Brief regering : Inzet snelle reactiemachten in 2019
29 521 Nederlandse deelname aan vredesmissies
Nr. 369 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 oktober 2018
Inleiding
Zoals gemeld in de brief over de toekomstige Nederlandse inspanningen in missies en
operaties (Kamerstuk 29 521, nr. 363) heeft het kabinet besloten tot een meerjarige Nederlandse deelname (tot en met 2020,
met jaarlijks ijkmoment) aan de vooruitgeschoven NAVO-aanwezigheid in Litouwen. Met
deze brief wordt uw Kamer mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken over de concrete
invulling van de Nederlandse bijdrage geïnformeerd, evenals over de militaire eenheden
die Nederland in 2019 gereedstelt voor de enhanced NATO Response Force (eNRF). Tevens wordt met deze brief de toezegging gestand gedaan om u te informeren
over de procedures die betrekking hebben op het informeren van uw Kamer met betrekking
tot snel inzetbare capaciteiten.
In het kader van geloofwaardige afschrikking heeft de NAVO tijdens voorgaande toppen
in Wales (2014) en Warschau (2016) reeds besloten tot de ontplooiing van een vooruitgeschoven
NAVO-aanwezigheid in de Baltische staten en Polen, als geruststellende maatregel voor
deze landen en ter afschrikking van Rusland (Kamerstuk 28 676, nrs. 210 en 252). Daarnaast is een versterkte (enhanced) NATO Response Force ingesteld. De vooruitgeschoven aanwezigheid in de Baltische Staten en Polen is een
doorlopende bondgenootschappelijke activiteit die in elk geval noodzakelijk blijft
zolang Rusland volhardt in de huidige opstelling. Op dit ogenblik zijn er geen aanwijzingen
die duiden op een veranderde Russische positie.
Tijdens de NAVO-top in Warschau (2016) is besloten dat de relatie met Rusland moet
bestaan uit geloofwaardige afschrikking enerzijds en dialoog anderzijds. Ook tijdens
de afgelopen NAVO-top in Brussel (2018) was er veel aandacht voor de NAVO-relatie
met Rusland, zoals uw Kamer in het verslag van deze top is gemeld (Kamerstuk 28 676, nr. 302). Binnen de NAVO beklemtoont Nederland het belang van dialoog met Rusland, onder
andere in de NAVO-Rusland Raad (NRR). Daarnaast blijft het van belang met name de
militaire communicatiekanalen te versterken om ongelukken en onbedoelde escalaties
in het militaire domein te voorkomen. Hoewel de dialoog met Rusland nog steeds moeizaam
verloopt, zijn er op het vlak van de militaire communicatie enkele bescheiden stappen
gezet, zoals de ontmoeting tussen SACEUR en de Russische militaire chefstaf Gerasimov
eerder dit jaar, opgevolgd door een telefoongesprek.
In EU verband is de afgelopen periode eveneens hard gewerkt aan het versterken van
het Europese veiligheids-en defensiebeleid. Dat geldt ook op het gebied van snel inzetbare
eenheden, zo wordt het instrument van de EU battlegroup voortdurend geëvalueerd. Onder de lidstaten is sprake van algemene overeenstemming
dat Europa op veiligheidsterrein meer verantwoordelijkheid moet nemen. Noemenswaardig
is voorts het project European Union Force Crisis Response Operation Core (EUFOR CROC). Dit project, dat is opgezet in het kader van Permanent Structured Cooperation (PESCO), voorziet in een studie naar de mogelijkheden voor een follow-on force voor de EU battlegroup (EUBG). Voorzien is dat er eind 2018 een studierapport wordt aangeboden aan de Raad.
Duitsland, Frankrijk, Italië, Spanje en Cyprus zijn deelnemende landen. Nederland,
België en Tsjechië hebben een observer-status.
Nederlandse bijdrage aan de vooruitgeschoven aanwezigheid in Litouwen in 2019
Framework Nation Duitsland leidt een multinationale battlegroup met een omvang tussen de 1.000 en 1.300 militairen in Litouwen. Duitsland levert
een groot deel van de staf en een compagnie. Tsjechië levert in de eerste helft van
2019 een compagnie. Noorwegen is voornemens om vanaf de tweede helft van 2019 een
meerjarige bijdrage, bestaande uit een compagnie aan de vooruitgeschoven NAVO-aanwezigheid
in Litouwen te leveren. In de tweede helft van 2019 is België voornemens om een compagnie
te leveren.
