Amendement : Amendement van de leden Flach en Vedder over het intrekken van de afroming van varkens- en pluimveerechten
36 618 Wijziging van de Meststoffenwet in verband met de voorwaarden over de maximale mestproductie in de derogatiebeschikking 2022–2025 (Wet wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie)
Nr. 8 AMENDEMENT VAN DE LEDEN FLACH EN VEDDER
Ontvangen 7 oktober 2024
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
Artikel I, onderdeel A, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel 2 wordt «72,4 miljoen» vervangen door «71,0 miljoen».
2. In onderdeel 3 wordt «27,7 miljoen» vervangen door «28,7 miljoen».
3. In onderdeel 4 wordt «20,0 miljoen» vervangen door «20,7 miljoen».
II
Artikel I, onderdeel B, vervalt.
III
In artikel I, onderdeel D, wordt het voorgestelde artikel 33, eerste lid, als volgt
gewijzigd:
1. Onderdeel a komt te luiden:
a. een percentage dat overeenstemt met de beperking die voortvloeit uit de algemene maatregel
van bestuur als bedoeld in artikel 32, eerste lid, indien die beperking is vastgesteld,
dan wel met 0 procent, indien die beperking niet is vastgesteld, in geval van een
varkensrecht;.
2. Onderdeel b komt te luiden:
b. een percentage dat overeenstemt met de beperking die voortvloeit uit de algemene maatregel
van bestuur als bedoeld in artikel 32, eerste lid, indien die beperking is vastgesteld,
dan wel met 0 procent, indien die beperking niet is vastgesteld, in geval van een
pluimveerecht; of.
IV
In artikel I, onderdeel E, onder 2 komt te luiden:
2. In het eerste lid (nieuw) wordt «het onderhavige artikel» vervangen door «artikel I,
onderdeel C, van de Wet wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie».
V
Artikel II, onderdeel B, vervalt.
Toelichting
De indieners stellen voor de voorgestelde afroming van varkens- en pluimveerechten
in te trekken en de sectorplafonds hierop aan te passen.
De indieners constateren dat in de varkens- en pluimveehouderij relatief meer rechten
(gemiddeld 13–18%) worden verhandeld dan in de melkveehouderij (gemiddeld 3%), omdat
de fluctuaties van mestproductie op bedrijfsniveau over de jaren heen groter zijn
in verband met het verschillend uitkomen van oplegrondes en de daarmee samenhangende
leegstand. Het is voor bedrijven die in bepaalde jaren rechten over hebben niet aantrekkelijk
om deze te verleasen als ze dan een deel van de rechten in moeten leveren. Ze hebben
deze rechten immers nodig voor de jaren waarin de mestproductie aan de top zit. Daartegenover
zijn er verschillende bedrijven, waaronder die van jonge ondernemers, die voor meer
dan de helft juist afhankelijk zijn van lease. Het betekent dat afroming met name
in deze sectoren een grote impact heeft op de bedrijfsvoering. En dat in een tijd
waarin ook investeringen gevraagd worden in een dierwaardige veehouderij.
De indieners constateren verder dat met name de melkveehouderij geconfronteerd wordt
met moeilijk afzetbare mest en hoge mestafzetkosten. Zij hebben begrepen dat ook buiten
de opkoopregelingen om ondernemers kiezen voor het stoppen van hun bedrijf. Verder
zal de mestproblematiek gevolgen hebben voor het aantal koeien dat aangehouden wordt.
Zij verwachten dat sprake zal zijn van een autonome daling van de mestproductie in
de melkveehouderij. Hier is in het voorstel van de regering voor een beperkte verlaging
van het sectorplafond voor de melkveehouderij geen rekening mee gehouden. Daarbij
komt dat de regering de opbrengst van de deelnemers aan de Lbv+-regeling die zich
na de peildatum (augustus 2024) hebben ingeschreven of inschrijven nog heeft meegerekend.
Dat geldt ook voor de opbrengst van de Maatregel Gerichte Bedrijfsbeëindiging via
de provincies waarbij ook productierechten doorgehaald worden. De indieners willen
in ieder geval voorkomen dat rechten afgeroomd worden met negatieve gevolgen voor
de bedrijfscontinuïteit, terwijl dat gelet op de nationale productieplafonds naar
verwachting niet nodig is.
De indieners stellen, alles afwegend, voor de voorgestelde afroming van varkens- en
pluimveerechten per 1 januari 2025 in te trekken, met instandhouding van de huidige
mogelijkheid om via algemene maatregel van bestuur alsnog afroming in te voeren indien
dat noodzakelijk is (het huidige artikel 32 in de Meststoffenwet) en via de route
van de algemene maatregel van bestuur voor bedrijfsoverdrachten zoals voorgesteld
in het wetsvoorstel. De indieners stellen tevens voor de sectorplafonds voor de fosfaatproductie
in de varkens- en pluimveehouderij hierop aan te passen door alleen de verwachte opbrengst
van de opkoopregelingen van de productie in 2024 af te trekken. De voorgestelde stikstofplafonds
blijven gehandhaafd, omdat deze ook zonder afroming naar verwachting gehaald worden.
Gelet op de ontwikkelingen in de melkveehouderij stellen zij hier een beperkte verlaging
van het sectorplafond voor de fosfaatproductie voor.
Enkele aanvullende overwegingen zijn dat de door de indieners aangepaste plafonds
nog steeds een verhoging van het fosfaatplafond voor de melkveehouderij en een verlaging
van de fosfaatplafonds voor de varkens- en de pluimveehouderij betekenen ten opzichte
van die in de consultatieversie van het wetsvoorstel. De indieners willen er verder
op wijzen dat met de aangepaste plafonds sprake zou zijn van een daling van de fosfaatproductie
in respectievelijk de melkveehouderij, de varkenshouderij en de pluimveehouderij van
respectievelijk 4, 22 en 14% ten opzichte van 2020. Een laatste overweging is dat
met name in de pluimveehouderij, maar ook in de varkenshouderij, al een (groot) deel
van de mest verwerkt en buiten de landbouw afgezet wordt.
Flach
Vedder
Indieners
-
Indiener
André Flach, Kamerlid -
Medeindiener
Eline Vedder, Kamerlid
Stemmingsuitslagen
Verworpen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
PVV | 37 | Tegen |
GroenLinks-PvdA | 25 | Tegen |
VVD | 24 | Tegen |
NSC | 20 | Tegen |
D66 | 9 | Tegen |
BBB | 7 | Tegen |
CDA | 5 | Voor |
SP | 5 | Tegen |
ChristenUnie | 3 | Tegen |
DENK | 3 | Tegen |
FVD | 3 | Voor |
PvdD | 3 | Tegen |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 2 | Tegen |
JA21 | 1 | Voor |