Amendement (gewijzigd/nader/vervangend) : Gewijzigd amendement van de leden Grinwis en Inge van Dijk ter vervanging van nr. 10 over een aftrek voor werkelijk gemaakte kosten
36 706 Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 om een tegenbewijsregeling te introduceren bij het bepalen van het belastbare inkomen uit sparen en beleggen (Wet tegenbewijsregeling box 3)
Nr. 22 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN GRINWIS EN INGE VAN DIJK TER VERVANGING VAN DAT
GEDRUKT ONDER NR. 10
Ontvangen 10 juni 2025
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
Na artikel II, aanhef, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
aA
Aan artikel 5.26, tweede lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van
onderdeel b door een puntkomma, op een nieuwe regel een zinsnede toegevoegd, luidende:
verminderd met de aftrekbare kosten.
II
Na artikel II, onderdeel B, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
C
Na artikel 5.27a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 5.27b. Aftrekbare kosten
1. Bij het bepalen van het werkelijke rendement van bezittingen en schulden komen slechts
kosten in aftrek die uitsluitend zijn gemaakt ter verwerving, inning of behoud van
de reguliere voordelen, bedoeld in artikel 5.27, die worden getrokken uit bezittingen
en schulden en in hun totale omvang niet overtreffen wat gebruikelijk is.
2. Indien bij een niet onder zakelijke omstandigheden gesloten overeenkomst voorwaarden
zijn bedongen die afwijken van voorwaarden die in het economische verkeer door onafhankelijke
partijen zouden zijn overeengekomen, is het eerste lid slechts van toepassing voor
zover de gemaakte kosten niet overtreffen wat de kosten waren geweest als laatstbedoelde
voorwaarden waren overeengekomen.
3. Bij het bepalen van het werkelijke rendement van bezittingen en schulden komen niet
in aftrek kosten die verband houden met:
a. Door belastingplichtige verschuldigde renten die op grond van artikel 5.27, tweede
lid, als negatieve reguliere voordelen in aanmerking worden genomen;
b. geheven dividendbelasting en kansspelbelasting;
c. belasting die buiten Nederland in enige vorm naar het inkomen of bestanddelen van
het inkomen wordt geheven indien voor de belastingplichtige ter zake daarvan een regeling
ter voorkoming van dubbele belasting van toepassing is;
d. congressen, seminars, symposia, excursies, studiereizen en dergelijke;
e. vervoer, reizen en verblijf;
f. werkruimte, de inrichting daaronder begrepen;
g. telefoonabonnementen;
h. literatuur;
i. gereedschappen;
j. computers en andere hardware;
k. de vergoeding van arbeid door de partner van de belastingplichtige;
l. geldboeten opgelegd door een strafrechter en geldsommen betaald aan een staat of een
onderdeel daarvan ter voorkoming van strafvervolging, in het kader van een strafbeschikking
of daarmee vergelijkbare buitenlandse wijze van bestraffing, dan wel ter voldoening
aan een voorwaarde verbonden aan een besluit tot gratieverlening, bestuurlijke boeten
en daarmee vergelijkbare buitenlandse boeten, geldboeten opgelegd op basis van bij
wet geregeld tuchtrecht, geldboeten opgelegd door een instelling van de Europese Unie,
alsmede kosten als bedoeld in de artikelen 234, vijfde lid, en 235, derde lid, van
de Gemeentewet;
m. misdrijven ter zake waarvan de belastingplichtige door een Nederlandse strafrechter
bij onherroepelijke uitspraak is veroordeeld, daaronder begrepen de misdrijven die
zijn betrokken bij de bepaling van de hoogte van de opgelegde straf en ter zake waarvan
het Openbaar Ministerie heeft verklaard te zullen afzien van vervolging;
n. misdrijven ter zake waarvan een strafbeschikking onherroepelijk is geworden;
o. wapens en munitie, tenzij ter zake een erkenning, consent, vergunning, verlof of ontheffing
is verleend krachtens de Wet wapens en munitie;
p. dieren die krachtens een onherroepelijke bestuursrechtelijke of strafrechtelijke maatregel
in verband met agressie niet mogen worden gehouden;
q. giften, beloften of diensten indien blijkt dat sprake is van een strafbaar feit als
bedoeld in de artikelen 126, eerste lid, 177, 178, 178a, 328ter, tweede lid, of 328quater,
tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht; en
r. dwangsommen als bedoeld in afdeling 5.3.2 van de Algemene wet bestuursrecht en daarmee
vergelijkbare buitenlandse dwangsommen.
4. Tot de kosten, bedoeld in het derde lid, onderdelen m en n, behoren niet:
a. voldoening aan de Staat van een geldbedrag of overdracht van in beslag genomen voorwerpen,
ter gehele of gedeeltelijke ontneming van wederrechtelijk verkregen voordelen; en
b. vergoeding van door het misdrijf veroorzaakte schade.
5. Voor de toepassing van het derde lid, onderdelen l en m, wordt met de belastingplichtige
gelijkgesteld degene die ten behoeve van de belastingplichtige opdracht heeft gegeven
tot het misdrijf dan wel aan het misdrijf feitelijk leiding heeft gegeven.
Toelichting
Dit amendement implementeert voor de tegenbewijsregeling in box 3 een aftrek voor
werkelijk gemaakte kosten. Bij gebruik van de tegenbewijsregeling kunnen deze in mindering
worden gebracht op het per tegenbewijs aangetoonde werkelijke rendement.
Het huidige wetsvoorstel voorziet niet in deze kostenaftrek. Indieners zijn van mening
dat dit onrechtvaardig uitpakt voor belastingplichtigen. Daarom introduceren zij deze
kostenaftrek met dit amendement. De kostenaftrek die indieners voorstellen sluit aan
bij de definities voor kostenaftrek zoals opgenomen in het wetsvoorstel Wet werkelijk
rendement box 3. In dat wetsvoorstel zijn de werkelijke kosten gedefinieerd als kosten
die uitsluitend worden gemaakt voor verwerving, inning en behoud van het rendement
in box 3.1 Indieners hebben overwogen om de kostenaftrek ook te laten gelden voor de jaren voorafgaand
aan 2026. Het Ministerie van Financiën geeft echter aan dat dit zou leiden tot uitstel
van de – door de Hoge Raad verplichte – hersteloperatie met minimaal een jaar. Indieners
zijn van mening dat kostenverrekening idealiter ook van toepassing is op eerdere jaren,
maar zijn tevens van mening dat de uitvoering van het HR-arrest niet geblokkeerd kan
en mag worden. Om deze reden kiezen zij ervoor om de kostenverrekening in te laten
gaan in 2026, en deze te laten duren tot de aanvang van het nieuwe box 3-stelsel.
Budgettair
Het Ministerie van Financiën stelt dat de invoering van de kostenaftrek zou leiden
tot een budgettaire derving van cumulatief € 1.135 miljoen. Indieners stellen voor
deze incidentele derving «lang voor kort» te dekken uit het, onder andere om redenen
van uitvoerbaarheid, niet doorvoeren van het verlaagde accijnstarief voor zogeheten
«rode diesel» en een lichte verhoging van de erf- en schenkbelasting, bij voorkeur
door het actualiseren van de sinds 1980 niet meer bijgestelde forfaits2. Omdat de dekking structureel is kan deze ook «lang voor kort» worden aangewend ter
dekking van eventuele incidentele derving bij eventueel nader uitstel van de invoering
van de Wet werkelijk rendement.
Grinwis Inge van Dijk
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Pieter Grinwis, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
Inge van Dijk, Tweede Kamerlid
Stemmingsuitslagen
Verworpen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
PVV | 37 | Tegen |
GroenLinks-PvdA | 25 | Tegen |
VVD | 24 | Tegen |
NSC | 20 | Tegen |
D66 | 9 | Tegen |
BBB | 7 | Tegen |
CDA | 5 | Voor |
SP | 5 | Tegen |
ChristenUnie | 3 | Voor |
DENK | 3 | Tegen |
FVD | 3 | Tegen |
PvdD | 3 | Tegen |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 2 | Voor |
JA21 | 1 | Tegen |