In 2019 bestaat de Nederlandse bijdrage aan de vooruitgeschoven NAVO-aanwezigheid
planmatig uit een compagnie, inclusief ondersteuning (ongeveer 270 militairen). De
bijdrage wordt bepaald aan de hand van de benodigde capaciteit in de battlegroup en de beschikbare capaciteit in Nederland. Evenals in 2018 levert Nederland tevens
experts op het gebied van strategische communicatie en cyberveiligheid. Ook levert
Nederland staffunctionarissen voor de staf van de multinationale battlegroup. De kosten van de Nederlandse bijdrage aan de vooruitgeschoven NAVO-aanwezigheid
in Litouwen in 2019 zijn geraamd op 22 miljoen euro en worden gefinancierd uit het
Budget Internationale Veiligheid (BIV).
De Nederlandse eenheid maakt zoals gezegd deel uit van de multinationale battlegroup onder leiding van Duitsland. Deze is als geheel ingedeeld bij de Litouwse Iron Wolf brigade en zal ook gezamenlijk oefenen. De nadruk zal liggen op verdere integratie
van de multinationale battlegroup in de Litouwse nationale verdedigingsplannen.
Omdat het van belang is een goed zicht te hebben op relevante politieke ontwikkelingen
in de regio, alsmede bij te dragen aan een zo groot mogelijk draagvlak onder de Litouwse
bevolking voor de NAVO-aanwezigheid, wordt de Nederlandse diplomatieke presentie in de regio blijvend uitgebreid
en heeft Nederland een defensieattaché geplaatst op de Nederlandse ambassade in Vilnius
voor de duur van de bijdrage aan enhanced Forward Presence. De Nederlandse eenheden zullen, in nauwe samenwerking met de ambassade in Vilnius,
activiteiten ontplooien die de zichtbaarheid van de NAVO -aanwezigheid en daarmee
het vertrouwen van de Litouwse bevolking, waaronder de Russischtalige minderheid,
verder vergroten. Het draagvlak onder de Litouwse bevolking is onverminderd groot.
Zo steunt meer dan 80 procent van de bevolking de NAVO-aanwezigheid in Litouwen.
Voorafgaand aan deelname aan enhanced Forward Presence doorloopt de Nederlandse eenheid een intensief trainingsprogramma. Tijdens deelname wordt dit programma in multinationaal verband voortgezet. Het trainingsprogramma
ligt in het verlengde van de activiteiten die nodig zijn om de operationele gereedheidsstatus
te handhaven en te vergroten. De getraindheid van de ingezette eenheid neemt daarmee
toe. De druk op gereedstelling voor de overige eenheden van de landmacht blijft aanwezig
door de benodigde ondersteuning in Litouwen met schaarse, en soms op dit moment niet
volledig met personeel gevulde, logistieke, verbindings- en stafcapaciteiten. De capaciteiten
in enhanced Forward Presence worden nauw bezien in samenhang met de overige missies en stand-by opdrachten in
2019 en latere jaren. Te allen tijde blijft de verantwoorde inzet van personeel en
materieel voorop staan.
Nederlandse bijdragen aan de enhanced NATO Response Force en de EU Battlegroup
Naast de Nederlandse bijdrage aan de vooruitgeschoven aanwezigheid in Litouwen, stelt
Nederland in 2019 ook militaire eenheden gereed voor de enhanced NATO Response Force (eNRF). In 2019 zal Nederland geen eenheden aanbieden ten behoeve van de EU battlegroup. In de tweede helft van 2020 zal Nederland wel weer bijdragen aan de EU battlegroup.
Nederlandse bijdrage aan de enhanced NATO Response Force (eNRF)
De enhanced NATO Response Force bestaat uit land-, lucht- en maritieme componenten. De eNRF is opgebouwd uit drie
echelons met een verschillende gereedheid. De eenheden met de kortste reactietijd
zijn onderdeel van de Very high readiness Joint Task Force (VJTF). Eenheden met een iets langere reactietijd maken deel uit van de Initial Follow-on Forces Group (IFFG). De overige eenheden die toebedeeld zijn aan de eNRF maken deel uit van de
Follow-on Forces Group (FFG).
Aan de VJTF levert Nederland in 2019 transportcapaciteit en F-16 gevechtsvliegtuigen.
Ook wordt in 2019 het hoofdkwartier van het 1e Duits-Nederlandse legerkorps, inbegrepen het Nederlandse deel, ingezet als Land Component Command (LCC) van de VJTF. Daarnaast draagt Nederland een battlegroup bij en integreert Nederland enkele specifieke capaciteiten in multinationale ondersteuningseenheden.
Nederland levert verder een Special Operations Land Task Group en personeel ten behoeve van het Special Operations Command Center. Nederland voert tot en met juni 2019 het commando over Standing NATO Maritime Group 2 (SNMG-2) en levert daarbij een staf en een fregat als stafschip. SNMG-2 opereert
hoofdzakelijk in de Middellandse Zee-regio. Vanaf 1 augustus tot het eind van het
jaar levert Nederland een fregat aan de Standing NATO Maritime Group 1. Tot slot wordt tweemaal een mijnenjager aan de NATO Mine Counter Measures Group 1 aangeboden voor periodes van drie tot vier maanden.
Nederland draagt in 2019 bij aan de Initial Follow-on Forces Group (IFFG) met een amfibische taakeenheid als onderdeel van een Britse amfibische taakgroep.
In de tweede helft van 2019 levert Nederland een onderzeeboot.
Aan de Follow-on Forces Group (FFG) levert Nederland gedurende het hele jaar F-16 gevechtsvliegtuigen.
In het kader van de geruststellende maatregelen voor de oostelijke bondgenoten neemt
Nederland deel aan diverse oefeningen in het noordelijke en oostelijke deel van het
verdragsgebied, waaronder Noble Jump 2019 in Polen en Baltops 2019 in de Baltische Zee.
De kosten die worden gemaakt voor de gereedstelling ten behoeve van de eNRF, worden
betaald uit de gereedstellingsbudgetten van de Defensieonderdelen. Daarnaast worden
additionele kosten gemaakt ten behoeve van de voorbereiding van daadwerkelijke inzet
van de eNRF. Dit zijn bijvoorbeeld kosten om beschikbaarheid van transport te kunnen
garanderen. Hiervoor moeten contracten worden afgesloten met diverse private leveranciers.
Deze kosten worden betaald uit het BIV, in overeenstemming met de kabinetsreactie
op de beleidsdoorlichting BIV.
Verhogen (basis)gereedheid
De gevolgen van eerdere bezuinigingen, de intensieve inzet van de krijgsmacht en de
grotere nadruk op herstel van de basisgereedheid hebben er toe geleid dat het ambitieniveau
wat betreft de Nederlandse bijdrage aan snel inzetbare capaciteiten op enkele onderdelen
knelt met de op dit moment beschikbare capaciteit. Vooral het voortzettingsvermogen
is beperkt als gevolg van de verkleining van de Krijgsmacht. Dit is onderwerp van
gesprek tussen Nederland en de NAVO (SACEUR). In de Defensienota (Kamerstuk 34 919, nr. 1) is het herstel van de basisgereedheid en snelle inzetbaarheid als prioriteit aangemerkt.
Het opbouwen hiervan zal onder andere tijd vergen, onder andere vanwege de langdurige
verwervingstrajecten voor hoogwaardig materieel en de uitdagingen die bestaan op het
gebied van personeel.
Het verbeteren van gereedheid en het reactievermogen van de NAVO staat hoog op de
agenda van de NAVO. De meest recente ontwikkeling op deze onderwerpen is het zogenaamde
Readiness Initiative dat tijdens de Top in Brussel (Kamerstuk 28 676, nr. 304) is verwelkomd door de staatshoofden en regeringsleiders, ook wel bekend als het
4x30 initiatief1. Nederland zal met bondgenoten het gesprek aangaan over de wijze waarop invulling
gegeven kan worden aan dit initiatief. Net als Nederland kampen ook krijgsmachten
van bondgenoten met de gevolgen van het toegenomen beslag dat op hen wordt gelegd
als gevolg van de verslechterde veiligheidssituatie ten Oosten en Zuiden van Europa.
Diezelfde krijgsmachten ondervinden nog gevolgen van bezuinigingen uit het verleden.
Daarnaast is het van belang ervoor te waken dat nieuwe initiatieven alleen op papier
en niet in de praktijk worden uitgevoerd en dat de landen de daarvoor benodigde capaciteiten
(ook op de langere termijn) metterdaad kunnen leveren.
Procedures omtrent inzet snelle reactiemachten
Tijdens het AO over de NAVO ministeriële op 30 mei 2018, is toegezegd uw Kamer nader
te informeren over de procedures die betrekking hebben op het informeren van uw Kamer
met betrekking tot snel inzetbare capaciteiten. Met deze brief doe ik deze toezegging
gestand, in aanvulling op de brief over parlementaire betrokkenheid bij de inzet van
de Very High Readiness Joint Task Force (VJTF) (Kamerstuk 29 521, nr. 279) en het verslag van de bijeenkomst van de NAVO-ministers van Defensie op 24 en 25 juni
2015 te Brussel, waarin de betrokkenheid van het parlement ook aan bod is gekomen
(Kamerstuk 28 676, nr. 226).
Uw Kamer wordt vooraf geïnformeerd over Nederlandse bijdragen aan snelle reactiemachten.
De parlementaire betrokkenheid nadat Nederland een bijdrage heeft toegezegd, is voor
zowel de enhanced NATO Response Force als de EU battlegroup afhankelijk van de inzetomstandigheden. In dat kader worden hieronder drie mogelijke
scenario’s geschetst.
Alarmeringsoefeningen
Er wordt regelmatig geoefend met de diverse snel inzetbare capaciteiten. Deze oefeningen
zijn gericht op het verbeteren van de gevechtscapaciteit en interoperabiliteit en
maken deel uit van het reguliere takenpakket van de desbetreffende eenheid. Net zoals
bij andere oefeningen wordt uw Kamer niet over deze gereedstellingsactiviteiten geïnformeerd.
Crisisbeheersing
De Noord-Atlantische Raad (NAR) of de Raad Buitenlandse Zaken kunnen (bij consensus)
besluiten eenheden in te zetten voor crisisbeheersing, humanitaire hulp of conflictpreventie.
Indien Nederlandse eenheden hiervoor worden ingezet en als zij in de uitoefening van
hun taak geweld moeten kunnen toepassen of blootgesteld kunnen worden aan geweld is
de artikel 100-procedure van toepassing.
Artikel 5-situatie (NAVO)
Artikel 5 van het Noord-Atlantisch Verdrag bepaalt dat een gewapende aanval tegen
één of meer van de bondgenoten als een aanval tegen alle bondgenoten wordt beschouwd.
De NAR stelt bij consensus vast of er sprake is van een gewapende aanval en op welke
wijze de NAVO hierop reageert. Het is mogelijk dat ook Nederlandse eenheden in een
artikel 5-situatie worden ingezet. In dat geval is sprake van verdediging van het
Koninkrijk en het Bondgenootschap, zoals bedoeld in artikel 97 van de Grondwet. Hierbij
wordt ernaar gestreefd de Kamer zo snel mogelijk over deze (voorziene) inzet te informeren.
Indien mogelijk zal uw Kamer vooraf worden geïnformeerd over de inzet van de eNRF
in het kader van de collectieve verdediging. Het is echter altijd denkbaar dat de
eNRF op zeer korte termijn zal moeten reageren op een opkomende of manifeste dreiging,
waardoor uw Kamer niet vóór de inzet kan worden geïnformeerd. In een dergelijk geval
zal uw Kamer zo spoedig mogelijk na de inzet worden geïnformeerd.
Daarnaast kan een NAVO-bondgenoot die zich bedreigd voelt in zijn territoriale integriteit,
politieke onafhankelijkheid of veiligheid, verzoeken om consultaties op grond van
artikel 4 van het NAVO-verdrag. De NAR kan na deze consultaties eventueel, bij consensus,
een besluit nemen om de eNRF, of andere NAVO-eenheden, uit te zenden, teneinde verdere
politieke of militaire escalatie te voorkomen. In het geval van oplopende spanningen
is het voorts mogelijk dat SACEUR voorstelt preventief eenheden te ontplooien. Ook
in dit geval is consensus van de NAR nodig. Indien inzet van Nederlandse eenheden
in een dergelijk scenario is voorzien, wordt ernaar gestreefd uw Kamer daarover zo
spoedig mogelijk te informeren. Ook hier geldt dat indien mogelijk uw Kamer vooraf
zal worden geïnformeerd over de inzet van de eNRF in het kader van de collectieve
verdediging. Het is echter altijd denkbaar dat de eNRF op zeer korte termijn zal moeten
reageren op een opkomende of manifeste dreiging, waardoor uw Kamer niet vóór de inzet
kan worden geïnformeerd. In een dergelijk geval zal uw Kamer zo spoedig mogelijk na
de inzet worden geïnformeerd.
EULEX Kosovo
In het verslag van de Raad Algemene Zaken en de Raad Buitenlandse Zaken (Kamerstuk
21 501-02, nr. 1876) is op 30 mei 2018 uw Kamer geïnformeerd over het verzoek van de EU aan de European Gendarmerie Forces (EGF) om capaciteiten ter beschikking te stellen aan de nieuw op te richten EULEX
Kosovo reserve forces. De EGF heeft naar aanleiding van dit verzoek haar lidstaten verzocht om een bijdrage.
Concreet heeft dit ertoe geleid dat Nederland de mogelijkheid heeft onderzocht om
vanaf het vierde kwartaal van 2019 voor de duur van zes maanden op afroep een crowd and riot control peloton (77 personen) van de Koninklijke Marechaussee (KMar) ter beschikking te stellen
voor de EULEX reserve forces. Gebleken is echter dat een dergelijke bijdrage zou leiden tot onwenselijke verdringingseffecten
en als gevolg daarvan zal er geen capaciteit door de KMar voor dit verzoek van de
EGF beschikbaar worden gesteld. De EGF is van dit besluit op de hoogte gebracht.
De Minister van Defensie,
A.Th.B. Bijleveld-Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie