Amendement : Amendement van het lid Joseph c.s. over het invoeren van een goedkeuringsrecht bij interne waardeoverdracht van pensioenen
36 578 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet op de loonbelasting 1964 en enige andere wetten in verband met de verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel
Nr. 8 AMENDEMENT VAN HET LID JOSEPH C.S.
Ontvangen 21 januari 2025
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
In het opschrift wordt na «pensioenstelsel» ingevoegd «en het invoeren van een goedkeuringsrecht
voor interne waardeoverdracht».
II
In de beweegreden wordt na «wijzigen» ingevoegd «en dat het tevens gewenst is om een
goedkeuringsrecht te geven bij interne waardeoverdracht».
III
Na artikel I, onderdeel A, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Aa
Artikel 150m wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «bevoegd» vervangen door «slechts bevoegd over te gaan» en
wordt toegevoegd «en tevens voorafgaande goedkeuring van de deelnemers, gewezen deelnemers
en pensioengerechtigden is verkregen».
2. Na het eerste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
1a. Ten behoeve van een aanvraag tot goedkeuring van een collectieve waardeoverdracht
als bedoeld in het eerste lid:
a. stelt het pensioenfonds de informatie over de aan de voorgenomen collectieve waardeoverdracht
verbonden voorwaarden tijdig, volledig en in begrijpelijke vorm ter beschikking aan
de betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, waarbij de deelnemers,
gewezen deelnemers en pensioengerechtigden tevens worden geïnformeerd over het goedkeuringsrecht,
bedoeld in dit artikel; en
b. is vereist dat:
1°. een meerderheid van de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden die
hebben gereageerd op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek het voorgenomen besluit
met betrekking tot de collectieve waardeoverdracht hebben goedgekeurd;
2°. het aantal personen dat heeft gereageerd op het verzoek, bedoeld onder 1°, minimaal
dertig procent vertegenwoordigt van alle bij de collectieve waardeoverdracht betrokken
deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, ongeacht de waarde die de
betreffende deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden vertegenwoordigen.
3. Na het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2a. Uiterlijk vier weken voor de beoogde datum van de interne collectieve waardeoverdracht
moet goedkeuring als bedoeld in lid 1a, onderdeel b, zijn verkregen en elektronisch
zijn gemeld aan de toezichthouder. Zonder deze goedkeuring kan de interne collectieve
waardeoverdracht niet plaatsvinden.
IV
Na artikel IV, onderdeel A, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Aa
Artikel 145l wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «bevoegd» vervangen door «slechts bevoegd over te gaan» en
wordt toegevoegd «en tevens voorafgaande goedkeuring van de deelnemers, gewezen deelnemers
en pensioengerechtigden is verkregen».
2. Na het eerste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
1a. Ten behoeve van een aanvraag tot goedkeuring van een collectieve waardeoverdracht
als bedoeld in het eerste lid:
a. stelt het pensioenfonds de informatie over de aan de voorgenomen collectieve waardeoverdracht
verbonden voorwaarden tijdig, volledig en in begrijpelijke vorm ter beschikking aan
de betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, waarbij de deelnemers,
gewezen deelnemers en pensioengerechtigden tevens worden geïnformeerd over het goedkeuringsrecht,
bedoeld in dit artikel; en
b. is vereist dat:
1°. een meerderheid van de deelnemers, gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden die
hebben gereageerd op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek het voorgenomen besluit
met betrekking tot de collectieve waardeoverdracht hebben goedgekeurd;
2°. het aantal personen dat heeft gereageerd op het verzoek, bedoeld onder 1°, minimaal
dertig procent vertegenwoordigt van alle bij de collectieve waardeoverdracht betrokken
deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, ongeacht de waarde die de
betreffende deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden vertegenwoordigen.
3. Na het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2a. Uiterlijk vier weken voor de beoogde datum van de interne collectieve waardeoverdracht
moet goedkeuring als bedoeld in lid 1a, onderdeel b, zijn verkregen en elektronisch
zijn gemeld aan de toezichthouder. Zonder deze goedkeuring kan de interne collectieve
waardeoverdracht niet plaatsvinden.
Toelichting
De Wet toekomst pensioenen (Wtp) voorziet erin dat nieuwe pensioenopbouw voortaan
plaatsvindt in een premieregeling. In een premieregeling bouwen mensen een persoonlijk
pensioenvermogen op, vanaf pensioendatum volgt daaruit een «variabele» uitkering,
die jaarlijks wordt aangepast afhankelijk van onder meer beleggingsrendementen, rente
en de levensverwachting. Het bijzondere bij de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel
is dat in de Wtp is afgesproken dat ook bestaande «vaste» uitkeringen standaard worden
omgezet in «variabele» uitkeringen, ofwel in jargon: dat er wordt «ingevaren». Dit
geldt dus ook voor reeds gepensioneerden.
Om dit invaren mogelijk te maken is het individueel bezwaarrecht buiten werking gesteld.
Daar is versterkte collectieve medezeggenschap voor in de plaats gekomen, waaronder
een hoorrecht voor slapers- en gepensioneerdenverenigingen.
Al sinds de totstandkoming van de Wtp is het de vraag of het invaren juridisch wel
is toegestaan, of dat er mogelijk sprake is van een ongeoorloofde inmenging in het
eigendomsrecht. De Tweede Kamer heeft daarom een juridische analyse laten maken om
de juridische risico's en mogelijke aansprakelijkheid van het invaren voor de staat,
werkgevers en pensioenfondsen in beeld te brengen. En om te kijken wat de risico's
van invaren zijn voor het rechtsstelsel en wat de mogelijke omvang van deze risico's
is. Dit laatste ook met oog op de uitspraak van de Raad voor de Rechtspraak dat de
invoering van de Wtp «tot een aanzienlijke extra belasting van de civiele rechter
kan leiden, en in het ergste geval zelfs tot een ontregeling van het civiele rechtspraaksysteem.»
De juridische analyse geeft aan dat het buiten werking stellen van het individueel
bezwaarrecht afbreuk doet aan wezenlijke inhoud van pensioenrecht. Volgens de analyse
is de burger bij de besluitvorming over het invaren «buitenspel gezet». Ook stelt
de analyse dat het versterkte collectieve medezeggenschap niet kan worden beschouwd
als een adequate vervanging. Hierdoor loopt naar het oordeel van de indieners van
dit amendement de uitvoering van de wet op dit onderdeel ernstige risico’s, met als
mogelijk gevolg schade van enige omvang voor de betrokken deelnemers, gewezen deelnemers
en pensioengerechtigden met betrekking tot hun pensioenuitkering. Daarnaast bestaat
het risico dat pas in een later stadium de omvang van de schade kan worden vastgesteld,
terwijl dan de kans op het kunnen herstellen daarvan niet groot meer is, gegeven het
stadium waarin de uitvoering van de wet zich dan bevindt. De analyse stelt verder
dat er zeker risico’s zijn dat de rechtspraak onder druk komt te staan en dat het
zo maar kan gebeuren dat de rechtspraak wordt overspoeld met een reeks van zaken.
Inmiddels zijn de eerste rechtszaken over het invaren ook al begonnen, zijn er claimstichtingen
met meer dan 300.000 mensen op de been en heeft de eerste rechtsbijstandsverzekeraar
besloten juridische hulp bij conflicten over invaren uit te sluiten. Daarnaast laat
onderzoek van het NIBUD zien dat 80% van de mensen aangeeft behoefte te hebben aan
de keuze tussen een vaste of variabele uitkering, terwijl zij onder de huidige wetgeving
geen enkel handelingsperspectief hebben.
De Tweede Kamer organiseerde verder in juni 2024 een rondetafelgesprek waarin het
hoorrecht voor verenigingen van slapers- en gepensioneerden aan bod kwam. Hieruit
bleek dat er bij veel pensioenfondsen helemaal geen hoorrecht heeft plaatsgevonden,
danwel dat het hoorrecht vaak niet goed werkt. Op verzoek van de Tweede Kamer is vervolgens
nog nader onderzoek gedaan naar (tevredenheid over) het hoorrecht, waaruit blijkt
dat maar heel weinig mensen (5% van de gepensioneerden en 2% van de gewezen deelnemers)
bekend zijn met het hoorrecht. Verschillende casestudies laten zien dat het hoorrecht
lang niet altijd goed loopt.
Dit alles maakt het draagvlak en vertrouwen in het nieuwe pensioenstelsel kwetsbaar
en brengt bovendien juridische risico’s met zich mee. Waaronder een overbelasting
van het civiele rechtspraaksysteem, waarvan de gevolgen verder zullen reiken dan alleen
het pensioendomein.
De indieners stellen voor om mensen waarvan het pensioen is het laatste woord te geven
bij het invaren. Idealiter zouden de indieners dit in de vorm van een individueel
bezwaarrecht geven. Maar gegeven dat de implementatie van de Wtp al een eind op gang
is en het geven van individueel bezwaarrecht lastigere praktische vraagstukken met
zich meebrengt, stellen de indieners voor om een collectief instemmingsrecht in te
voeren.
Voor dit instemmingsrecht willen de indieners zoveel mogelijk aansluiten bij de eisen
van een collectieve waardeoverdracht naar een buitenlandse lidstaat (artikel 90a PW),
waarbij in dit amendement de meerderheid van de gewezen deelnemers, deelnemers en
de pensioengerechtigden die aan de instemmingsprocedure deelnemen bepaalt of er ingevaren
wordt of niet. Ofwel als meer dan 50% wil invaren dan varen alle bestaande rechten
in. Als 50% of meer niet wil invaren, dan varen de bestaande rechten niet in. Om in
te kunnen varen is tevens nodig dat ten minste 30% van de betrokkenen heeft gereageerd
op een daartoe strekkend verzoek met het voorgenomen besluit met betrekking tot de
collectieve waardeoverdracht, zodat de uitslag voldoende representatief is.
Artikel 90a PW vereist instemming van een tweederdemeerderheid, waar hier de drempel
lager is gezet, namelijk op een gewone meerderheid, ofwel de helft van de stemmen
plus een. Het achterliggende idee is dat de meerderheid bepaalt of er al dan niet
wordt ingevaren. In aanvulling op artikel 90a PW is een opkomstdrempel toegevoegd,
om te waarborgen dat de uitslag van het collectief instemmingsrecht voldoende representatief
is en de werkgever, die het verzoek tot invaren doet, zich maximaal inspant om iedereen
bij het collectief instemmingsrecht te betrekken en alle betrokkenen ervan te overtuigen
dat invaren evenwichtig is.
Dicht aansluiten bij de eisen voor al bestaande wetgeving voor collectieve waardeoverdrachten
maakt dat de pensioensector en de toezichthouders zoveel mogelijk kunnen aansluiten
bij al bestaande procedures1. Door het collectieve karakter zijn de uitkomsten van het instemmingsrecht en daarmee
ook de individuele gevolgen die je mensen kan voorleggen voorspelbaar: alle deelnemers,
gewezen deelnemers en pensioengerechtigden varen in (bij voldoende instemming) of
varen niet in. Ofwel alle bestaande rechten blijven staan, of alle rechten worden
omgezet naar persoonlijke pensioenvermogens binnen de nieuwe premieregeling. Dit laat
onverlet dat nieuwe pensioenopbouw sowieso in een nieuwe premieregeling zal plaatsvinden.
Daarbij wordt bij zowel invaren als niet invaren uitgegaan van dezelfde totale premie-inleg
voor de nieuwe pensioenopbouw, zodat beide opties gelijkwaardig zijn.
In de uitvoering betekent dit dat de ingezette weg om de Wtp te implementeren gewoon
door kan gaan. Maar in aanloop naar het invaren komt daar een collectief instemmingsrecht
bij, dat uiterlijk vier weken voor de beoogde transitiedatum moet zijn afgerond en
ingediend bij de toezichthouder. In de praktijk betekent dit dat de pensioenfondsen
op het moment dat zij vooraf aan het invaren communiceren over de individuele gevolgen
van het invaren, ook de keuze moeten voorleggen of iemand wel of niet wil invaren.
Hiermee wordt het lopende implementatietraject zowel voor de pensioenfondsen als voor
de deelnemers zo min mogelijk extra belast, maar krijgen mensen wel een stem als het
gaat over wat er gebeurt met hun reeds opgebouwde pensioenen.
De eisen die de indieners voorstellen zijn minder streng dan een collectieve waardeoverdracht
onder artikel 83PW waar iedereen individueel bezwaarrecht krijgt. Dit laat onverlet
dat er ook voor gekozen kan worden om alle deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden
een individueel bezwaarrecht te geven. In dat laatste geval is het uitvoeren van een
collectief instemmingsrecht niet nodig.
Dit amendement beoogt het draagvlak voor de transitie en het vertrouwen in het pensioenstelsel
te vergroten. Daarbij verkleint het geven van collectief instemmingsrecht en daarmee
het geven van een stem aan de deelnemers van wie het pensioen is, in verwachting ook
de juridische risico’s voor de staat, pensioenfondsen en werkgevers, alhoewel de indieners
zich ook realiseren dat dit amendement niet alle juridische risico’s kan wegnemen.
De financiële consequenties van het collectief instemmingsrecht liggen op werkgevers-
en pensioenfondsniveau. Het toevoegen van een collectief instemmingsrecht heeft volgens
de indieners geen directe impact op de mijlpalen in het herstel- en veerkrachtplan.
Joseph
Omtzigt
Vermeer
Indieners
-
Indiener
Agnes Joseph, Kamerlid -
Medeindiener
Henk Vermeer, Kamerlid -
Medeindiener
Pieter Omtzigt, Kamerlid