Amendement : Amendement van de leden Westerveld en Kuiken over een wettelijke grondslag voor een vervaltermijn voor zware collectieve maatregelen
36 194 Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met de bestrijding van een epidemie van infectieziekten behorend tot groep A1, of een directe dreiging daarvan
Nr. 16
AMENDEMENT VAN DE LEDEN WESTERVELD EN KUIKEN
Ontvangen 9 december 2022
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel I, onderdeel H, wordt na het voorgestelde artikel 58c een artikel ingevoegd,
luidende:
Artikel 58ca Werkingsduur collectieve maatregelen
1. Bij ministeriële regeling wordt bepaald of de toepassing van een krachtens paragraaf
8 van dit hoofdstuk toegekende bevoegdheid, voor zover in werking gesteld krachtens
artikel 20 of 20a, wordt verbonden aan een vervaltermijn gelet op de mogelijke gevolgen
van de toepassing voor de vrije uitoefening van grondrechten en het maatschappelijk
welzijn als bedoeld in artikel 58, onder c en d. De in de eerste zin bedoelde ministeriële
regeling wordt met toepassing van artikel 58c tot stand gebracht.
2. Een ministeriële regeling als bedoeld in het eerste lid, wordt niet vastgesteld indien
de Tweede Kamer of de Eerste Kamer der Staten-Generaal binnen de termijn, bedoeld
in artikel 58c, tweede lid, tweede zin, besluit niet in te stemmen met de regeling.
3. Een ministeriële regeling dan wel een onderdeel daarvan waarvoor ingevolge het eerste
lid een vervaltermijn geldt, vervalt ten hoogste acht weken na de inwerkingtreding.
Dit laat onverlet dat een regeling of onderdeel daarvan telkens, al dan niet gewijzigd,
kan worden vastgesteld. Het tijdstip waarop de regeling of het onderdeel vervalt,
ligt steeds ten hoogste acht weken na het tijdstip waarop die regeling of dat onderdeel
zou vervallen.
Toelichting
De indieners achten het van groot belang dat de Wet publieke gezondheid aanvullende
differentiatie maakt tussen zware collectieve maatregelen en collectieve maatregelen
die minder ingrijpend zijn voor de vrije uitoefening van grondrechten en minder ingrijpend
zijn voor het maatschappelijk welzijn. Onderhavig wetsvoorstel maakt een dergelijke
differentiatie niet zowel procedureel als qua (mede)zeggenschap.
Dit amendement voegt de wettelijke grondslag toe om een vervaltermijn in te voeren
(een zogenoemd «tijdslot») voor zware collectieve maatregelen. Bij het activeren van
een bevoegdheid per ministeriële regeling kan een voorstel tot een vervaltermijn worden
gedaan van maximaal acht weken. Dat wil zeggen dat de ministeriële regeling na acht
weken afloopt. De Staten-Generaal hebben de bevoegdheid om, bij meerderheid, in te
stemmen dan wel blokkeren op welke bevoegdheid een vervaltermijn van toepassing is.
Wanneer de regering deze bevoegdheid wenst te verlengen dient daarna opnieuw een voorstel
per ministeriële regeling te moeten worden ingediend om tot verlenging over te gaan.
Ook voor een eventuele verlenging geldt de vervaltermijn van acht weken.
Met dit amendement beogen de indieners te regelen dat zware collectieve maatregelen
iedere acht weken opnieuw moeten worden geëvalueerd met betrekking tot de proportionaliteit,
subsidiariteit en effectiviteit. Dit amendement geeft expliciet de Eerste Kamer daartoe
ook een rol.
Westerveld Kuiken
Indieners
-
Indiener
Lisa Westerveld, Kamerlid -
Medeindiener
A.H. Kuiken, Tweede Kamerlid