Amendement : Subamendement van de leden Erkens en Alkaya over het wijzigen van het amendement onder nr. 12 van de leden Grinwis c.s.
36 418 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2024)
Nr. 59 SUBAMENDEMENT VAN DE LEDEN ERKENS EN ALKAYA
Ontvangen 24 oktober 2023
De ondergetekenden stellen het volgende subamendement voor:
Het amendement van het lid Grinwis c.s. (stuk nr. 12) wordt als volgt gewijzigd:
I
In het met onderdeel I, onder 4, voorgestelde onderdeel B wordt «€ 147» vervangen
door «€ 134».
II
In het met onderdeel II, onder 4, voorgestelde onderdeel B wordt «€ 352» vervangen
door «€ 169».
III
In het met onderdeel III, onder 4, voorgestelde onderdeel B wordt «€ 352» vervangen
door «€ 212».
IV
Onderdeel IV wordt als volgt gewijzigd:
1. In artikel VIA wordt «€ 352» vervangen door «€ 266».
2. In artikel VIB wordt «€ 352» vervangen door «€ 320».
3. In artikel VIC wordt «€ 352» vervangen door «€ 320».
3. In artikel VID wordt «€ 352» vervangen door «€ 320».
4. In artikel VIE wordt «€ 352» vervangen door «€ 320».
5. Na artikel VIE worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
ARTIKEL VIEa
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2035 het in artikel 8.14a,
tweede lid, als tweede vermelde bedrag verlaagd met € 378.
ARTIKEL VIEb
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2036 het in artikel 8.14a,
tweede lid, als tweede vermelde bedrag verlaagd met € 378.
6. In artikel VIF, aanhef, wordt «2035» vervangen door «2037».
V
Het met onderdeel VI voorgestelde artikel XXXV wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «2034» vervangen door «2036».
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel k door een puntkomma worden
twee onderdelen toegevoegd, luidende:
l. bij het begin van het kalenderjaar 2035: het in artikel VIEa vermelde bedrag.
m. bij het begin van het kalenderjaar 2036: het in artikel VIEb vermelde bedrag.
VI
Onderdeel VII, onderdeel 2, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «zeven» vervangen door «negen».
2. Er worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
bh. artikel VIEa eerst toepassing vindt nadat artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting
2001 en artikel XXXV, onderdeel l, bij het begin van het kalenderjaar 2035 zijn toegepast;
bi. artikel VIEb eerst toepassing vindt nadat artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting
2001 en artikel XXXV, onderdeel m, bij het begin van het kalenderjaar 2036 zijn toegepast;
Toelichting
Bij de voorjaarsnota 2023 is besloten om de invoering van het nieuwe financieringsstelsel
in de kinderopvang uit te stellen van 2025 naar 2027. De stapsgewijze afbouw van de
IACK die in het Belastingplan 2023 was opgenomen, is echter niet mee opgeschoven.
Als gevolg hiervan valt een groep werkende ouders tussen wal en schip: zij hebben
in de jaren 2025 en 2026 géén recht op IACK en kunnen evenmin profiteren van bijna
gratis kinderopvang.
Bij het uitstellen van de bijna gratis kinderopvang werd € 1,6 miljard als compensatie
voor de jaren 2025 en 2026 (als gevolg van de loon-prijsbijstelling inmiddels € 1,7 miljard)
gereserveerd. Dit bedrag is echter onvoldoende om het nadeel van het wegvallen van
de IACK, circa € 3.000 netto, volledig weg te nemen.
Middels het amendement van Grinwis c.s. op stuk nr. 12 wordt een gedeeltelijke oplossing
voor de werkende ouders die buiten de boot vallen geboden, door de afschaffing van
de IACK met twee jaar uit te stellen. De gereserveerde compensatie wordt hierbij echter
volledig buiten beschouwing gelaten en het uitstel wordt gedekt door de IACK voor
alle ouders in 9 jaar af te bouwen. Dit leidt vooral in de laatste 8 stappen tot een
afbouw in forse stappen van € 352 in huidige prijzen en ca. € 378 per jaar in prijzen
van 2027. Dit leidt in het netto inkomen van een grote groep ouders tot een fors nadeel
ten opzichte van de oorspronkelijke afbouw van de IACK.
Het voorgestelde amendement Grinwis c.s. biedt enerzijds een oplossing voor de jaren
2025 en 2026, maar legt met de voorgestelde forse afbouwstappen de rekening daarvoor
bij werkende ouders. Met dit subamendement wordt de door voorgenoemd amendement voorgestelde
overbrugging tot 2027 in stand gelaten en wordt het afbouwpad daarna door inzet van
de bij voorjaarsnota gereserveerde compensatiemiddelen verzacht. De indieners zien
dit amendement daarbij als tijdelijke noodoplossing om ouders de komende jaren zekerheid
te geven en meent dat in een volgende formatie voor de afbouw vanaf 2027 een beter
pad gewenst is met het oog op de netto inkomenspositie van werkende ouders.
De indieners menen dat het verstandig is de compensatie van € 1,6 miljard in te zetten
om het afbouwpad in de IACK te verzachten, in plaats van de voorgenomen inzet in de
vergoeding voor kinderopvang. Indieners vrezen namelijk dat in de huidige krapte aan
opvangplekken, de verhoogde vergoeding de prijzen die ouders betalen opstuwt waardoor
het voordeel voor werkende ouders sterk afneemt. Met dit subamendement stellen de
indieners deze wijziging dan ook voor.
Het afbouwpad in de IACK wordt met dit subamendement als volgt (prijzen 2023):
2027
2028
2029
2030
2031
2032
2033
2034
2035
2036
134
169
212
266
320
320
320
320
320
320
Dit leidt tot de volgende budgettaire derving:
2025
– 66
2026
– 181
2027
– 239
2028
– 278
2029
– 281
2030
– 253
2031
– 195
2032
– 147
2033
– 80
2034
– 3
2035
62
2036
117
Totaal
– 1.542
De voorgestelde aanpassingen leiden tot een budgettaire derving van € 1,542 miljoen.
De dekking voor dit bedrag wordt gevonden door het hiervoor benodigde deel van de
middelen die voor 2025 (€ 400 miljoen) en 2026 (€ 1,2 miljard) op artikel 7 van de
SZW-begroting gereserveerd staan voor de «ingroei» naar het nieuwe stelsel hiervoor
aan te wenden.
Erkens
Alkaya
Indieners
-
Indiener
Silvio Erkens, Kamerlid -
Medeindiener
M.Ö. Alkaya, Tweede Kamerlid