Amendement (gewijzigd/nader/vervangend) : Gewijzigd amendement van het lid Sneller ter vervanging van nr. 13 over een wettelijke verplichting om concreter te motiveren waarom toepassing van voorlopige hechtenis noodzakelijk en proportioneel is
36 327 Vaststelling van het nieuwe Wetboek van Strafvordering (Wetboek van Strafvordering)
Nr. 41
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID SNELLER TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR.
13
Ontvangen 3 maart 2025
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel 2.5.21, tweede lid, komt te luiden:
2. Het bevel omschrijft zo nauwkeurig mogelijk het strafbare feit ten aanzien waarvan
de verdenking is gerezen, de feiten of omstandigheden waarop de ernstige bezwaren
tegen de verdachte zijn gegrond en de gedragingen, feiten of omstandigheden, waaronder
de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaruit blijkt op welke van de gronden,
bedoeld in artikel 2.5.27, eerste lid, het bevel is gebaseerd en die het bevel noodzakelijk
maken.
Toelichting
De toepassing van voorlopige hechtenis in Nederland krijgt zowel nationale als internationale
kritiek.1 Het wordt te vaak en te gemakkelijk toegepast, terwijl alternatieven middels de schorsing
onder voorwaarden onvoldoende benut worden (gedragsinterventies, huisarrest, contactverbod,
borgsom, elektrisch toezicht). Uit onderzoek van de Europese Commissie blijkt dat
een derde van de Nederlandse gevangenispopulatie in voorlopige hechtenis zit, aanzienlijk
meer dan het Europese gemiddelde van 25%.2 Vaak blijkt voorlopige hechtenis achteraf onnodig, te herleiden uit het aantal toegekende
schadevergoedingen aan ex-verdachten ter compensatie van de onterecht doorgebrachte
tijd in voorarrest.3 Net als voor reguliere korte detenties geldt voor korte detenties in het kader van
voorlopige hechtenis dat deze detentieschade veroorzaken en dat recidivecijfers na
detentie hoog liggen.4 De indiener onderschrijft derhalve de ambities van de regering om tegemoet te komen
aan de kritiek. Net als de Raad van State5 vraagt indiener zich echter af of het nu voorliggende voorstel voldoende effectief
is om deze ambities waar te maken en stelt zich daarom het voorliggende amendement
voor.
Recente arresten van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), zoals Maassen
t. Nederland en Hasselbaink t. Nederland, hebben duidelijk gemaakt dat de Nederlandse
praktijk op het gebied van het motiveren van een besluit tot voorlopige hechtenis
tekortschiet. Het Hof hecht groot belang aan een zorgvuldige en op de individuele
zaak toegesneden onderbouwing van de noodzaak van voorlopige hechtenis. Ook de aanbevelingen
van de Europese Commissie (EC) onderstrepen dat rechterlijke beslissingen omtrent
voorlopige hechtenis naar behoren gemotiveerd moeten worden, met specifieke verwijzing
naar de individuele omstandigheden die vrijheidsbeneming rechtvaardigen.6 De regering acht dat de professionele standaarden van de rechtspraak voldoende waarborgen
bieden ten aanzien van het motiveren van een besluit tot voorlopige hechtenis.7 Nu deze standaarden dateren uit 2015, en de arresten van het EHRM dateren uit 2021,
is indiener van mening dat die niet tot de gewenste verbetering geleid hebben.8 Dit onderstreept de noodzaak van een wettelijke regeling. Daarnaast is de indiener
van mening dat een wettelijke verplichting voor rechters om uitgebreider en concreter
te motiveren waarom voorlopige hechtenis noodzakelijk en proportioneel is, kan bijdragen
aan een terughoudender toepassing van voorlopige hechtenis, conform het uitgangspunt
dat vrijheidsbeneming enkel als uiterste maatregel (ultimum remedium) wordt toegepast.
Sneller
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Joost Sneller, Tweede Kamerlid
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
PVV | 37 | Tegen |
GroenLinks-PvdA | 25 | Voor |
VVD | 24 | Voor |
NSC | 20 | Voor |
D66 | 9 | Voor |
BBB | 7 | Tegen |
CDA | 5 | Voor |
SP | 5 | Voor |
ChristenUnie | 3 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
FVD | 3 | Voor |
PvdD | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 2 | Voor |
JA21 | 1 | Tegen |