voor terugbetaling. Desalniettemin
blijft een studielening een lopende financiële verplichting die moet worden meegewogen
waarbij Nibud concludeert dat de sociale terugbetaalvoorwaarden een nog lichtere weging
van deze verplichting niet rechtvaardigen.
De rente op studieschulden staat kort vast (5 jaar). De rente beweegt mee met de rente
op staatsobligaties. Dit betekent dat bij een renteverhoging, de maandlast van een
studieschuld kan stijgen. In het Regeerakkoord is afgesproken dat de rente op studieschulden
gekoppeld gaat worden aan het rendement op een 10-jaarsstaatsobligatie in plaats van
de 5-jaarsstaatsobligatie (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34). Deze aanpassing zal leiden tot een hogere rente; gemiddeld over de afgelopen jaar
is de 10-jaarsrente 0,78% hoger dan de 5-jaarsrente.
Gelet op het bovenstaande adviseert het Nibud de huidige regeling met betrekking tot
de studieschulden te handhaven. Ook is het advies van Nibud om de informatievoorziening
aan studenten over de consequenties van het aangaan van een studielening in relatie
tot toekomstige hypotheekmogelijkheden, te verbeteren.
Ik volg het advies van het Nibud op het punt van het meewegen van studieschulden en
zie geen aanleiding om de weging van de studielening bij het bepalen van de maximaal
toegestane hypotheek aan te passen. Recentelijk heb ik u geïnformeerd dat ik voornemens
ben om tijdens het volgende Platform Hypotheken in 2019 te inventariseren op welke
wijze kredietverstrekkers gebruik maken van de mogelijkheden tot maatwerk bij studieschulden
en of hier knelpunten worden ondervonden. Ook heeft verbetering van de voorlichting
over het aangaan van studieschulden continue de aandacht. Het Ministerie van OCW zal
in gesprek gaan met het Nibud om te bezien hoe verbetering van de voorlichting op
dit onderwerp kan worden vormgegeven.4
Ten slotte heb ik, tijdens het algemeen overleg woonaangelegenheden op 18 oktober
jl., aan het lid Krol (50plus) toegezegd om te bezien of er iets gedaan kan worden
aan de kosten rondom het afsluiten van een hypothecaire lening voor verduurzaming.
Ik zal dit onderwerp met de sector tijdens het volgende Platform hypotheken bespreken.
Ik zal u te zijner tijd informeren over de uitkomsten.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties