Brief regering : Reactie op verzoek commissie inzake een brief van de Transitiecoalitie Voedsel over de gevolgen van het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) voor Nederland
28 625 Herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
Nr. 261
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 oktober 2018
Met deze brief geef ik invulling aan het verzoek van de vaste commissie voor Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit van 7 september jl. om een reactie te ontvangen op een
aan de vaste commissie gerichte brief van de Transitiecoalitie Voedsel over het toekomstige
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB).
De Transitiecoalitie Voedsel stelt in haar brief dat de door de Europese Commissie
voorgestelde wijzigingen van het toekomstige GLB ontoereikend zijn voor de in haar
ogen noodzakelijke omslag in het landbouw- en voedselsysteem. Een omslag die de Transitiecoalitie
omschrijft als het streven naar een gezond, smakelijk en duurzaam voedingspatroon
waarbij een herwaardering van voedsel plaatsvindt en er sprake is van eerlijke marktverhoudingen
en beloningen. Daarbij streeft de Transitiecoalitie een landbouw- en voedselsysteem
na waarin externe maatschappelijke kosten zo snel mogelijk omlaag gaan en zo veel
mogelijk worden verwerkt in de marktprijzen. De bodem wordt van cruciaal belang geacht
voor de voorgestane circulaire en regeneratieve landbouw. Ook zou het GLB moeten gaan
over productiviteit die gebaseerd is op herstel van de ecologische functionaliteit
zodat veel meer zaken worden bediend die bijdragen aan de 17 Duurzame Ontwikkelingsdoelen
van de Verenigde Naties.
Voor een belangrijk deel onderschrijf ik de door de Transitiecoalitie omschreven doelen
voor het toekomstige GLB. Mogelijk verschil ik wel met de Transitiecoalitie van mening
over een realistisch tijdspad voor de beoogde omslag. De sector moet de omslag wel
kunnen maken. Zoals ik uw Kamer meermalen heb gezegd en zoals ook besproken in het
AO GLB van 4 september jl. (Kamerstuk 34 965, nr. 4), is mijn inzet dat het toekomstige GLB zorg zal dienen te dragen voor een landbouw
die economie, mens en leefomgeving verbindt en daarmee draagvlak en maatschappelijke
legitimiteit heeft. Deze inzet is ook de rode draad in de recent gepresenteerde LNV-visie
«Landbouw, natuur en voedsel: waardevol en verbonden. Nederland als koploper in kringlooplandbouw»
(Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 5). In deze visie wordt het GLB als een belangrijk instrument gekenmerkt om de in de
visie neergelegde doelen te realiseren. Het GLB bepaalt het Europese beleidskader
voor de gewenste omslag. In hoeverre het toekomstige GLB daarvoor ruimte en steun
biedt is nog niet precies te zeggen. De Europese Commissie heeft voorstellen uitgebracht
voor het toekomstige GLB maar de standpunten van de lidstaten daarover lopen uiteen.
We staan aan de start van een intensief onderhandelingsproces over de voorstellen,
niet alleen tussen de EU-lidstaten onderling maar ook tussen de Raad en het Europees
parlement. In het BNC-fiche van 13 juli jl. (Kamerstuk 34 965, nr. 2) is verwoord dat het kabinet de Commissievoorstellen als een stap in de richting
van de noodzakelijke modernisering en vereenvoudiging van het GLB ziet. Ik kan mij
dan ook niet vinden in de algemene conclusie van de Transitiecoalitie dat de voorstellen
van de Europese Commissie voor het nieuwe GLB absoluut ontoereikend zijn voor de noodzakelijke
omslag in het landbouw- en voedselsysteem. Wel zet het kabinet in op aanpassing en
verbetering van de voorstellen, zoals ook in het BNC-fiche is verwoord. Voor die aanpassingen
en verbeteringen zal ik mij de komende periode inzetten en daarbij is inbreng van
stakeholders, zoals de Transitiecoalitie, relevant en van belang.
Het in de brief van de Transitiecoalitie opgeworpen principe van true cost raakt direct
aan vaststelling van het kabinet dat de markt in een aantal gevallen niet of nog niet
voldoende voorziet in vergoeding voor de kosten van inspanningen van boeren en tuinders
voor duurzaamheid en voor het voldoen aan maatschappelijke opgaven. In eerdere brieven
heb ik uw Kamer geïnformeerd hoe het kabinet de discussie over true pricing en true
cost accounting verder wil brengen (zie o.a. de brief over Accenten in het voedselbeleid
van 16 april jl. Kamerstuk 31 532, nr. 193). De middelen uit het GLB die Nederland ter beschikking zullen komen, wil ik daarom,
zoals het regeerakkoord aangeeft, minder richten op inkomenssteun en meer op het realiseren
van maatschappelijke doelen als klimaat, innovatie, leefomgeving, biodiversiteit,
landschap etc. en op een productiewijze die zich kenmerkt door een efficiëntere benutting
van grondstoffen in de vorm van kringlooplandbouw. Dit nadrukkelijk onder het gelijktijdig
streven naar sociaaleconomisch belangrijke doelen zoals versterking van de positie
van de boer in de keten en het faciliteren van bedrijfsovername om de landbouw in
staat stellen de ambities die in de visie verwoord staan te realiseren. De landbouw
blijft daarmee steun ontvangen uit het GLB, wordt duurzamer en maatschappelijke diensten
zullen worden beloond. Dit zal de maatschappelijke legitimiteit van het GLB versterken.
Ik ben hierbij voorstander van maximering van de inkomenssteun per bedrijf, zoals
ook door de Transitiecoalitie wordt voorgesteld, waarbij uiteraard rekening moet worden
gehouden met effectiviteit, handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid. Dat betekent bijvoorbeeld
concreet dat bij plafonnering van de steun geen aftrek van arbeidskosten moet plaatsvinden,
zoals wel door de Europese Commissie wordt voorgesteld.
In haar brief besteedt de Transitiecoalitie terecht aandacht aan de voorwaarden die
worden gesteld waaraan boeren moeten voldoen om in aanmerking te komen voor inkomenstoeslagen.
Ik ben geen voorstander van de door de Europese Commissie voorgestelde verzwaarde
conditionaliteit voor inkomenssteun per hectare, waarbij cross-compliance, vergroening
en aanvullende goede landbouwpraktijken verplicht blijven en er nieuwe eisen worden
toegevoegd. Niet omdat de doelstellingen van vergroening en cross-compliance niet
van belang zouden zijn, integendeel, maar wel omdat ik twijfel of de maatregelen in
de praktijk voldoende effectief zijn. Mijn inzet is het omgekeerde, namelijk een beperktere
conditionaliteit in combinatie met prestatiebetalingen voor maatschappelijke diensten
en daarbij ruimte voor lidstaten om maatregelen effectief af te stemmen op de eigen,
nationale situatie en behoeften. Het nieuwe instrument van de eco-regelingen in de
eerste pijler is daarvoor belangrijk, naast de agro-milieu-klimaatmaatregelen in de
tweede pijler.
De Transitiecoalitie wijst erop dat in de voorstellen van de Europese Commissie de
lidstaten meer ruimte krijgen om zelf invulling te geven aan het GLB. Het kabinet
onderschrijft deze keuze voor meer subsidiariteit nadrukkelijk. De Transitiecoalitie
wijst op het gevaar dat lidstaten, om concurrentienadelen te voorkomen, te weinig
invulling zullen geven aan bijvoorbeeld klimaat- en milieudoelstellingen (race to
the bottom). Ik herhaal de kabinetsinzet om een percentage van het GLB-budget te oormerken
voor klimaat en leefomgeving teneinde een neerwaartse spiraal van concurrentie ten
koste daarvan te voorkomen. Bovendien zet ik in op transparantie van het Europese
goedkeuringsproces van alle nationale strategische plannen. Mijn inzet is erop gericht
het GLB om te buigen in de richting van deze belangrijke doelen; de meer concrete
invulling ervan moet uit het komende onderhandelingsproces volgen. Dat geldt vergelijkbaar
voor de oproep van de Transitiecoalitie om meer prikkels in te bouwen om lidstaten
geld te laten verschuiven van de eerste naar de tweede pijler. Het voorstel van de
Europese Commissie is dat de mogelijkheden voor overheveling worden vergroot ten opzichte
van de huidige mogelijkheden. Lidstaten krijgen de mogelijkheid om budget te verschuiven
van de eerste naar de tweede pijler, te weten maximaal 30% mits 15% daarvan ten behoeve
van leefomgeving en klimaat wordt besteed.
Pleidooien voor een gezonde consumptie van voedsel onderschrijf ik. In mijn brief
van 15 maart jl. (Kamerstuk 28 625, nr. 256) en ook in het BNC-fiche wordt onderstreept dat het kabinet de vraag naar duurzaam
geproduceerd voedsel en gezond voedsel wil stimuleren. In GLB-kader wil ik dat doen
door inzet op bewustwording daarover, het vergroten van transparantie in de keten
en de promotie van duurzaam geproduceerd en gezond voedsel. Het is belangrijk dat
consumenten weten waar hun voedsel vandaan komt en daardoor respect hebben voor producenten
en producten. Korte ketens brengen boeren en burgers dichter bij elkaar. Een gezonde
leefomgeving waarin boeren en burgers goed met elkaar kunnen samenleven is voor mij
een belangrijk thema. Korte ketens kunnen ook bijdragen om tot minder verspilling
en een eerlijker prijs voor de producenten te komen. Het bestrijden en voorkomen van
voedselverspilling acht ik van groot belang is. Het tegengaan van voedselverspilling
is ook een van de aandachtspunten van het GLB en is een van de specifieke GLB-doelstellingen
waar de lidstaten derhalve in hun strategische plannen op in moeten gaan.
Het pleidooi van de Transitiecoalitie om de EU minder afhankelijk te laten zijn van
importen van plantaardige eiwitten van buiten de EU steun ik eveneens, al denk ik
daarbij niet primair aan gekoppelde steun. Ik ondersteun de aandacht die de Europese
Commissie in haar voorstellen aandacht geeft aan de verhoging van de productie van
plantaardig eiwit in de EU zelf.
Waar de Transitiecoalitie refereert aan Europese onderzoeksprogramma’s wijs ik erop
dat extra geld beschikbaar wordt gesteld voor het Europese onderzoeksprogramma Horizon
Europe. Hierin zal de Commissie aandacht geven aan duurzaamheid en gezondheid alsook
inzet gericht op maatschappelijk gewenste innovaties en transities, en niet alleen
om technologisch onderzoek gericht op intensiveringen, efficiencyverhoging en opbrengstvergroting
per hectare. Deze Europese budgetten zijn beschikbaar voor alle onderzoeksinstellingen,
niet alleen voor Wageningen University & Research. Ook binnen nationale onderzoeksmiddelen,
inclusief het topsectorenbeleid, is er ruimte voor andere onderzoeksinstituten dan
de WUR.
Tot slot: waar het de inzet van het kabinet is om het GLB meer in te zetten voor publieke
diensten, zal dit gevolgen hebben voor waar en bij wie het GLB-budget in de toekomst
terecht komt. In een GLB dat gericht is op het realiseren van maatschappelijke opgaven
op o.a. het terrein van klimaat en leefomgeving is het op voorhand niet houdbaar te
stellen dat alle GLB-middelen blijven gaan naar dezelfde ontvangers als nu. Bij het
opstellen van het nationaal strategisch plan zal ik zorgvuldig afstemmen en afwegen
hoe de steun ingezet wordt, uitgaande van een analyse van wat er nodig is om de gestelde
doelen te bereiken en raadpleging van alle belanghebbenden.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit