Brief regering : Ontwikkelingen fusietoezicht in de zorg
34 445 Wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten in verband met aanpassingen van de tarief- en prestatieregulering en het markttoezicht op het terrein van de gezondheidszorg
Nr. 13 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 oktober 2018
In de nota naar aanleiding van het nader verslag bij het wetsvoorstel «Positionering
                  taken NZa» heb ik uw Kamer toegelicht de Autoriteit Consument en Markt (ACM) te hebben
                  gevraagd om, samen met de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en de Inspectie voor Gezondheidszorg
                  en Jeugd (IGJ), haar visie vanuit het perspectief van toezichthouder te geven op mogelijke
                  aanscherpingen van het fusietoezicht in de zorg.1 Conform mijn toezegging informeer ik uw Kamer met deze brief, mede namens de Minister
                  voor Medische Zorg en Sport (MZS) en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn
                  en Sport (VWS), over de reactie van de ACM, die als bijlage bij deze brief is gevoegd2. In deze brief schets ik eerst de hoofdlijnen van het huidige toezicht op fusies
                  in de zorgsector en sta ik kort stil bij relevante wettelijke ontwikkelingen. Vervolgens
                  ga ik in op de reactie van de ACM en de wijze waarop ik daarmee om wil gaan.
               
1. Zorgfusies en het huidige toezicht daarop
               
Een fusie of overname (hierna: fusie) tussen zorgaanbieders betreft de meest vergaande
                  vorm van onderlinge samenwerking. Zorgfusies kunnen leiden tot betere zorg, bijvoorbeeld
                  omdat door concentratie van (hoogcomplexe) zorg of door schaalvoordelen kwaliteit
                  en/of doelmatigheid van de zorg wordt vergroot. Zorgfusies kunnen echter ook risico’s
                  met zich brengen voor de betaalbaarheid, kwaliteit en/of toegankelijkheid van de zorg.
                  Zo kunnen door fusies machtsconcentraties ontstaan, waardoor er voor patiënten bij
                  hun keuze voor een zorgaanbieder en zorgverzekeraars bij de zorginkoop onvoldoende
                  keuzemogelijkheden overblijven. Fusies kunnen ook onwenselijke gevolgen hebben indien
                  fusieplannen vooraf niet goed zijn doordacht en/of indien risico’s op het terrein
                  van de bestuurbaarheid van de organisatie optreden. Scherp fusietoezicht is daarom
                  noodzakelijk om de belangen van patiënten en verzekerden te beschermen.
               
Het huidige fusietoezicht in de zorg sector is als volgt georganiseerd.
• Op grond van de Mededingingswet toetst de ACM voorgenomen zorgfusies op de gevolgen voor de mededinging. De ACM toetst
                        daarbij of er voldoende keuzemogelijkheden overblijven en er door verminderde mededinging
                        bijvoorbeeld geen prijsstijging of kwaliteitsverslechtering op kan treden.
                     
• Op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg toetst de NZa in het kader van de
                        zorgspecifieke fusietoets voorgenomen zorgfusies op de continuïteit van cruciale zorg en de zorgvuldige betrokkenheid
                        van cliënten, medewerkers en andere stakeholders. De zorgspecifieke fusietoets draagt
                        er onder andere aan bij dat zorginstellingen fusieplannen vooraf doordenken en relevante
                        partijen betrekken.
                     
Op dit moment moet de zorgspecifieke fusietoets zijn doorlopen voordat kan worden
                  getoetst op grond van de Mededingingswet. Daarnaast beschikken de toezichthouders
                  in de zorg over verschillende bevoegdheden om de belangen van patiënten en verzekerden
                  te beschermen. Zo beschikt de NZa over het instrument van aanmerkelijke marktmacht
                  (AMM), waarmee specifieke verplichtingen (bv. een contracteerplicht) kunnen worden
                  opgelegd aan partijen met veel marktmacht. De ACM houdt toezicht op de naleving van
                  het verbod op misbruik van een economische machtspositie dat in de Mededingingswet
                  is neergelegd. Ten slotte houdt de IGJ toezicht op de kwaliteit en de veiligheid van
                  de zorg.
               
2. Overheveling van het zorgspecifieke markttoezicht
               
Ter versterking van het markt- en mededingingstoezicht in de zorgsector wordt in het
                  wetsvoorstel «Positionering taken NZa» voorgesteld het zorgspecifieke markttoezicht,
                  dat wil zeggen de zorgspecifieke fusietoets en het AMM-instrument, over te hevelen
                  naar de ACM. Specifiek ten aanzien van het fusietoezicht brengt het wetsvoorstel «Positionering
                  taken NZa» de volgende verbeteringen met zich:
               
• Het fusietoezicht komt in één hand; de ACM wordt verantwoordelijk voor zowel de zorgspecifieke
                        fusietoets als het concentratietoezicht op grond van de Mededingingswet.
                     
• De reikwijdte van de zorgspecifieke fusietoets wordt verduidelijkt door te werken
                        met heldere omzetdrempels.
                     
• De procedures van de zorgspecifieke fusietoets en het fusietoezicht op grond van de
                        Mededingingswet worden gestroomlijnd.
                     
• De zorgspecifieke fusietoets wordt aangescherpt doordat partijen expliciet worden
                        verplicht om in de effectrapportage te motiveren welke alternatieven voor een fusie
                        zijn afgewogen.
                     
Daarnaast creëert het wetsvoorstel «Positionering taken NZa» de mogelijkheid om fusies
                  in het kader van de zorgspecifieke fusietoets te laten toetsen op nadere bij ministeriële
                  regeling te bepalen eisen. Zoals ik in de nota naar aanleiding van het nader verslag
                  bij dit wetsvoorstel heb toegelicht, vind ik een aanscherping van de zorgspecifieke
                  fusietoets gepast indien hiermee (i) meer waarborgen worden gecreëerd tegen de risico’s
                  van zorgfusies, (ii) voldoende ruimte blijft voor fusies die voordelen met zich brengen
                  en (iii) het fusietoezicht met het oog op onder andere regeldruk en toezichtlasten
                  praktisch werkbaar, uitvoerbaar en handhaafbaar blijft voor partijen en toezichthouders.
                  Tegen deze achtergrond heb ik de ACM gevraagd om, samen met de NZa en de IGJ, vanuit
                  het perspectief van toezichthouder haar visie te geven.
               
3. Reactie van de ACM
               
In haar brief staat de ACM, samen met de NZa en de IGJ, kort stil bij ontwikkelingen
                  in haar fusietoezicht op grond van de Mededingingswet en worden vanuit het perspectief
                  van toezichthouder enkele suggesties gedaan voor het beleid ten aanzien van zorgfusies.
                  De ACM benadrukt daarbij dat deze suggesties een eerste inventarisatie betreffen die
                  verdere uitwerking vereisen, waaronder of zij passen binnen (Europese) regelgeving.
                  Ook benoemt de ACM dat de beleidsopties extra administratieve lasten en uitvoeringslasten
                  meebrengen. Ten slotte vereisen de maatregelen specifieke expertise bij de uitvoerende
                  organisatie(s).
               
Ontwikkelingen fusietoezicht op grond van de Mededingingswet
In haar brief licht de ACM toe dat het bestaande wettelijke instrumentarium in de
                  Mededingingswet voldoet om fusies tegen te houden die als gevolg van een beperking
                  van de mededinging leiden tot een verslechtering van kwaliteit of hogere prijs. Relevant
                  daarbij is dat de ACM ter versterking van haar toezichtpraktijk verschillende onderzoeken
                  heeft verricht naar de effecten van ziekenhuisfusies. In deze onderzoeken concludeerde
                  de ACM dat de prijs van de zorg als gevolg van ziekenhuisfusies relatief stijgt, terwijl
                  de kwaliteit van de zorg niet aantoonbaar verbetert. Mede naar aanleiding van deze
                  onderzoeken heeft de ACM bekend gemaakt dat zij haar aandacht voor de concurrentierisico’s
                  van ziekenhuisfusies zal verscherpen. Dat kan betekenen dat de ACM vaker mededingingsrisico’s
                  constateert en eerder ziekenhuisfusies verbiedt.3 De ACM is van plan volgend jaar ook onderzoeken te verrichten naar effecten van fusies
                  in de geestelijke gezondheidszorg en de thuiszorg.
               
Suggesties voor beleid
De ACM beschrijft opties die zien op (het voorkomen van) schaalgrootte en machtsposities
                  (1–3) en maatregelen die specifieke risico’s van zorgfusies adresseren (A-C). De ACM
                  benadrukt dat geen van haar suggesties een volledig verbod op fusies of een algemeen
                  «nee, tenzij»-beleid inhouden. De ACM acht een algemeen «nee, tenzij»-beleid onwenselijk
                  vanwege het risico dat fusies die voordelen opleveren voor patiënten en verzekerden
                  niet tot stand komen. Ook zijn algemene normen voor de menselijke maat van zorginstellingen
                  en bereikbaarheid van zorg niet goed te operationaliseren. De ACM heeft deze opties
                  daarom niet verder uitgewerkt. In het onderstaande ga ik in op de beleidssuggesties
                  en geef ik mijn reactie. De ACM beschrijft drie opties die zien op (het voorkomen
                  van) schaalgrootte en machtsposities.
               
1. Fusies waarbij één van de zorgaanbieders over een machtspositie beschikt zijn in
                     bepaalde situaties en bepaalde zorgsectoren verboden, tenzij hier substantiële voordelen
                     tegenover staan.
Deze suggestie ziet op het verbieden van fusies met een partij met aanmerkelijke marktmacht
                  om potentieel schadelijke effecten van zorgfusies die samenhangen met marktmacht te
                  voorkomen. Onder het huidige regime zijn fusies met een zorgaanbieder met aanmerkelijke
                  marktmacht soms toegestaan op grond van de Mededingingswet. Dit kan het geval zijn
                  indien een fusie geen gevolgen heeft voor de keuzemogelijkheden van patiënten of de
                  inkoop door zorgverzekeraars, bijvoorbeeld omdat de betrokken partijen in andere regio’s
                  of in andere zorgsectoren opereren. Er leven zorgen dat er aan een dergelijke fusie
                  niettemin risico’s kunnen kleven voor bijvoorbeeld de complexiteit en flexibiliteit
                  van de organisatie. De voorgestelde maatregel biedt daarom meer waarborgen terwijl
                  er toch ruimte blijft voor fusies die leiden tot betere zorg. Ik zie hier potentiële
                  meerwaarde in en ben voornemens om deze suggestie samen met de toezichthouders verder
                  uit te werken om de wenselijkheid en haalbaarheid beter te kunnen beoordelen.
               
2. Verplichting voor zorgaanbieders met een machtspositie om delen van zorg af te
                     stoten als dit vanuit een kosten- en toegankelijkheidsperspectief wenselijk is.
Zoals de ACM ook in haar reactie opmerkt, betreft dit vergaand ingrijpen in de ondernemingsvrijheid
                  van zorgaanbieders. Daarnaast grijpt de maatregel mijns inziens in op de rollen van
                  zorgaanbieders, zorgverzekeraars en Wlz-uitvoerders om samen tot goede afspraken te
                  komen over waar patiënten het beste zorg kunnen krijgen en heeft een dergelijke maatregel
                  grote gevolgen voor de bedrijfsvoering van een zorgaanbieder. Op dit moment vind ik
                  de noodzaak en proportionaliteit van een dergelijke bevoegdheid, bovenop de bestaande
                  bevoegdheden, niet aangetoond. Ik zal deze suggestie daarom niet verder uitwerken.
               
3. Fusies boven een bepaalde schaalgrootte zijn verboden, tenzij hier substantiële
                     voordelen tegenover staan.
Ik ben van mening dat het stellen van een algemene grens aan de grootte van zorginstellingen
                  teveel nadruk legt op schaalgrootte ten opzichte van de publieke belangen inzake de
                  betaalbaarheid, kwaliteit en toegankelijkheid van zorg. Ook gaat het stellen van een
                  generieke norm naar mijn oordeel voorbij aan de complexiteit en de dynamische omstandigheden
                  waarin zorginstellingen opereren. Ik zal deze suggestie daarom niet verder uitwerken.
               
Naast bovenstaande suggesties gaat de ACM in op drie mogelijke maatregelen die specifieke
                  risico’s van zorgfusies adresseren.
               
A. Toets op risico’s voor veiligheid voor zorg
Zoals in de reactie van de ACM wordt toegelicht, kan de IGJ de gevolgen van een fusie
                  voor de kwaliteit of veiligheid van zorg niet met zekerheid voorspellen. Wel neemt
                  zij in haar huidige toezichtpraktijk mee dat fusies in algemene zin een risicovol
                  proces voor de kwaliteit en veiligheid kunnen vormen. De beleidssuggestie die wordt
                  voorgesteld is om de mogelijkheid te creëren om een fusie niet in behandeling te nemen
                  of een lopende behandeling te staken als de IGJ een maatregel heeft opgelegd bij (één
                  van) de fusiepartijen, zodat mogelijke extra risico’s voor de kwaliteit en veiligheid
                  van zorg kunnen worden voorkomen. Wel benadrukken de toezichthouders dat voor effectieve
                  inzet van de maatregel het noodzakelijk is dat objectieve criteria worden uitgewerkt
                  die bepalen wanneer een fusie niet mag worden aangemeld en dus (voorlopig) geen doorgang
                  mag vinden. Ik zal de IGJ vragen uit te werken of zij dergelijke criteria haalbaar
                  en werkbaar acht. Ik hecht er daarbij aan dat wordt meegenomen dat een fusie in specifieke
                  gevallen noodzakelijk kan zijn om de minimumkwaliteit -of toegankelijkheid van zorg
                  te waarborgen, bijvoorbeeld indien dit de enige manier is om de continuïteit van de
                  zorg te waarborgen.
               
B. Uitbreiding van bestaande zorgspecifieke fusietoets op continuïteit van zorg
De suggestie houdt in dat fuserende zorgorganisaties een scenario uitwerken hoe de
                  zorg wordt geleverd indien de fuserende organisaties de zorg niet meer kunnen leveren,
                  bijvoorbeeld omdat zij failliet gaan. Omdat de suggestie naar mijn mening inhoudelijk
                  geen extra waarborgen creëert ten opzichte van de huidige toets, maar wel tot extra
                  regeldruk en toezichtlasten leidt, acht ik de meerwaarde van deze suggestie beperkt.
                  Ook merk ik op dat bij het waarborgen van de continuïteit van zorg een expliciete
                  taak is weggelegd voor zorgverzekeraars en Wlz-uitvoerders via de zorgplicht. Ik zal
                  deze suggestie daarom niet verder uitwerken.
               
C. Beheersbaarheidsmaatregelen bestuurbaarheid
De grootte of complexiteit van organisaties kan risico’s creëren voor de bestuurbaarheid.
                  Mede daarom neemt de IGJ een eventuele fusie mee als belangrijk aandachtspunt bij
                  haar toezicht op de kwaliteit en veiligheid van de zorgverlening. Zoals ook de ACM
                  in haar reactie opmerkt, wordt met het wetsvoorstel Aanpassingswet Wet toetreding
                  zorgaanbieders (AWtza) het toezicht op de naleving van de regels rond de transparante
                  financiële bedrijfsvoering geconcentreerd bij de NZa. Ik zie op dit moment geen aanleiding
                  om, naast het doorlopende toezicht van NZa en IGJ op goed bestuur en de regels die
                  hiervoor in de AWtza worden opgenomen, aanvullende maatregelen te nemen ten aanzien
                  van de fusietoets.
               
Vervolgstappen
In deze brief ben ik ingegaan op verschillende ontwikkelingen op het terrein van fusies
                  in de zorg. Ik ben de ACM, de NZa en de IGJ zeer erkentelijk voor hun analyse en de
                  beleidssuggesties die zij vanuit het perspectief van toezichthouder hebben gedaan.
                  In deze brief heb ik toegelicht dat ik enkele suggesties verder zal onderzoeken en
                  uitwerken om tot afgewogen beleidsconclusies te komen over de wenselijkheid en haalbaarheid
                  van mogelijke aanscherpingen van het fusietoezicht in de zorg. Ik streef ernaar uw
                  Kamer begin 2019 over de uitkomsten en mijn conclusies te informeren.
               
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport