Brief regering : Geannoteerde agenda voor de Eurogroep en Ecofinraad van 5 en 6 november 2018 te Brussel
21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken
Nr. 1551
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 oktober 2018
Hierbij zend ik u de geannoteerde agenda voor de Eurogroep en Ecofinraad van 5 en
6 november te Brussel.
Het is mogelijk dat nog punten worden toegevoegd aan de agenda of dat bepaalde onderwerpen
worden afgevoerd of worden uitgesteld tot de volgende vergadering.
Bijgevoegd treft u tevens het kwartaaloverzicht lopende EU-wetgevingsonderhandelingen
op het terrein van het Ministerie van Financiën, conform de afspraken omtrent EU-informatievoorziening1.
De Minister van Financiën,
W.B. Hoekstra
Geannoteerde agenda Eurogroep en Ecofinraad 5 en 6 november
Eurogroep 5 november
Reguliere samenstelling
Thematische discussie: Financiële stabiliteit EMU
Document: N.v.t.
Aard bespreking: Gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: N.v.t.
Toelichting:
De Eurogroep zal naar verwachting een brede brainstorm over financiële stabiliteit
in de EMU houden. Er vindt geen besluitvorming plaats en er is geen specifieke rechtsbasis.
Het Europees parlement (EP) heeft geen rol. Jean Tirole, die als Nobelprijswinnaar
in de economie veel gepubliceerd heeft over financiële stabiliteit, toezicht en banken,
is door de voorzitter van de Eurogroep uitgenodigd deze brainstorm te begeleiden.
De diensten van de Europese Commissie zullen voor deze bespreking mogelijk een nota
opstellen, met een overzicht van de maatregelen die naar aanleiding van de crisis
zijn genomen, waaronder de versteviging van het kapitaaleisenraamwerk voor banken
(de Capital Requirements Regulation, CRR, en de Capital Requirements Directive, CRD IV), nieuwe regels voor resolutie (Bank Recovery and Resolution Directive, BRRD), geharmoniseerde regels voor depositogarantiestelsels (Deposit Guarantee Scheme Directive, DGSD) en institutionele hervormingen, met onder meer het centraliseren van toezicht
en resolutie. Daarnaast gaat het hier om lopende trajecten, zoals de triloog ten aanzien
van risicoreductiepakket dat in mei jl. door de Raad is aangenomen, en het pakket
met maatregelen voor zogenoemde niet-presterende leningen (NPLs), dat in het voorjaar
van dit jaar door de Commissie gepubliceerd is. Tot slot gaat het hier om stappen
die nog kunnen worden gezet, zoals een Europees depositoverzekeringsstelsel (EDIS)
en een gemeenschappelijke achtervang voor het resolutiefonds.
Het kabinet zal tijdens deze discussie stelling nemen op basis van de bekende Nederlandse
inzet ten aanzien van de verdieping van de EMU, die onder meer is uiteengezet in de
Kamerbrief met de Nederlandse visie op de toekomst van de EMU2 en de kabinetsreactie op publicaties inzake de bankenunie van november 20173. Voor een meer uitgebreide inzet van het kabinet ten aanzien van een gezamenlijke
achtervang voor het gemeenschappelijke resolutiefonds (SRF) en een Europees Depositogarantiestelsel
(EDIS) wordt daarnaast verwezen naar onderstaande agendapunten.
Bankenunie – presentatie ECB en SRB
Document: https://www.bankingsupervision.europa.eu/press/publications/annual-repo…
https://srb.europa.eu/sites/srbsite/files/srb_annual_report_2017_en_0.p…
Aard bespreking: Gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: N.v.t.
Toelichting:
Op grond van het memorandum van overeenstemming (MoU) tussen de Raad en Europese Centrale
Bank (ECB) neemt de voorzitter van het Single Supervisory Mechanism (SSM) (Danièle Nouy) twee keer per jaar deel aan de vergadering van de Eurogroep.
Tijdens deze gedachtewisseling worden de activiteiten en het functioneren van het
SSM besproken. Tijdens de Eurogroep van november 2016 is afgesproken dat ook de voorzitter
van de Single Resolution Board (SRB) (Elke König) elk half jaar een toelichting geeft
over de werkzaamheden van de SRB.
Voor de Eurozone en lidstaten die willen deelnemen aan de bankenunie is het SSM als
toezichthouder ingericht. De grootste banken vallen onder het directe toezicht van
de ECB. Op alle andere banken houdt de ECB indirect toezicht via de nationale toezichthouders.
Daardoor is er op alle banken in de Eurozone vergelijkbaar toezicht van kracht. Om
snel en effectief in te kunnen grijpen wanneer banken in de problemen komen is ook
een resolutiemechanisme opgezet. Hiervoor maakt een centraal orgaan (SRB) vooraf al
per bank een resolutieplan. De SRB heeft tevens de beschikking over een door banken
zelf gevuld fonds.
De vorige keer sprak Danièle Nouy in de Eurogroep over recente ontwikkelingen in de
Europese bankensector. Zij gaf hierbij aan dat de kapitaalratio’s van banken stijgen,
de winsten stijgen en niet-presterende leningen (NPLs) dalen. Ook vroeg Nouy aandacht
voor het belang van het afmaken van de bankenunie. Elke König sprak over de werkzaamheden
van de SRB ten aanzien van het vaststellen van de buffereisen die bail-in mogelijk
maken (Minimum Requirement for own funds and Eligible Liabilities; MREL).4 Naar verwachting is dit de achtste en laatste keer dat Danièle Nouy als voorzitter
van het SSM deelneemt aan de Eurogroep. Haar termijn loopt af op 31 december 2018
en op dit moment loopt een procedure voor de selectie van een opvolger. De ECB is
hoofdverantwoordelijk voor het vinden van een opvolger.
Nederland hecht er grote waarde aan dat binnen het SSM op alle banken in de Eurozone
vergelijkbaar toezicht van kracht is. Daarbij benadrukt Nederland met name het belang
van balansdoorlichtingen (asset quality reviews; AQRs) en de aanpak van NPLs. Nederland is Danièle Nouy zeer erkentelijk voor haar inzet
gedurende de afgelopen jaren en kijkt uit naar de samenwerking met haar opvolger.
Nederland heeft altijd het belang benadrukt van goede samenwerking en informatie-uitwisseling
tussen de SRB en het SSM. Daarbij acht Nederland het van groot belang dat banken over
voldoende (achtergestelde) MREL beschikken zodat, indien nodig, relatief eenvoudig
een bail-in kan plaatsvinden.
Ontwerpbegrotingen
Document:
https://ec.europa.eu/info/business-economy-euro/economic-and-fiscal-pol…
Aard bespreking: Gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: N.v.t.
Toelichting:
De Eurogroep zal mogelijk spreken over de ontwerpbegrotingen (Draft Budgetary Plans; DBP’s) voor 2019 die door alle Eurolanden recentelijk zijn ingediend. De Europese
Commissie heeft op 19 oktober een brief gestuurd aan Spanje, Italië, Frankrijk, Portugal,
Slovenië en België, omdat hun ontwerpbegrotingen mogelijk niet zouden voldoen aan
de eisen uit het SGP. Deze zes landen hebben op deze brief gereageerd waarna de Europese
Commissie de ontwerpbegroting voor Italië definitief heeft teruggestuurd. Nederland
steunt dit besluit van de Europese Commissie. Italië heeft nu drie weken de tijd de
ontwerpbegroting te herzien. Na het indienen van deze nieuwe ontwerpbegroting heeft
de Europese Commissie twee weken de tijd om met een nieuwe opinie te komen. In ieder
geval maakt de Europese Commissie uiterlijk eind november haar opinie over alle andere
DBP’s bekend, waarna een discussie in de Eurogroep over deze opinies volgt.
Nederland is van mening dat een strikte naleving en handhaving van de Europese begrotingsregels,
zoals vastgelegd in het Stabiliteits- en Groeipact (SGP), cruciaal is. Dit betekent
dat alle ontwerpbegrotingen moeten voldoen aan de eisen die het SGP stelt. Nederland
steunt dan ook het terugsturen van de Italiaanse ontwerpbegroting door de Europese
Commissie.
Inclusieve samenstelling
Terugkoppeling Eurotop oktober
Document: N.v.t.
Aard bespreking: Gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: N.v.t.
Toelichting:
De Eurogroep zal een terugkoppeling ontvangen van een lunchgesprek over de toekomst
van de Economische en Monetaire Unie (EMU) dat en marge van de Europese Raad op 18 oktober
jongstleden plaatsvond. Er vindt geen besluitvorming plaats. Het doel van het lunchgesprek
betrof het opmaken van een tussenstand in aanloop naar de Eurotop in december. Op
deze decembertop zal worden gesproken over de uitwerking van de afspraken over verdieping
van de monetaire unie die gemaakt zijn op de Eurotop in juni. Voor een overzicht van
deze afspraken wordt verwezen naar de agendapunten «Europees depositoverzekeringsstelsel»
en «verdieping EMU». Er zijn geen besluiten genomen. De Kamer is door middel van reguliere
verslag op de hoogte gesteld van het verloop van dit lunchgesprek.
Routekaart Europees depositoverzekeringsstelsel (EDIS)
Document: 9819/18
Aard bespreking: Gedachtewisseling ter voorbereiding op aanname raadsconclusies
Besluitvormingsprocedure: N.v.t.
Toelichting:
De Eurogroep zal in inclusief format van gedachten wisselen over een nieuwe routekaart
om de politieke onderhandelingen over EDIS te starten. In de routekaart ter voltooiing
van de bankenunie van 2016 is afgesproken dat de Raad de werkzaamheden met betrekking
tot een Europees depositoverzekeringsstelsel (EDIS) op technisch niveau voorzet. De
onderhandelingen op politiek niveau gaan van start zodra voldoende vooruitgang is
geboekt met de maatregelen inzake risicoreductie. Na afronding van het bankenpakket
in mei, heeft de Eurotop in juni geconcludeerd dat er gewerkt gaat worden aan een
routekaart om politieke onderhandelingen over EDIS te starten, waarbij vastgehouden
wordt aan alle elementen van de routekaart van 2016.
Een depositogarantiestelsel (DGS) is onmisbaar voor het borgen van financiële stabiliteit.
In de EU is afgesproken dat alle nationale DGSen tot en met 2024 minimaal 0,8% van
alle gedekte deposito’s opbouwen. Naar verwachting zullen alle nationale DGSen volgend
jaar al 0,4% hebben opgebouwd. De komende jaren bouwen zij dit verder op middels jaarlijkse
bijdragen van banken. Nederland is voorstander van stappen die leiden tot het doorbreken
van de wisselwerking tussen banken en overheden. Het vergroten van de slagkracht van
de nationale DGSen die banken zelf vullen draagt daaraan bij. Zo kan namelijk voorkomen
worden dat nationale overheden moeten bijspringen om tekorten van een nationaal DGS
te dichten. EDIS is een belangrijke pijler binnen de bankenunie en wordt ook wel gezien
als het sluitstuk van de bankenunie. In de Raad zijn de opties voor voorfases van
EDIS en een volledig EDIS technisch onderzocht. Zo zijn ideeën uitgewerkt waarbij
de nationale DGSen, die door bijdrages van banken zelf worden gevuld, slechts tijdelijk
aan elkaar uitlenen, zonder in verliezen te delen. Daarbij zou dan nog geen sprake
zijn van risicodeling. Daarna zou alsnog geleidelijk kunnen worden toegewerkt naar
een volledig EDIS. Op technisch niveau is ook gekeken naar de opties en discreties
in de huidige DGS-richtlijn wat betreft tijdelijk hogere deposito’s, alternatieve
maatregelen en risicogebaseerde premies in relatie tot EDIS. Doel van deze besprekingen
was slechts het verkennen van opties. Er is geen keuze gemaakt voor een optie, omvang
of verdeling van middelen.
Nederland wil parallel aan de politieke onderhandelingen over EDIS spreken over een
betere prudentiële behandeling van staatsobligaties op bankbalansen. Voordat daadwerkelijke
risicodeling via een EDIS plaatsvindt, wil het kabinet de huidige onvolkomenheden
in het prudentiële raamwerk voor staatsobligaties adresseren. Dit draagt verder bij
aan het doorbreken van de wisselwerking tussen banken en overheden. Ook kan door uitvoering
van een nieuwe gezondheidstoets (asset quality review, AQR) een oordeel worden gegeven over de gezondheid van banken.5 Dit is voor Nederland belangrijk om te bepalen of over kan worden gegaan tot risicodeling
via een EDIS.
Toekomst van de EMU
Document: Verklaring EMU Eurotop 29 juni: EURO 502/18 (zie voetnoot)
Aard bespreking: Gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: N.v.t.
Toelichting:
De Eurogroep zal van gedachten wisselen over verdieping van de Economische en Monetaire
Unie (EMU), ter opvolging van de Eurotop van 29 juni jongstleden. Vanwege de samenhang
van de onderwerpen die aan deze discussie raken wordt hieronder een volledig overzicht
van de stand van zaken omtrent al de relevante onderwerpen gegeven.
Bij die Eurotop is een verklaring opgesteld over de EMU.6 Daarin staat ook dat er consensus was onder de lidstaten om het Europees Stabiliteitsmechanisme
(ESM) de gemeenschappelijke achtervang (common backstop) van het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds (Single Resolution Fund; SRF) te maken en tegelijkertijd het ESM te versterken. Daarbij zal gewerkt worden
op basis van alle elementen van een ESM-hervorming uit de brief van de voorzitter
van de Eurogroep aan president Tusk.7 Tot slot staat in de verklaring dat ook over alle andere elementen van deze brief
zal worden gesproken. De brief benoemt o.a. nog een eurozonebegroting voor concurrentiekracht,
convergentie en stabilisatie en de meningsverschillen over de noodzaak hiervan. Tijdens
de Eurotop van december 2018 zal weer gesproken worden over de toekomst van de EMU.
Om in december eventueel besluiten te kunnen nemen over al deze elementen, wordt in
de Eurogroep de komende tijd over deelonderwerpen gesproken. Er vindt geen besluitvorming
tijdens deze Eurogroep-bijeenkomsten plaats en er is ook geen specifieke rechtsbasis.
Het Europees parlement (EP) heeft tijdens deze bijeenkomsten van de Eurogroep geen
rol.
Gemeenschappelijke achtervang SRF
De Eurogroep zal spreken over een door de Eurotop gevraagde Terms of Reference (ToR) voor de achtervang voor het SRF. In deze ToR zullen de belangrijkste kenmerken
van de achtervang overeengekomen worden. Voor Nederland geldt dat de achtervang van
het SRF in principe bij het ESM kan worden ondergebracht, mits dit onderdeel is van
een brede ESM-hervorming, inclusief ondergenoemde elementen.
