Amendement : Amendement van de leden Flach en Bontenbal over bepaalde kleine collectieve warmtesystemen niet verplicht door het door de gemeente aangewezen warmtebedrijf te laten aanleggen en exploiteren
36 576 Regels omtrent productie, transport en levering van warmte (Wet collectieve warmte)
Nr. 19
AMENDEMENT VAN DE LEDEN FLACH EN BONTENBAL
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
Na het opschrift van hoofdstuk 3 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
§ 3.01. Vrijstelling
Artikel 3.01 meldplicht en vrijstelling
1. Het warmtebedrijf meldt het college en de Autoriteit Consument en Markt het voornemen
om warmte te leveren door middel van een klein collectief warmtesysteem:
a. in een gebied dat buiten een warmtekavel ligt, of
b. dat geïntegreerd is in een gebouw op een perceel waar tevens de warmte wordt geleverd;
2. De Autoriteit Consument en Markt deelt het warmtebedrijf binnen een bij ministeriële
regeling te bepalen termijn na ontvangst van de melding mede of het warmtebedrijf
een aanvraag bij de Autoriteit Consument en Markt moet indienen waarin de Autoriteit
Consument en Markt verzocht wordt bij besluit vast te stellen of het warmtebedrijf:
a. voldoende beschikt over de organisatorische en technische bekwaamheid noodzakelijk
voor de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 3.6, in het gebied waarop de melding
betrekking heeft;
b. voldoende financieel in staat is de taken, bedoeld in artikel 3.6, in het gebied waarop
de melding betrekking heeft, uit te voeren.
3. Indien de Autoriteit Consument en Markt op grond van het tweede lid het warmtebedrijf
heeft gemeld dat een aanvraag om een besluit moet worden ingediend, kan de Autoriteit
Consument en Markt aan dit besluit voorschriften en beperkingen verbinden.
4. Het verbod, bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, is niet van toepassing op een warmtebedrijf
dat warmte levert met een klein collectief warmtesysteem als bedoeld in het eerste
lid indien de Autoriteit Consument en Markt:
a. binnen de termijn, bedoeld in eerste lid, niet heeft aangegeven dat een besluit aangevraagd
dient te worden, of
b. bij besluit heeft vastgesteld dat het warmtebedrijf voldoet aan de gronden, genoemd
in het tweede lid, onderdelen a en b.
5. Het warmtebedrijf zendt het college:
a. de mededeling van de Autoriteit Consument en Markt op grond van het tweede lid, en
b. het besluit van de Autoriteit Consument en Markt, bedoeld in het tweede lid, waarin
is vastgesteld dat het warmtebedrijf voldoet aan de gronden, genoemd in het derde
lid, onderdelen a en b, indien de Autoriteit Consument en Markt in de mededeling op
grond van het tweede lid heeft aangegeven dat het warmtebedrijf een aanvraag om een
besluit als bedoeld in het tweede lid moet indienen.
6. Het warmtebedrijf meldt het college onmiddellijk indien redelijkerwijs te voorzien
is dat het collectief warmtesysteem waarvoor een vrijstelling geldt geen klein collectief
warmtesysteem meer is.
7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over:
a. de wijze waarop de melding, bedoeld in het eerste lid, wordt gedaan en de bij de melding
te verstrekken gegevens en bescheiden;
b. de gronden, genoemd in het tweede lid;
c. de wijze waarop de aanvraag om een besluit als bedoeld in het tweede lid wordt ingediend,
de bij de aanvraag om dat besluit te verstrekken gegevens en bescheiden en de termijn
waarbinnen de Autoriteit Consument en Markt het besluit neemt.
8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
over de voorschriften en beperkingen, bedoeld in het derde lid.
II
Artikel 3.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «een klein collectief warmtesysteem» vervangen door «een
ander klein collectief warmtesysteem dan bedoeld in artikel 3.0, eerste lid«.
2. Het zevende lid vervalt.
3. In het achtste lid vervalt «en het zevende lid, onderdelen a en b,».
4. In het negende lid vervalt «en zevende lid».
III
In artikel 3.2, tweede lid, wordt «Artikel 3.1, eerste tot en met negende lid» vervangen
door «Artikel 3.1, eerste tot en met zesde lid, achtste en negende lid».
IV
In artikel 3.12, onderdeel b, wordt na «artikelen» ingevoegd «3.01, derde lid».
Toelichting
De indieners stellen voor om voor kleine collectieve warmtesystemen die buiten een
vastgestelde warmtekavel liggen dan wel beperkt zijn tot een gebouw en bijbehorend
perceel te kiezen voor een vrijstelling van de verplichting om dit warmtesysteem door
het door de gemeente aangewezen warmtebedrijf te laten aanleggen en exploiteren. Daarbij
blijft wel sprake van een toets door de Autoriteit Consument en Markt (ACM) op de
geschiktheid van het betrokken warmtebedrijf en een meldplicht bij de gemeente.
De in het wetsvoorstel voorgestelde ontheffingsprocedure sluit in de ogen van de indieners
niet goed aan op de praktijk. Bij kleine collectieve warmtesystemen tot 1500 aansluitingen
gaat het veelal om nieuwbouw- of renovatieprojecten waarbij de warmtevoorziening door
een projectontwikkelaar in concurrentie gegund wordt aan een warmtebedrijf. Met het
geselecteerde warmtebedrijf wordt vervolgens een klein collectief warmtesysteem ontwikkeld
dat is afgestemd op het project en de verwachte warmte- en koudevraag van verbruikers.
De keuze voor een warmtebedrijf wordt dus al in een vroeg stadium gemaakt. Met de
in het wetsvoorstel voorgestelde ontheffingsprocedure moet hiervoor eerst een ontheffingsaanvraag
gedaan worden, is een besluit van het college nodig en volgt een periode van bezwaar
en/of beroep. Dat zorgt voor veel onzekerheid en rompslomp, kan veel tijd kosten en
haalt de vaart uit de gewenste ontwikkeling van deze kleine collectieve warmtesystemen.
De indieners willen er daarbij op wijzen dat het, zeker als je gebouwgebonden systemen
meerekent, gaat om vele warmtesystemen waarvoor een ontheffing aangevraagd zou moeten
worden.
De indieners stellen, in lijn met adviezen van de Raad van State, het Adviescollege
Toetsing Regeldruk en de wetenschapstoets, voor om in ieder geval bij kleine collectieve
warmtesystemen buiten een aangewezen warmtekavel en bij gebouwgebonden systemen te
kiezen voor vereenvoudiging. De ontheffingsprocedure wordt vervangen door een vrijstelling
in combinatie met een toets door de ACM en een meldplicht bij het college (voorgestelde
artikel 3.0, eerste lid). Het warmtebedrijf moet haar voornemen melden bij het college
en de ACM waarna de ACM beoordeelt of wil toetsen of het warmtebedrijf organisatorisch,
technisch en financieel geschikt is om de taken uit te voeren (tweede lid). Als de
ACM een dergelijke toets nodig vindt, zal het warmtebedrijf een aanvraag moeten indienen
bij de ACM zodat de ACM de geschiktheid kan toetsen. Zo nodig kan de ACM voorschriften
en beperkingen verbinden aan een besluit (derde lid). Het warmtebedrijf is verplicht
zich te melden als het kleine collectieve warmtesysteem zich zodanig zal uitbreiden
dat het aantal van 1500 aansluitingen overschreden zal worden (zesde lid). Dan zou
geen sprake meer kunnen zijn van een vrijstelling maar zal het systeem onder het regime
van hoofdstuk 2 komen te vallen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden
nadere regels gesteld over de wijze waarop een en ander gemeld, aangevraagd, beoordeeld
en besloten wordt (zevende lid). Zo nodig worden ook nadere regels gesteld over de
voorschriften en beperkingen die de ACM aan een besluit kan verbinden (achtste lid).
De indieners voorzien geen problemen bij eventuele interferentie met een aangewezen
warmtekavel dan wel een mogelijke toekomstige aanwijzing als warmtekavel. De aanwijzing
van warmtekavels is met name van belang voor de warmtetransitie in bestaande wijken.
Kleine collectieve warmtesystemen worden vooral aangelegd bij nieuwbouwprojecten.
Verder moet voorkomen worden dat bij dergelijke projecten voor individuele in plaats
van collectieve oplossingen gekozen wordt.
Flach Bontenbal
Indieners
-
Indiener
André Flach, Kamerlid -
Medeindiener
Henri Bontenbal, Kamerlid