Brief regering : Uitgifte groene obligaties
35 000 IX Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2019
Nr. 8
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 oktober 2018
Zowel tijdens het debat over de Voorjaarsnota (Handelingen II 2017/18, nr. 102, items
4, 6 en 9) als tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen (Handelingen II 2018/19,
nr. 9, item 8) gaf ik aan geïnteresseerd te zijn in de uitgifte van groene obligaties en reeds
opdracht te hebben gegeven te onderzoeken of de Nederlandse Staat een groene obligatie
zou kunnen uitgeven. Ik heb het onderzoek afgerond en ben tot de conclusie gekomen
dat de uitgifte van een groene obligatie door de Nederlandse Staat wenselijk en mogelijk
is. Graag ga ik in deze brief nader in op mijn bevindingen.
De uitgifte van een groene staatsobligatie zie ik in de eerste plaats als een kans
om het goede voorbeeld te geven. De overheid verwacht van de financiële markten een
prominente rol bij de financiering van groene projecten. Ik vind het dan ook passend
dat de overheid het goede voorbeeld geeft door groene financiering uit te geven en
transparant te zijn over de resultaten. Hiermee ondersteunt de overheid de totstandkoming
en verdere verdieping van een robuuste groene kapitaalmarkt. Investeerders – zeker
Nederlandse institutionele investeerders – hebben in toenemende mate behoefte aan
groene investeringsmogelijkheden en daarom is de vraag vanuit de markt naar groene
obligaties groot. Dit is mede het geval omdat klanten vragen om groene investeringen
én omdat regelgeving in toenemende mate van investeerders verlangt transparant te
zijn over de klimaatrisico’s van hun activa en/of eist dat investeerders aangeven
op welke wijze hun investeringen bijdragen aan het bereiken van duurzame doelstellingen.
Een tiental Nederlandse instellingen, zowel banken als bedrijven, hebben tot nu toe
voor in totaal EUR 15 miljard aan groene obligaties uitgegeven. In de eurozone zijn
Frankrijk, België en Ierland ons voorgegaan met de uitgifte van groene staatsobligaties.
Deze uitgiftes zijn zeer succesvol geweest, mede dankzij de participatie door Nederlandse
pensioenfondsen. Tegelijkertijd wil ik helder zijn dat de uitgifte van een groene
obligatie geen instrument is waarmee extra middelen voor de klimaatopgave beschikbaar
komen.
Wel zijn er enkele randvoorwaarden om de uitgifte van een groene obligatie te kunnen
overwegen. Ten eerste dat er voldoende bestaande groene uitgaven binnen de Rijksbegroting
zijn om een groene obligatie van voldoende omvang uit te kunnen geven zonder dat de
budgetflexibiliteit in het geding komt. Ten tweede dat de kosten beperkt blijven,
de resultaten net zo goed of beter zijn dan van reguliere obligaties én de rapportagelasten
beheersbaar zijn.
Uit het onderzoek dat ik heb laten uitvoeren blijkt dat voor een groene obligatie
een selectie kan plaatsvinden uit EUR 3,5 – 5 miljard per jaar aan bestaande uitgaven
op de rijksbegroting die op basis van de Green Bond Principles (de meest gebruikte
internationale standaard) als groene uitgaven aangemerkt kunnen worden. Daarbij geldt
dat de opgehaalde middelen van een groene obligatie niet alleen aan groene uitgaven
in toekomstige jaren kunnen worden toegerekend, maar ook aan groene uitgaven van het
lopende jaar en het voorafgaande jaar. Hiermee zijn er meer dan genoeg potentiële
groene uitgaven om budgettaire mutaties op te kunnen vangen en het bedrag dat met
een groene obligatie wordt opgehaald, toch nog volledig te kunnen toewijzen aan groene
Rijksuitgaven. Aan de voorwaarde dat een groene obligatie qua prijs tenminste even
goed als een vergelijkbare reguliere obligatie moet presteren, wordt naar verwachting
eveneens voldaan. Er zijn aanwijzingen – zij het met de nodige onzekerheid omgeven
– dat de uitgevende instelling met een groene obligatie zelfs een bescheiden rentevoordeel
zou kunnen behalen. Mijn Belgische collega heeft verklaard dat België met de uitgifte
van haar groene obligatie ruim EUR 1 miljoen per jaar aan rentekosten bespaart. Wel
zijn er operationele meerkosten van een groene obligatie ten opzichte van een reguliere
uitgifte. Deze bedragen iets meer dan 1% van het budget voor 2019 voor de distributie
en promotie van Nederlandse staatsleningen. Het gaat hierbij om advieskosten, de kosten
voor de toetsing van de groene obligatie aan de standaarden, mogelijke certificeringskosten
en mogelijke kosten voor een accountantsverklaring.
De rapportagelasten vergen meer aandacht dan de uitgifte van een reguliere obligatie.
De uitgever van een groene obligatie legt verantwoording af over de besteding van
de opgehaalde middelen. Door groene uitgaven te selecteren die volledig aansluiten
op posten uit de Rijksbegroting, kan ook voor de besteding van de middelen gerapporteerd
worden aan de hand van de Rijksbegroting. Uitgevende instellingen worden ook aangemoedigd
te rapporteren over de impact van de uitgaven die zijn gefinancierd. Alhoewel deze
rapportage nog niet verplicht is, hechten investeerders er in toenemende mate waarde
aan inzicht te krijgen in de resultaten. Ik vind daarom dat er bij een Nederlandse
groene obligatie over impact gerapporteerd moet worden. Ik heb na laten gaan in hoeverre
bestaande rapportagelijnen over bereikte resultaten gebruikt kunnen worden om te rapporteren
over de resultaten van een groene obligatie. In de Rijksbegroting en in het Rijksjaarverslag
wordt al gerapporteerd aan de hand van prestatie-indicatoren. Ik ben voornemens om
hier zo veel mogelijk bij aan te sluiten en heb er vertrouwen in dat hiermee efficiënt
en adequaat over impact gerapporteerd kan worden.
Zoals ik in het begin van deze brief aangaf ben ik tot de conclusie gekomen dat de
uitgifte van een groene obligatie door de Nederlandse Staat mogelijk en wenselijk
is. Ik ben voornemens om deze obligatie in 2019 uit te geven. In de tussenliggende
tijd moeten er enkele vervolgstappen gezet worden, zoals het aanstellen van adviseurs,
het opstellen van het raamwerk van de groene obligatie (het document met het voornemen
dat de uitgever richting de markt aangaat) en het laten toetsen van het raamwerk aan
de internationale standaarden voor groene obligaties. De nadere modaliteiten van de
groene obligatie, zoals omvang, looptijd en moment van uitgifte, zal ik later bekend
maken. Tijdens de jaarlijkse zogenaamde Outlook bijeenkomst van het Agentschap van
het Ministerie van Financiën in december, wordt bekend gemaakt op welke wijze ik de
groene obligatie in het financieringsplan voor 2019 inpas.
Nederland zal naar verwachting het eerste triple A land zijn dat een groene staatsobligatie
uitgeeft. Nederland heeft een reputatie van een solide uitgever van staatsschuld hoog
te houden. Ik wil ook bij de uitgifte van een groene obligatie een hoge standaard
neerzetten. Ik ga hiervoor een dialoog met investeerders aan, pas een strenge selectie
van groene uitgaven voor de groene obligatie toe en streef naar een aanvullende certificatie
van de Nederlandse groene obligatie.
De Minister van Financiën,
W.B. Hoekstra
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.