In de brief van de Eurogroepvoorzitter aan de president van de Europese Raad wordt
gesteld dat de omvang van de gemeenschappelijke achtervang gebaseerd zal worden op
de doelomvang van het SRF. Sommige lidstaten pleiten daarbij voor een automatische
link, waarbij de omvang van de achtervang meegroeit in het geval dat de doelomvang
van het SRF stijgt. Nederland zet in op unanieme besluitvorming in de Raad van gouverneurs
over aanpassingen van de omvang van de gemeenschappelijke achtervang.
Voor besluitvorming over het verstrekken van leningen aan de SRB, pleit Nederland
samen met onder andere Duitsland, Finland en enkele andere lidstaten voor unanieme
besluitvorming door de Raad van bewind van het ESM. Dit hoeft efficiënte besluitvorming
als een beroep op de backstop wordt gedaan niet in de weg te staan. Omdat bij de afwikkeling van financiële instellingen
snelle besluitvorming nodig is, zal het ESM wel een bijzondere besluitvormingsprocedure
moeten ontwikkelen die garandeert dat op de zeer korte termijn over een beroep op
de backstop kan worden besloten. Nederland zal het bestaande informatieprotocol met de Tweede
Kamer mogelijk aan moeten passen, waarbij rekening gehouden wordt met de noodzaak
om snel, doorgaans binnen 24 uur, te moeten kunnen besluiten. Een andere groep lidstaten
is voorstander van besluitvorming over het verstrekken van leningen door de directeur
van het ESM.
Wat Nederland betreft zijn de belangrijkste voorwaarden voor het gebruik van de backstop dat de backstop alleen in laatste instantie ingeroepen kan worden en dat gebruik begrotingsneutraal
moet zijn op de middellange termijn. Dit houdt in dat de backstop alleen gebruikt kan worden als het SRF leeg is en niet voldoende snel aanvullende
heffingen bij het bankwezen opgehaald kunnen worden. Om begrotingsneutraliteit zeker
te stellen kunnen de leningen van het ESM niet groter zijn dan de terugbetaalcapaciteit
van de SRB op middellange termijn. Voor die middellange termijn zet Nederland in op
3 jaar, met een beperkte mogelijkheid om deze terugbetaaltermijn te verlengen. Ook
ligt het voor de hand dat het ESM de eigen financieringskosten, verhoogd met een rentemarge,
in rekening brengt bij de SRB. Net zoals bij leningen aan lidstaten moet het ESM wat
Nederland betreft ook voor leningen aan de SRB voorwaarden en waarborgen eisen, om
terugbetaling zeker te stellen.
Naast bovenstaande overwegingen over de vormgeving van de backstop zal de Eurogroep ook opnieuw van gedachten wisselen over mogelijk vervroegde invoering
van de gemeenschappelijke achtervang. In de routekaart ter voltooiing van de bankenunie
uit 2016 is afgesproken dat de gemeenschappelijke achtervang eerder dan aan het eind
van 2023 ingevoerd zou kunnen worden als sprake is van voldoende risicoreductie. Nederland
zet hierbij in op een afronding van het zogenaamde bankenpakket, in lijn met het Raadsakkoord
ten aanzien van onder andere de Minimum Requirement for own funds and Eligible Liabilities (MREL) en de leverage ratio. Daarnaast zet Nederland in op aantoonbare risicoreductie in de Europese bankensector.
In eerder genoemde brief van Eurogroepvoorzitter aan de regeringsleiders staat dat
de instellingen hiertoe in 2020 een rapport zullen presenteren over risicoreductie
op het gebied van MREL en niet-presenterende leningen (NPL’s).
Ook zal opnieuw gesproken worden over de intergouvernementele afspraak (IGA) waarin
het functioneren van het SRF is vastgelegd. Een aantal lidstaten is van mening dat
deze afspraak aangepast moet worden als de gemeenschappelijke achtervang vervroegd
wordt ingevoerd, omdat deze achtervang anders tot eind 2023 op een (enigszins) andere
wijze functioneert dan na 2023. Dit komt omdat de IGA voorschrijft dat tot eind 2023
eventuele leningen die de SRB aangaat (als de beschikbare middelen in het SRF zijn
uitgeput) terugbetaald moeten worden door de financiële instellingen in het land waar
de afwikkeling plaatsheeft. Na 2023 worden leningen van de SRB terugbetaald door alle
banken in de bankenunie. Nederland is geen voorstander van een aanpassing van de IGA.
Liquiditeit in resolutie
De Eurogroep zal ook van gedachten wisselen over het onderwerp liquiditeit in resolutie.
De eerste resolutiecasus door de Single Resolution Board (SRB), van Banco Popular
in juni 2017, heeft aanleiding gegeven tot discussies in Europa over wat te doen als
banken na resolutie over onvoldoende liquide middelen beschikken. Banco Popular kwam
vorig jaar in liquiditeitsproblemen nadat deposito’s werden teruggetrokken door twijfels
over de solvabiliteit. Na toepassing van bail-in nam Santander de bank over en leverde de benodigde liquiditeit. Als er geen koper
was geweest, zou het volgens de SRB onduidelijk zijn geweest of de bank in resolutie
van voldoende liquiditeit had kunnen worden voorzien. De bank had namelijk onvoldoende
onderpand beschikbaar voor het aantrekken van liquiditeit bij private partijen of
de centrale bank. Een aantal lidstaten pleit daarom voor nieuwe instrumenten en zien
daarbij een rol voor het ESM.
Nederland benadrukt, in lijn met de kabinetsreactie op publicaties inzake de bankenunie
van november 20178, dat het uitgangspunt van resolutie is dat hierdoor een gezonde bank wordt gecreëerd
die zelfstandig financiering aan moet kunnen trekken bij private partijen of de centrale
bank. Als er twijfel bestaat of dit met het huidige toezicht- en resolutieraamwerk
mogelijk is, wordt wat Nederland betreft eerst kritisch naar dit raamwerk gekeken
om te bezien hoe de kans op een tekort aan liquiditeit na resolutie zo klein mogelijk
gemaakt kan worden. Indien er onverhoopt toch een gering tekort blijft, kan dit vanuit
het resolutiefonds (SRF) worden gefinancierd.
Hervorming ESM
De Eurogroep zal de komende twee bijeenkomsten ook opnieuw spreken over de hervorming
van het ESM. Er zal naar verwachting worden teruggekomen op twee specifieke elementen
van de ESM hervorming die in de Eurogroep van oktober zijn besproken: het instrumentarium
van het ESM en de rol van het ESM in de totstandkoming van programma’s.
In de discussie over het mogelijk aanpassen van het instrumentarium van het ESM gaat
het vooral over het aanpassen van bestaande instrumenten. Volgens Nederland heeft
het ESM, met onder andere leningen met bijbehorend aanpassingsprogramma en preventieve
kredietlijnen, al voldoende instrumenten om lidstaten van noodsteun te voorzien. Het
principe moet blijven dat het ESM enkel steun verleent als dit onontbeerlijk is voor
de financiële stabiliteit van het eurogebied en haar lidstaten. Een van de concrete
discussiepunten zijn de toegangscriteria van de preventieve instrumenten van het ESM.
Er is in oktober geconcludeerd dat verdere technische discussies nodig zijn op dit
punt. Nederland zal daarbij als uitgangspunt hanteren dat het open staat voor het
verduidelijken van de toegangscriteria, om de doeltreffendheid van deze instrumenten
te vergroten, maar dat de huidige waarborgen, in de vorm van passende toegangscriteria
en voorwaarden moeten blijven gelden.
In oktober bleek er brede steun voor uitbreiding van de rol van het ESM in de totstandkoming
van programma´s. Dit kan de slagvaardigheid van steunprogramma´s in de toekomst vergroten.
De verwachting is dat de komende Eurogroep met name nog zal worden gekeken naar het
voorkomen van overlap tussen de verantwoordelijkheden van het ESM en de bevoegdheden
van de Europese Commissie. Het Nederlandse uitgangspunt is daarbij dat de rol van
het ESM binnen de totstandkoming kan worden vergroot, zonder dat dit tot onwenselijke
overlap leidt met de bevoegdheden van de Europese Commissie. Betrokkenheid van het
IMF kan per geval worden bezien.
Een ander belangrijk element van een brede ESM-hervorming voor Nederland is het versterken
van het raamwerk voor het herstructureren van onhoudbare overheidsschuld. In de eerdergenoemde
brief van de Eurogroepvoorzitter wordt gerefereerd aan debt sustainability issues. De brief noemt specifiek de mogelijke introductie van zogenoemde collective action clauses (CAC’s) met single-limb aggregation in nieuwe staatsobligaties van eurolanden. CAC’s zijn contractuele voorwaarden in staatsobligaties die ervoor zorgen dat bij een herstructurering
alle crediteuren die deze staatsobligaties hebben aangekocht, juridisch aan een herstructurering
gebonden zijn wanneer een gekwalificeerde meerderheid van crediteuren van die betreffende
staatsobligaties heeft ingestemd. Door middel van single-limb aggregation kan dit proces verder worden bespoedigd. Daarnaast wordt in de brief van de Eurogroep-voorzitter
gerefereerd aan het idee dat het ESM op vergelijkbare wijze als het IMF een faciliterende
rol op zich kan nemen bij gesprekken tussen schuldeisers en landen in de problemen.
Nederland vindt het belangrijk dat het raamwerk voor de ordelijke herstructurering
van onhoudbare overheidsschuld wordt versterkt, zoals ook uiteengezet in de kamerbrief
met de Nederlandse visie op de toekomst van de EMU9. Bovengenoemde elementen kunnen volgens Nederland hieraan bijdragen.
Eurozonebegroting
De verwachting is dat sommige lidstaten ook een aparte begroting voor de eurozone
ter stabilisatie van economische schokken zullen opperen, binnen of buiten het Meerjarig
Financieel Kader (MFK). De opvattingen van het kabinet over een dergelijke stabilisatiefunctie
zijn bekend. Volgens het kabinet kunnen bij de redenering voor de noodzaak ervan serieuze
kanttekeningen worden geplaatst, zoals ook uiteengezet in de Kamerbrief met de Nederlandse
visie op de toekomst van de EMU en in het verslag van de Eurogroep van 7 september
jl.10 Wat het kabinet betreft dient in het kader van de MFK-onderhandelingen te worden
gesproken over de wijze waarop het concurrentievermogen van de lidstaten en opwaartse
convergentie binnen de eurozone kunnen worden bevorderd, bijvoorbeeld door middel
van een koppeling tussen Europese Structuur- en Cohesiefondsen en hervormingen in
het kader van het Europees Semester.11
Ecofin 6 november
Belastingheffing digitale economie
Document: N.v.t.
Aard bespreking: Gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: N.v.t.
Toelichting:
De Raad zal een politiek debat houden over het richtlijnvoorstel voor een digitaledienstenbelasting.
Op 18 oktober jl. bent u door middel van een uitgebreide brief geïnformeerd over de
stand van zaken van de onderhandelingen in de Raad over belastingheffing in de digitale
economie en meer specifiek het richtlijnvoorstel voor een digitaledienstenbelasting.12 Het Oostenrijkse voorzitterschap heeft aangegeven graag een akkoord te willen bereiken
tijdens haar voorzitterschap. Het is nog niet duidelijk over welke specifieke punten
van het richtlijnvoorstel tijdens de Ecofin wordt gesproken. Belangrijke openstaande
punten zijn onder andere: de horizonbepaling, de rechtsbasis van de richtlijn en de
datum van eventuele inwerkingtreding. Nederland heeft zich tot dusver constructief
opgesteld in de onderhandelingen en heeft daarbij ook een aantal kanttekeningen en
bezwaren naar voren gebracht. Hiervoor verwijs ik naar mijn brief van 18 oktober jl.
Minimale verliesdekking voor niet-renderende blootstellingen
Document: 13393/2018, 13379/2018
Aard bespreking: Aanname van raadsakkoord
Besluitvormingsprocedure: Gekwalificeerde meerderheid
Toelichting:
Het aantal niet-presterende leningen (NPLs) in de Europese bankensector is in de afgelopen
jaren gedaald. Toch kampen sommige banken nog altijd met verhoogde niveaus. Mede daarom
is de Raad in juli 2017 met een actieplan gekomen. Het belangrijkste onderdeel van
dit actieplan is het Commissievoorstel voor een verordening die voor nieuwe NPLs een
minimum verliesdekking vereist. Deze moet voorkomen dat verliezen op NPLs niet tijdig
genomen worden en zich op termijn opstapelen. Het Oostenrijks voorzitterschap ambieert
een Raadsakkoord over dit voorstel tijdens de komende Ecofinraad. De rechtsbasis is
artikel 114 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en er vindt
medebeslissing met het Europees parlement plaats.
Eerder heeft de ECB al een leidraad gepubliceerd over hoe zij verwacht dat banken
omgaan met NPLs («pijler 2»). Nederland heeft steun uitgesproken voor deze aanpak
door de toezichthouder. Het voorliggende voorstel zou regelen dat daarnaast een wettelijke
minimum geldt voor alle Europese banken («pijler 1»). Het Raadsakkoord zou daarmee
in belangrijke mate bijdragen aan het terugdringen van risico’s in de Europese bankensector.
Op grond van het Raadsakkoord zullen banken leningen die NPL worden voldoende moeten
dekken. Dit kan door een voorziening te treffen of door af te schrijven op de lening.
Voor NPLs zonder onderpand moeten banken een dekking opbouwen in drie jaar. Voor NPLs
– of het deel van een NPL – waarvoor een bank onderpand heeft, krijgen banken langer
de tijd om hun dekking op te bouwen.
Het tijdig nemen van verliezen op NPLs is van groot belang voor het weerbaarder maken
van de Europese bankensector. Daarom is dit voorstel ook een belangrijk onderdeel
van risicoreductie genoemd in de brief13 die in april aan uw Kamer is verstuurd. Nederland heeft tijdens de behandeling in
Raadswerkgroepen het belang van stevige minimumeisen benadrukt. In het oorspronkelijke
voorstel van de Commissie werd onderscheid gemaakt tussen NPLs waarop negentig dagen
of langer geen betaling heeft plaatsgevonden en NPLs waarop wel betalingen plaatsvinden,
maar terugbetaling van het hoofdbedrag onwaarschijnlijk lijkt. Op verzoek van Nederland
worden nu alle typen NPLs, ongeacht oorzaak, hetzelfde behandeld. Ook is op aandringen
van Nederland opgenomen dat toezichthouders altijd strenger kunnen zijn voor specifieke
leningen van specifieke instellingen («pijler 2»). Dat is noodzakelijk om de aanpak
van bestaande NPLs te bevorderen.14
Jaarverslag van de Europese Rekenkamer over de EU-begroting 2017
Document: «Jaarverslag van de Europese Rekenkamer over de uitvoering van de EU-begroting 2017».
Nederlandse versie via: https://www.eca.europa.eu/nl/Pages/DocItem.aspx?did=46515.
Aard bespreking: Presentatie
Besluitvormingsprocedure: N.v.t.
Toelichting:
Voor Nederland is het jaarverslag van de Europese Rekenkamer (ERK) een belangrijk
element in de standpuntbepaling ten aanzien van de decharge van de EU-begroting en
meer specifiek de Raadsaanbevelingen die de Ecofin zal aannemen in februari. In de
tussenliggende periode zal het kabinet het jaarverslag en de bevindingen van de ERK
op ambtelijk niveau analyseren en bespreken met andere lidstaten.
De ERK geeft over het jaar 2017 voor het tweede achtereenvolgende jaar geen afkeurende
verklaring maar een verklaring «met beperking» (qualified opinion). Het gemiddelde foutenpercentage van de EU-begroting 2017 schat de ERK op 2,4% met
een statistische onzekerheid van circa 1 procentpunt. De ERK vermeldt dat het financieel
beheer is verbeterd en dat sprake is van een gestage verbetering van het gemiddelde
foutenpercentage: van 3,8% in 2015 tot 3,1% in 2016 en 2,4% in 2017.
De ERK maakt onderscheid in definitie tussen betalingen ter vergoeding van kosten
enerzijds (46,7 miljard euro) en betalingen die volgen uit een systeem van rechten
(entitlements, 53,5 miljard euro). Voor het geheel van de op rechten gebaseerde betalingen ligt
het foutenpercentage onder de tolerantiegrens van 2%. Het gaat om het landbouwbeleid
en beurzen voor studenten en onderzoekers. Samen met de administratiekosten vormt
dit circa de helft van de EU-begroting. Bij EU-fondsen met vergoedingen van kosten
ligt het gemiddelde foutenpercentage al jaren aanzienlijk hoger, te weten op 3,7%.
Voorbeelden zijn de begrotingscategorieën «Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid»
met een geschat foutenpercentage van 4,2%, en de Cohesie- en ESI-fondsen (3,0%). Andere
activiteiten met vergoeding van kosten zijn onderzoeksprojecten, werkgelegenheid-
en opleidingsregelingen en ontwikkelingsprogramma’s. Aangezien de meeste fouten bij
dit type vergoedingen gemaakt worden, is het wat betreft Nederland nodig dat de controleaanpak
zich hier op richt (risk-based audit). Het kabinet is daarnaast van mening dat meer transparantie, meer (geografisch)
inzicht in onderliggende problemen en vereenvoudiging van regelgeving, alsmede het
toepassen van Single information, Single audit, kunnen bijdragen aan een verbetering van de besteding van EU-middelen.
De voorzitter van de ERK presenteert het jaarverslag over de EU-begroting 2017. Er
wordt geen beslissing genomen. De Ecofin van februari 2019 beslist over het Dechargeadvies
van de Raad met gekwalificeerde meerderheid. Vervolgens beslist het Europees parlement
of zij overgaat tot het verlenen van kwijting aan de Europese Commissie.
EU-statistieken
Document: Draft council conclusions on EU statistics (Brussels November 2018)
Aard bespreking: Aanname raadsconclusies
Besluitvormingsprocedure: Unanimiteit
Toelichting:
Nederland kan instemmen met de voorliggende ontwerpRaadsconclusies over de EU-statistiek.
Naar verwachting kunnen de conclusies op brede steun rekenen van lidstaten.
Jaarlijks in het najaar spreekt de Ecofinraad over de ontwikkelingen op het terrein
van de statistiek in de Europese Unie. Hierover worden raadsconclusies opgesteld.
De Raad heeft dit keer vooral gekeken naar vooruitgang bij informatievereisten voor
de EMU, naar statistieken voor de procedure bij buitensporige tekorten, naar statistieken
voor de macro-economische onevenwichtighedenprocedure (MEOP) en naar ontwikkelingen
op het gebied van modernisering en innovatie in statistische infrastructuur.
Bij de statistieken benodigd voor de procedure bij buitensporige tekorten kunnen ontwikkelingen
gemeld worden bij de verbetering van de governance van de statistische processen.
De Raad geeft daarbij aan dat voor nationale processen – zoals de besluitvorming over
de rijksbegroting en rapportages over de overheidsfinanciën van lidstaten aan de Europese
Commissie – voldoende implementatietijd en middelen beschikbaar moeten zijn om additionele
regels en jurisprudentie van Eurostat relevant voor de EMU-cijfers te kunnen toepassen.
Voorts worden lidstaten opgeroepen er zorg voor te dragen dat de data nodig voor de
toepassing van de uitgavenregel, zoals gegevens over inkomsten uit EU-fondsen, gerapporteerd
worden aan Eurostat.
Bij de macro-economische onevenwichtighedenprocedure (MEOP) en bij statistische informatie
in de EMU is in het verleden afgesproken een kwaliteitslag te maken bij vooral het
tijdig beschikbaar komen van de benodigde data relevant voor MEOP en de EMU. Op beide
terreinen is (wederom) vooruitgang te melden. Zo is vooruitgang te melden bij de tijdigheid
en beschikbaarheid van een aantal kortetermijnindicatoren, zoals onder meer over de
werkgelegenheid. Voorts wordt door de Commissie en ECB gewerkt aan de totstandkoming
van nieuwe (experimentele) statistieken op het terrein van onroerendgoedstatistieken
voor macroprudentiële doeleinden.
Internationale Klimaatfinanciering
Document: Nog niet beschikbaar
Aard bespreking: Aanname raadsconclusies
Besluitvormingsprocedure: Unanimiteit
Toelichting:
De Ecofin zal spreken over Klimaatfinanciering in voorbereiding op de 24e Conference of the Parties (COP24) die op 3-16 december gehouden wordt in Katowice onder de United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC). Hiertoe zullen raadsconclusies worden aangenomen om de EU-positie uiteen
te zetten. De Ecofin is verantwoordelijk voor de financiële aspecten van de internationale
klimaatonderhandelingen, gegeven de potentiële budgettaire en economische implicaties
die de onderhandelingen kunnen hebben. Naar verwachting zullen de raadsconclusies
veel van de posities en boodschappen bevatten die reeds in de conclusies van afgelopen
jaren zijn uiteengezet, maar worden ook enkele nieuwe zaken benadrukt. Belangrijk
is het onderstrepen van het belang van het in lijn brengen van financiële stromen
met een lage uitstoot en klimaatbestendige toekomst, zoals afgesproken in het Parijs
akkoord (Art. 2.1.c). De exacte uitwerking van deze afspraak moet echter nog verder
uitgewerkt worden en er moeten nog methodes ontwikkeld worden om de vooruitgang t.a.v.
dit doel te kunnen meten. Daarnaast zal naar verwachting aandacht zijn voor het belang
van groene investeringen en het verkrijgen van inzicht in klimaatgerelateerde financiële
risico’s. Ook wordt er in de conclusies ingegaan op de belangrijke rol van Multilaterale
Ontwikkelingsbanken (MDB’s) waarbij MDB’s ook worden opgeroepen investeringen in kolencentrales
verder terug te schroeven (daarbij wel rekening houdend met de behoeften van ontwikkelingslanden).
Voor Nederland is het van belang dat in de conclusies de belangrijke rol van de private
sector goed wordt benadrukt. Hiertoe is artikel 2.1.c uit het Parijs akkoord (dat
betrekking heeft op het ombuigen van financieringsstromen naar meer klimaatrelevante
projecten) expliciet benoemd in de tekst. Nederland hecht daarnaast belang aan de
uitfasering van financiering van kolencentrales door MDB’s, en aan de verwijzing naar
de EU als grootste donor op het gebied van klimaatfinanciering.
Gezien het feit dat COP24, net als COP23 en COP22, veelal zal gaan over de uitwerking
van het Parijs Akkoord (COP21) en het overgrote gedeelte van de conclusies verwijzen
naar zaken waarover overeenstemming is binnen de EU zal er naar verwachting beperkt
discussie zijn over dit onderwerp.
Follow up G20
Document: ST 13540 2018 INIT
Aard bespreking: Bespreking G20
Besluitvormingsprocedure: Gekwalificeerde meerderheid
Toelichting:
Op 30 november en 1 december vindt onder Argentijns voorzitterschap in Buenos Aires
de G20-bijeenkomst voor regeringsleiders plaats. De EU roept de G20 op om de positieve
economische vooruitzichten te gebruiken om de economische risico’s voor de toekomst
aan te pakken, waarbij de aandacht zou moeten verschuiven naar het opnieuw opbouwen
van financiële buffers en het waarborgen van langetermijngroei. De EU benadrukt het
belang van een open wereldeconomie en het belang rules based multilateralisme. Ook benadrukt de EU dat het van belang is om voortgang te boeken
met de implementatie van financiële regelgeving. Daarnaast wordt opgeroepen tot voortgang
van het werk van de Financial Stability Board (FSB) op het gebied van cybersecurity en de uitdagingen die voortvloeien uit technologische
veranderingen zoals crypto-assets. De EU roept daarnaast de G20 op om de hoogste prioriteit te geven aan het vinden van
oplossingen voor de belasting van de digitale economie. Op het gebied van internationale
belastingen is het tevens van belang dat de G20 het werk ten aanzien van fiscale transparantie
intensiveert en dat het onder het Turks voorzitterschap omarmde Base Erosion and Profit Shifting (BEPS)-raamwerk wordt geïmplementeerd en gemonitord. De EU verwelkomt de prioriteit van
het Argentijnse G20-voorzitterschap ten aanzien van de financiering van infrastructuur.
Nederland kan zich goed vinden in deze EU-inzet. Nederland zal verder conform de Kamerbrief
van 22 januari 201815 aandacht vragen voor de reductie van schulden en inclusieve groei met behulp van
structurele hervormingen.
Indieners
-
Indiener
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.