Amendement : Amendement van het lid Ouwehand over dat de landbouwmaatregelen alleen van dien aard kunnen zijn dat ze het aantal dieren in de veehouderij daadwerkelijk reduceren
36 277 Tijdelijke regels over de instelling van een begrotingsfonds voor het landelijk gebied en de natuur (Tijdelijke wet Transitiefonds landelijk gebied en natuur)
Nr. 14 AMENDEMENT VAN HET LID OUWEHAND
Ontvangen 19 april 2023
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel 1 worden in de alfabetische volgorde ingevoegd:
landbouwhuisdier:
zoogdier of vogel voor de productie van vlees, eieren, melk, wol of veren of een paard
of pony voor het fokken;
veehouderij:
onderneming voor het houden van landbouwhuisdieren;.
II
Aan artikel 2 wordt twee leden toegevoegd, luidende:
3. Landbouwmaatregelen als bedoeld in het tweede lid, aanhef, kunnen slechts betrekking
hebben op:
a. de onomkeerbare sluiting van een veehouderij;
b. extensivering van een veehouderij; of
c. het geheel omschakelen van een veehouderij naar een andere vorm van landbouw.
4. Voor zover het derde lid wordt toegepast op een veehouderij voor het houden of het
mede houden van diersoorten met een productierecht als bedoeld in de Meststoffenwet,
wordt de maatregel slechts gefinancierd uit het fonds onder de voorwaarde dat de veehouder
overeenkomstig artikel 31, eerste lid, van die wet een kennisgeving heeft gedaan van
het geheel of voor een evenredig deel vervallen van zijn productierecht.
Toelichting
De indiener beoogt alleen maatregelen in de landbouw te financieren die bijdragen
aan het integraal bereiken van de in artikel 2 lid 2 genoemde doelen. Nederland is
het meest vee-dichte land ter wereld en voor het behalen van de genoemde milieudoelen
en dierenwelzijnsdoelen is het noodzakelijk dat het aantal dieren dat jaarlijks wordt
gefokt, gebruikt en gedood in de veehouderij substantieel afneemt. Bovendien is een
afname van het aantal dieren de enige maatregel waarmee met zekerheid de schadelijke
effecten op de natuur, het klimaat en water zullen afnemen. Voor het voldoen aan de
Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarmee om uit de stikstofcrisis te geraken,
is deze zekerheid randvoorwaardelijk. Alleen met de zekerheid dat de uitstoot fors
omlaag gaat en de natuurdoelen op den duur bereikt zullen worden, kan de vergunningverlening
weer van het slot komen. Dit is noodzakelijk om belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen,
zoals de woningbouw of de energietransitie, mogelijk te maken.
De indiener stelt daarom dat de landbouwmaatregelen alleen van dien aard kunnen zijn
dat ze het aantal dieren in de veehouderij daadwerkelijk reduceren. Dit kan middels
de uitkoop van veehouderijen, waarbij de fosfaat- of dierrechten uit de markt worden
genomen. Op deze manier wordt voorkomen dat andere veehouders de productierechten
kopen en kunnen uitbreiden.
Andere te financieren maatregelen zijn het fors extensiveren van veehouderijen door
minder dieren te houden, waarbij de fosfaatrechten, varkensrechten of pluimveerechten
voor een evenredig deel worden ingenomen en doorgehaald. Ook waar het veehouderijen
betreft waarvoor geen productierechten bestaan (zoals de kalver- of geitenhouderij)
duidt extensivering in dit geval op een reductie van het aantal dieren op dezelfde
hoeveelheid grond en niet andersom (meer grond bij een gelijkblijvend aantal dieren).
Tot slot behoort de volledige overschakeling naar een andere vorm van landbouw die
wel toekomstperspectief heeft, zoals plantaardige voedselproductie, tot de te financieren
maatregelen. De indiener stelt daarbij dat omschakeling naar sierteelt (een sector
met een bovengemiddeld gebruik van pesticiden, een negatieve impact op de waterkwaliteit
en die geen bijdrage levert aan de voedselzekerheid) hier niet onder valt.
Indiener sluit de verplaatsing van veehouderijen uit van financiering, omdat dit niet
bijdraagt aan een daadwerkelijke reductie van de algehele uitstoot en het dierenleed
in de veehouderij. Ook bij verplaatsing van een veehouderij zal het bedrijf blijven
bedragen aan de landelijke stikstofdeken, de uitstoot van broeikasgassen, het mestoverschot
en – dan wel op een andere plaats – lokale stankoverlast. De indiener wijst erop dat
het financieren van verplaatsingen geen doelmatige besteding is van belastinggeld.
Ouwehand
Indieners
-
Indiener
Esther Ouwehand, Kamerlid
Stemmingsuitslagen
Verworpen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen | Niet deelgenomen |
---|---|---|---|
VVD | 34 | Tegen | |
D66 | 24 | Tegen | |
PVV | 17 | Tegen | |
CDA | 14 | Tegen | |
PvdA | 9 | Tegen | |
SP | 9 | Tegen | |
GroenLinks | 8 | Tegen | |
PvdD | 6 | Voor | |
ChristenUnie | 5 | Tegen | |
FVD | 5 | Tegen | |
DENK | 3 | Tegen | |
Groep Van Haga | 3 | Tegen | |
JA21 | 3 | Tegen | |
SGP | 3 | Tegen | |
Volt | 2 | Voor | |
BBB | 1 | Tegen | |
BIJ1 | 1 | Voor | |
Fractie Den Haan | 1 | Voor | |
Gündogan | 1 | Niet deelgenomen | |
Omtzigt | 1 | Tegen |