Brief regering : Landschapselementen
28 625 Herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
Nr. 260 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 oktober 2018
Tijdens het AO Landbouw- en Visserijraad van 12 juni jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1118) heb ik met u onder meer gesproken over de bescherming van landschapselementen, mede
naar aanleiding van een verzoek van LTO en natuur- en landschapsorganisaties om die
elementen op te nemen in de berekening van subsidiabele landbouwgrond teneinde dergelijke
elementen en met name houtwallen beter te beschermen. Ik heb toegezegd de informatie
over de huidige situatie en over mogelijkheden inzake de houtwallen op een rijtje
te zetten en uw Kamer hierover in september te informeren. Met deze brief ontvangt
u de gevraagde informatie.
Taakverdeling Rijk en provincies
Rijk en provincies hebben in het Onderhandelingsakkoord natuur afgesproken dat het
landschapsbeleid een bevoegdheid van de provincies is. Provincies geven invulling
aan hun verantwoordelijkheid voor het landschap via onder meer provinciale structuurvisies,
verordeningen en inpassingsplannen (ruimtelijk beleid), planologische bescherming,
natuurbeleidsplannen, subsidiestelsels voor groenblauwe diensten, zoals natuurbeheer
en binnen het kader van het GLB agrarisch natuur- en landschapsbeheer (ANLB; zie hieronder),
provinciale adviseurs ruimtelijke kwaliteit en regionale gebiedsplannen (Kamerstuk
34 913, nr. 2).
Het Rijk is verantwoordelijk voor de invulling en uitvoering van het Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid (GLB), dat mogelijkheden biedt om het beheer en behoud van landschapselementen,
waaronder houtwallen, te steunen.
Bescherming van landschapselementen binnen het huidige GLB
In het kader van de eerste pijler van het GLB komen boeren in aanmerking voor directe
betalingen als basissteun. Bij de toekenning van basissteun per hectare is het Europeesrechtelijk
toegestaan dat landschapselementen binnen zekere grenzen worden meegeteld, zoals in
verschillende deelstaten van Duitsland wordt gedaan. In Nederland is hier in het verleden echter niet
voor gekozen vanwege de hoge uitvoeringskosten.
Vrijstellingen daargelaten, moeten boeren die basissteun ontvangen wel voldoen aan
de vergroeningseisen voor de directe betalingen. Voor het voldoen aan één daarvan,
de eis van het invullen van 5% van het bouwland als ecologisch aandachtsgebied (EA),
indien het akkerbouwbedrijf groter is dan 15 ha, kan de boer er voor kiezen dit bijvoorbeeld in te vullen
met landschapselementen, zoals houtwallen. Hij dient deze elementen dan in stand te
houden. Tot op heden is in totaal 200 ha ecologisch aandachtsgebied ingevuld met houtwallen.
Veruit het merendeel van de akkerbouwers kiest bij invulling van het ecologisch aandachtsgebied
voor het inzaaien van vanggewassen. In de praktijk dragen ecologische aandachtsgebieden
in ons land daardoor op dit moment beperkt bij aan het behoud van landschapselementen.
In het kader van het plattelandsbeleid van het GLB (POP 3) biedt het door provincies
uitgevoerde Agrarisch Natuur- en landschapsbeheer (ANLb) mogelijkheden om subsidie
te ontvangen voor het onderhoud en beheer van landschapselementen. Momenteel betreft
dit steun ter grootte van € 15,5 miljoen per jaar voor circa 6.500 ha landschapselementen.
Er zijn circa 27.000 landschapselementen op de kaart gezet en 50.000 bomen als inrichtend
element (d.w.z. bomen op een landbouwperceel).
In het kader van de dit najaar open te stellen regeling «Pilots voor een toekomstbestendige
landbouw in het GLB» wordt onderzocht hoe behoud en bescherming van landschapselementen
kan worden ingepast in het werkplan van agrariërs. Meerdere projectvoorstellen behandelen
daarbij het behoud en herstel van landschapselementen. Het gaat daarbij voor de gehele
regeling om steun ter grootte van € 9,0 miljoen, gefinancierd door overheveling van
budget van de eerste pijler van het GLB naar de tweede pijler (zie Kamerstukken 28 625 en 31 710, nr. 248).
Alles bij elkaar genomen constateer ik dat zowel aan provincie- als aan Rijkszijde
al het nodige gebeurt om landschapselementen te beschermen, maar tegelijkertijd constateer
ik dat er ook nog steeds te veel waardevolle elementen in ons fraaie agrarische landschap
verloren gaan. Ik wil daarom bezien wat vanuit mijn verantwoordelijkheid mogelijk
is om het behoud van landschapselementen te bevorderen, mede ter bescherming van biodiversiteit
en cultuurhistorie.
Het opnemen van landschapselementen als subsidiabele arealen landbouwgrond in het
huidige GLB is uit praktisch oogpunt niet realistisch, gelet op de daarvoor vereiste
ingrijpende aanpassing van het percelenregister en de uitvoeringssystematiek, mede
omdat een uitbreiding van de subsidiabele oppervlakte mogelijk leidt tot het opnieuw
moeten vaststellen van betalingsrechten. Ik heb dat ook al in het debat op 12 juni
jl. aangegeven. Het nieuwe GLB vanaf 2021, waar nu hard aan gewerkt wordt, biedt echter
goede kansen om te bezien hoe landschapselementen in het GLB een stevigere plek kunnen
krijgen.
Bescherming van landschapselementen in het nieuwe GLB
In de voorstellen voor het nieuwe GLB die de Europese Commissie op 1 juni jl. heeft
uitgebracht, blijven de bestaande mogelijkheden om landschapselementen te beschermen
bestaan. Daarnaast kan de bescherming van landschapselementen mogelijk ook via het
nieuwe instrument van eco-regelingen worden ondersteund. Behoud van landschappen en
landschapselementen is een van de doelen van het nieuwe GLB. Lidstaten moeten in hun
strategisch plan aangeven welke maatregelen zij daarvoor nemen, streefwaarden vaststellen
en aangeven hoe de gekozen maatregelen bijdragen aan het gestelde doel.
In het BNC-fiche (Kamerstuk 34 965, nr. 2) heeft het kabinet reeds aangegeven in het nieuwe GLB in te zetten op de bescherming
van landschapselementen, zoals houtwallen, onder meer door middel van eco-regelingen
en agro-milieu-klimaatmaatregelen. Boeren zouden bijvoorbeeld een opslag op de hectarebetaling
kunnen ontvangen voor het in stand houden van landschapselementen of een vergoeding
voor de kosten van onderhoud.
In de onderhandelingen over het nieuwe GLB wordt door een aantal lidstaten opnieuw
gepleit om lidstaten expliciet toe te staan om landschapselementen mee te tellen bij
het bepalen van het areaal subsidiabele landbouwgrond, zoals nu voorgesteld door LTO
en de natuurorganisaties. Zolang het om een keuzemogelijkheid voor lidstaten gaat,
sta ik daar positief tegenover en wil ik bezien hoe dit voor de Nederlandse situatie
zou kunnen worden uitgewerkt. Boeren die landschapselementen onderhouden en deze niet
inzetten als vergroeningsmaatregel voor het ecologisch aandachtgebied, krijgen daarvoor
nu geen vergoeding. Een voordeel van het meetellen van landschapselementen als subsidiabele
landbouwgrond is, naast de financiële vergoeding, dat daaraan ook een instandhoudingsverplichting gekoppeld kan worden. Administratieve
en uitvoeringslasten (zie hieronder) zullen in de afweging moeten worden meegenomen.
Ik zal hierover met de sector in overleg treden.
Uitvoeringsaspecten en kosten bij het invoeren van landschapselementen als subsidiabele
landbouwgrond
Aangezien de regelgeving voor het toekomstige GLB nog niet vaststaat, kunnen de uitvoeringsaspecten
van het opnemen van landschapselementen in de hectarevergoeding nog niet nauwkeurig
in beeld worden gebracht. Belangrijk daarbij is of alle landschapselementen in Nederland
al dan niet afzonderlijk moeten worden ingetekend in het referentiepercelenregister.
Er is in Nederland nog geen kaart, waarop alle landschapselementen in beeld zijn gebracht.
Vooral de inrichtende elementen die een onderdeel van een landbouwperceel zijn, zoals
heggen, bomenrijen, alleenstaande bomen, zijn slechts hier en daar in kaart gebracht.
Naast het in kaart brengen, zal voor elk landschapselement ook vastgesteld moeten
worden of de betreffende boer daar zeggenschap over heeft.
Om een goede afweging mogelijk te maken, zal ik de kosten van registratie van de essentiële
groene landschapselementen in ons land, zoals houtwallen en solitaire bomen, laten
onderzoeken evenals de baten. Samen met de provincies en in overleg met de sector
en andere belanghebbenden zal ik in het kader van het National Strategisch Plan bepalen
wat de wenselijke vorm is om bescherming van landschapselementen in het nieuwe GLB
vorm te geven.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit