Brief regering : Verslag bijeenkomst NAVO-ministers van Defensie op 3 en 4 oktober 2018 te Brussel
28 676 NAVO
Nr. 304
BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 oktober 2018
Inleiding
Hierbij bied ik u het verslag aan van de bijeenkomst van de NAVO-ministers van Defensie
op 3 en 4 oktober jl. te Brussel. Deze ministeriële stond voornamelijk in het teken
van de opvolging van de uitkomsten van de NAVO-Top die op 11 en 12 juli jongstleden
in Brussel plaatsvond. Zoals verwacht, was het belangrijkste onderwerp de lastenverdeling
binnen het Bondgenootschap. Daarnaast werd in de werksessie gesproken over de samenwerking
tussen de EU en de NAVO en over het versterken van de Deterrence & Defence Posture van de NAVO. Ook kwam de NAVO-Georgië Commissie bijeen en was er een zitting van
de Nuclear Planning Group.
Uit de korte bijeenkomst van de NAVO-Georgië Commissie bleek wederom de brede waardering
van de bondgenoten voor het hervormingsproces en de implementatie van het Substantial NATO Georgia Package (SNGP), dat door de Georgische Minister van Defensie werd toegelicht.
Tijdens het werkdiner wisselden de Ministers van gedachten over de op de Top gemaakte
afspraken op het gebied van burden sharing en op welke wijze daar door de landen nu inhoud aan moet worden gegeven. Uiterlijk
op 31 december 2018 moeten alle bondgenoten een «credible national plan» bij de NAVO indienen waarin staat hoe zij de in 2014 in Wales gemaakte afspraken
in de jaren tot aan 2024 zullen gaan uitvoeren. In deze plannen dient, naast een realistisch
pad richting 2% defensie-uitgaven en 20% investeringsquote in 2024, ook aandacht te
worden gegeven aan de invulling van de binnen NAVO afgesproken Capability Targets als ook de voornemens ten aanzien van deelname aan missies en operaties in het komende
jaar.
Zoals ook uit het communiqué van de Top blijkt, is er bij de bondgenoten een duidelijk
besef dat de huidige veiligheidsdreigingen vragen om een structurele verhoging van
de defensie-uitgaven. Ik heb aangegeven dat Nederland het gevoel van urgentie deelt
en toegelicht welke stappen het kabinet al heeft gezet. Ik heb er daarbij specifiek
op gewezen dat het belangrijk is een goede balans te vinden tussen politiek commitment
en datgene wat in de realiteit mogelijk is.
Tijdens het eerste deel van de werksessie spraken de Ministers, in aanwezigheid van
Hoge Vertegenwoordiger Mogherini als ook mijn collega’s uit Zweden en Finland over
de samenwerking tussen de EU en NAVO. Het ging daarbij vooral over cyber, hybride
dreigingen, militaire mobiliteit en de diverse defensie-initiatieven in beide organisaties.
Alle deelnemers waren het erover eens dat het in het belang van zowel de NAVO als
de EU is om bestaande en toekomstige initiatieven op defensiegebied, bijvoorbeeld
op het gebied van militaire mobiliteit en het verbeteren van infrastructuur maar ook
waar het gaat om interoperabiliteit, goed op elkaar af te stemmen. Intensief wederzijds
contact moet ervoor zorgen dat duplicatie en mogelijke misverstanden worden voorkomen.
Tot slot spraken we in uitsluitend NAVO-verband verder over het versterken van de
Deterrence & Defence Posture. Tijdens deze sessie gaf de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiger bij de NAVO,
namens mij, dezelfde presentatie over het verijdelen van de Russische cyber-aanval
op de OPCW als ik gelijktijdig in Nederland hierover gaf. Er bestond brede waardering
voor het kordate Nederlandse optreden. Mede hierdoor werd ook in de rest van deze
werksessie uitgebreid ingegaan op de toenemende militaire, cyber en hybride activiteiten
van Rusland en de dreiging die hiervan voor de NAVO uitgaat.
Georgië
Tijdens de bijeenkomst van de NAVO-Georgië Commissie werd brede waardering uitgesproken
voor het nationale hervormingsproces in Georgië. Ook werd de steun van de NAVO voor
de soevereiniteit en territoriale integriteit van Georgië herbevestigd. De Georgische
Minister van Defensie Izoria lichtte het hervormingsproces in de veiligheidssector
toe, waarbij zaken als verbeterde transparantie, versterking van militaire capaciteiten
en een verdere professionalisering van de strijdkrachten centraal staan. Voorts gaf
Minister Izoria aan dat het lidmaatschap van de NAVO een strategisch doel voor zijn
land zal blijven, maar over het lidmaatschapsthema werd verder geen inhoudelijke discussie
gevoerd. Ook het verlenen van de MAP-status kwam niet aan de orde.
De Secretaris-generaal benoemde in zijn introductie vooral de implementatie van het
Substantial NATO Georgia Package (SNGP), de in dat kader doorgevoerde hervormingen en de samenwerking met Georgië
in het kader van de Zwarte Zee regio. Conform het unanieme NAVO- standpunt veroordeelde
hij de Russische erkenning van Abchazië en Zuid-Ossetië als «onafhankelijke» landen.
Tegen deze achtergrond werd nader ingegaan op de aanhoudende politieke en militaire
druk vanuit Rusland. Ik heb de samenwerking van Nederland met Georgië genoemd, in
het bijzonder de goede samenwerking tussen Instituut Clingendael en de «Defence Institution Building School» in Tbilisi. Ik heb daarbij aangegeven dat Nederland op dit moment verkent op welke
manier verder kan worden bijdragen aan het steunpakket.
Lastenverdeling
Zoals verwacht lag de nadruk van de bijeenkomst van de Ministers van Defensie op het
heikele thema lastenverdeling («burden sharing»). De bijeenkomst was een moment van reflectie over wat er precies tijdens de Top
hierover is afgesproken. De Secretaris-generaal verwees naar de Top en stelde onomwonden
dat het inmiddels politieke realiteit is geworden dat verwacht wordt dat de defensie-uitgaven
van de bondgenoten in 2024 2% van het bbp zullen bedragen. Hij benadrukte zijn zienswijze
dat de tot nu toe gebruikte formulering die in 2014 tijdens de Top in Wales door de
regeringsleiders was afgesproken («streven te groeien naar 2% bbp in 2024») was ingehaald
door de werkelijkheid en niet meer houdbaar. Diverse bondgenoten, waaronder de VS
en het VK, onderstreepten de noodzaak om te voldoen aan de NAVO-richtlijn van 2% bbp
voor defensie-uitgaven en dat van dat bedrag 20% moet worden besteed aan investeringen.
Twee procent is meer en meer het te bereiken doel geworden.
Ik heb aangegeven dat Nederland het gevoel van urgentie deelt – ook in het licht van
de ontwikkeling van de internationale veiligheidssituatie – en dat vervolgstappen
nodig zijn ten behoeve van een eerlijke en evenwichtige lastenverdeling. Ik heb de
stappen geschetst die het kabinet al heeft gezet en daarbij het verband gelegd met
het vervullen van de binnen de NAVO afgesproken nationale capaciteitsdoelstellingen
(«Capability Targets»). Het is immers niet alleen van belang om meer geld aan Defensie uit te geven, maar
ook om dat extra geld zodanig te besteden dat we daarmee beter in staat zijn de capaciteiten
die NAVO van ons vraagt te kunnen leveren. Ik heb er tegen deze achtergrond specifiek
op gewezen dat het belangrijk is een goede balans te vinden tussen politiek commitment
en datgene wat in de realiteit mogelijk is. Met de voorbereidings- en uitvoeringscyclus
van nieuwe investeringen in mensen en materieel gaat immers veel tijd gemoeid.
Tijdens de Top is de afspraak gemaakt om voor het eind van 2018 geloofwaardige nationale
plannen in te dienen over het in de praktijk invulling geven aan de Wales-afspraken.
Tijdens het werkdiner bespraken we de wijze waarop we als individuele NAVO-landen
opvolging kunnen geven aan deze afspraak. De plannen zijn vooralsnog vormvrij, maar
worden wel geacht informatie te bevatten op het gebied van alle drie de aspecten van
«burden sharing» (cash, capabilities en contributions). Naast een politieke committering, bij voorkeur op het niveau van regeringsleiders,
moeten de plannen zoveel mogelijk de toekomstige richting schetsen, zowel op het gebied
van geld als op het gebied van de capaciteiten die daarmee daadwerkelijk kunnen worden
gerealiseerd. Tijdens de volgende bijeenkomst van de Ministers van Defensie, op 5
en 6 februari 2019, zal een eerste discussie plaatsvinden over de ingediende nationale
plannen. Zoals ik de Kamer heb toegezegd tijdens het Algemeen Overleg op 27 september,
zal ik het nationale plan ter informatie aan uw Kamer toezenden alvorens dit voor
het eind van dit jaar aan de NAVO aan te bieden.
EU-NAVO
De werksessie van de Ministers van Defensie op 4 oktober was door de Secretaris-generaal
in twee delen geknipt teneinde, in het bijzijn van Finland, Zweden en HV Mogherini,
de samenwerking tussen EU en NAVO te kunnen bespreken. Tijdens het eerste deel van
de sessie werd vooral aandacht gegeven aan cyber, hybride dreigingen, militaire mobiliteit,
de samenwerking tussen de EU en de NAVO op de Zuidflank als ook de stand van zaken
m.b.t. de diverse defensie-initiatieven in beide organisaties. Aangezien ikzelf op
4 oktober in Nederland moest zijn vanwege de bekendmaking van de verijdeling van de
cyberaanval van Rusland op de OPCW, werd mijn plaats in de vergadering ingenomen door
de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiger bij de NAVO, ambassadeur Gerards.
Het belang en het nut van EU-NAVO samenwerking werd breed gedragen. Wel werd (wederom)
duidelijk aangegeven dat duplicatie moet worden vermeden, dat versterking van de militaire
capaciteiten van de EU ook aan de NAVO ten goede moeten komen, dat zoveel mogelijk
naar synergie moet worden gezocht en dat erop moet worden gelet dat wederzijdse uitsluiting
wordt vermeden. Nederland onderschrijft vanzelfsprekend deze observaties en zet hier
ook actief op in. Zo heeft Nederland, bijvoorbeeld als voortrekker op het gebied van
het verbeteren van militaire mobiliteit, zich vanaf het begin heel duidelijk uitgesproken
over de noodzaak om dit in EU en NAVO zoveel mogelijk gelijk op te laten lopen. Het
heeft immers weinig zin om in EU-kader de kritische infrastructuur in Europa tegen
het licht te houden en te verbeteren zonder daarbij de NAVO-eisen in ogenschouw te
nemen.
Door diverse sprekers werd het belang van interoperabiliteit benadrukt als iets wat
alle betrokkenen ten goede komt. Daarnaast werd gesproken over de samenhang (nodig
voor het «acting at the speed of relevance») tussen het snel kunnen nemen van beslissingen en het vervolgens snel kunnen handelen
doordat eenheden op de juiste gereedheid staan en snel kunnen worden verplaatst. Dit
samenspel staat of valt met de zwakste schakel, en daarom is het belangrijk om deze
ingewikkelde en soms technische discussie grondig, eerlijk, realistisch en transparant
te voeren. Binnen zowel EU als NAVO bestaat hiervoor unanieme steun.
De EU Hoge Vertegenwoordiger, mevrouw Mogherini, ging in haar interventie specifiek
in op de samenwerking tussen de EU en de NAVO, onder meer op het gebied van cyber,
counter-intelligence en militaire mobiliteit. Daarnaast lichtte ze toe welke activiteiten
de EU aan de Zuidflank van het bondgenootschap ontplooit en op welke wijze de twee
organisaties elkaar hier aanvullen.
Deterrence & Defence
Het tweede deel van de werksessie betrof het onderwerp Deterrence & Defence. De Ministers keurden diverse documenten goed op het gebied van A2AD, hybrid, cyber,
terrorismebestrijding en de voortgangsrapportage op het gebied van de implementatie
van de Deterrence & Defence Posture. De voorzitter van het Militair Comité (CMC) gaf de Ministers een terugkoppeling
van de bijeenkomst van de Chefs van Defensie (CDS-en) in Warschau (28-30 september
jongstleden) en ging daarbij kort in op onder meer de situatie in Afghanistan, als
ook Reinforcement, Readiness, Responsiveness, de aanpassing van de NAVO-commandostructuur
en de onderlinge samenhang van deze onderwerpen.
Van diverse kanten werd gewezen op de noodzaak om de besluiten die tijdens de Top
waren genomen nu uit te gaan voeren. Hierbij werd specifiek verwezen naar het Readiness Initiative, dat moet leiden tot interoperabele «combat ready» eenheden. Ook werd gesproken over het belang van meer transparantie aangaande de
gereedheid, zodat SACEUR weet op welke capaciteiten hij echt kan rekenen in een crisissituatie.
Nederland onderstreept die noodzaak en verwelkomt het streven van de NAVO om het reactievermogen
van de NAVO structureel en daadwerkelijk, niet alleen op papier, te vergroten; dat
komt zowel de slagvaardigheid als ook de geloofwaardigheid van het bondgenootschap
ten goede.
De Amerikaanse Secretary of Defense Mattis vroeg in zijn interventie om een reactie van individuele bondgenoten aangaande
de in voorbereiding zijnde Amerikaanse «Missile Defence Review» en de mogelijke schending door Rusland van het INF-verdrag. Nederland deelt de zorgen
over de toenemende druk waaronder het INF-verdrag is komen te staan en is voornemens
gehoor te geven aan de oproep van de VS om hierover zowel bilateraal als in NAVO-verband
met de VS in gesprek te gaan. Het INF-verdrag is van groot belang voor de Europese
veiligheid en Nederland hecht zeer aan de naleving van dit verdrag door Verdragspartijen.
Gelijktijdig met de presentatie die ik samen met de Directeur van de MIVD, Generaal-majoor
Eichelsheim, op 4 oktober in Nederland gaf over de verijdelde cyber-inbraakpogingen
door de Russische militaire inlichtingendienst (GRU) bij de OPCW, gaf de Nederlandse
Permanente Vertegenwoordiger bij de NAVO, ambassadeur Gerards, dezelfde presentatie
aan de Noord-Atlantische Raad. In dit kader verwijs ik graag naar de informatie die
uw Kamer reeds over dit onderwerp is toegegaan. Nederland ontving brede waardering
voor ons optreden en mede door onze presentatie werd ook in de rest van deze werksessie
uitgebreid ingegaan op de toenemende militaire, cyber en hybride activiteiten van
Rusland en de dreiging die hiervan voor de NAVO uitgaat. De Secretaris-generaal heeft
een verklaring uitgegeven waarin hij stelt dat de bondgenoten solidair zijn met het
besluit van de Nederlandse en Britse regering om Rusland ter verantwoording te roepen.
Rusland
Hoewel Rusland niet als separaat onderwerp stond geagendeerd, werd er zowel in de
NAVO-Georgië Commissie als tijdens het werkdiner en de werksessie ook over Rusland
gesproken. Hierbij kwam duidelijk het beeld naar voren dat de Russische dreiging toeneemt
en ook reëel is, waarbij voorbeelden werden genoemd van concreet Russisch gedrag in
bijvoorbeeld Georgië, op de Krim, in Oost-Oekraïne, Salisbury, en ook meer in het
algemeen werd verwezen naar hybride dreigingen en de inzet van cyber capaciteiten.
Diverse landen wezen op de toenemende Russische militaire presentie in de Baltische
Zee en de Zwarte Zee en de plaatsing van steeds meer wapensystemen in het bijzonder
luchtverdedigingssystemen in Kaliningrad. Het was hierbij opvallend dat het dreigingsbeeld
aangaande Rusland zich niet (meer) beperkt tot de oostflank, maar feitelijk steeds
breder wordt. Het is duidelijk dat de NAVO daarop een gepast antwoord dient te hebben,
teneinde de veiligheid van het bondgenootschap en zijn burgers te kunnen blijven garanderen.
Nederland is sinds jaar en dag voorstander van een tweesporen benadering van Rusland
door middel van druk en dialoog. Die benadering verandert niet, en Nederland zal zich
voor beide sporen sterk blijven maken, maar het voeren van een betekenisvolle dialoog
met Rusland wordt er door de Russische opstelling niet gemakkelijker op.
Toezegging tijdens het Algemeen Overleg over «Enablement of SACEUR’s Area of Responsibility
(AOR)»
Tijdens het Algemeen Overleg op 27 september jl. heb ik uw Kamer toegezegd u nader
te informeren over de betekenis van het begrip «Enablement of SACEUR’s area of responsibility».
Het betreft het optimaliseren van een samenhangend geheel van maatregelen op het gebied
van logistiek, infrastructuur en transport waarmee de randvoorwaarden worden gecreëerd
om militaire eenheden van NAVO-landen snel en adequaat te kunnen verplaatsen als ook
om die eenheden vervolgens logistiek te kunnen ondersteunen. Dit is van belang in
geval van een crisis, om snel versterkingen te kunnen aanvoeren, maar is daarnaast
ook noodzakelijk voor het kunnen houden van militaire oefeningen. Militaire mobiliteit
maakt daar deel van uit.
De Minister van Defensie,
A.Th.B. Bijleveld-Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie