Amendement : Amendement van het lid Idsinga over verduidelijking van de toepassing van artikel 9, eerste lid, onderdeel e
35 931 Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, de Wet op de dividendbelasting 1965, de Wet bronbelasting 2021, de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Wet implementatie tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2017/952 van de Raad van 29 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2016/1164 wat betreft de maatregel om mismatches door een omgekeerde hybride tegen te gaan (PbEU 2017, L 144/1) (Wet implementatie belastingplichtmaatregel uit de tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking)
Nr. 7 AMENDEMENT VAN HET LID IDSINGA
            
Ontvangen 25 oktober 2021
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel II, onderdeel B, wordt de aanhef vervangen door:
Artikel 9, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel e wordt na «als zodanig» ingevoegd «, behoudens voor zover artikel 12ad,
                     eerste lid, van toepassing is».
                  
2. Na onderdeel e wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:.
Toelichting
               
Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Wet implementatie belastingplichtmaatregel
                     uit de tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking is duidelijk geworden dat er geen
                     samenloop bestaat tussen de belastingplicht van de open commanditaire vennootschap
                     (open cv) en het omgekeerde hybride lichaam. Dit omdat een open commanditaire vennootschap
                     niet voldoet aan de omschrijving van een omgekeerde hybride lichaam in de zin van
                     artikel 2, twaalfde lid van het wetsvoorstel.1
Bij een open commanditaire vennootschap is het gedeelte van de winst van een open
                     commanditaire vennootschap dat toekomt aan de voor het geheel aansprakelijke vennoten
                     (de beherend vennoten) als zodanig aftrekbaar voor de vennootschapsbelasting.2
Op grond van de per 1 januari 2020 in werking getreden regels opgenomen in afdeling 2.2A
                     van de Wet Vpb, dient onder meer de aftrek van een betaling te worden geweigerd indien
                     er sprake is van een aftrek zonder betrekking in de heffing ingevolge een hybridemismatch3 of een situatie van dubbele aftrek4.
                  
Deze regel, de aftrekbeperking, noemt men de «primary linking rule». Daartegenover
                     staat de «secondary linking rule», een defensieve maatregel die van toepassing is
                     als de staat van de betaler (in het geval van aftrek zonder betrekking in de heffing)
                     de aftrek niet weigert, bijvoorbeeld omdat de andere staat geen lidstaat van de Europese
                     Unie is. De «secondary linking rule» is opgenomen in artikel 12ad Wet Vpb. Op grond
                     van artikel 12ad, eerste lid Wet Vpb, komen – eenvoudig gezegd – bij het bepalen van
                     de winst mede niet in aftrek vergoedingen of betalingen waarop de bronstaat de regels
                     tegen hybride mismatches had moeten toepassen.5
Daarbij is het relevant om op te merken dat de open cv lijkt te voldoen aan de definitie
                     van een hybride lichaam in de zin van artikel 12ac, eerste lid, onderdeel g Wet Vpb.
                     Van een hybride lichaam is sprake bij (toevoegingen Idsinga): een lichaam dat of regeling
                     die bij of krachtens de wet van een staat als een belastingplichtige voor een naar
                     de winst geheven belasting wordt beschouwd (open cv, op grond van de wetgeving van de staat waar de beherend vennoot is gevestigd) waarvan de winst bij of krachtens de wet van een andere staat als de winst van een
                     of meer andere lichamen of natuurlijke personen wordt beschouwd (op grond van de Nederlandse wetgeving in ruime zin6, wordt een gedeelte van de winst van open cv als winst van de beherend vennoot beschouwd).
De ene bepaling (artikel 9, eerste lid, onderdeel e Wet Vpb) zegt dat een deel van
                     de winst aftrekbaar is, terwijl de andere bepaling (artikel 12ad, eerste lid Wet Vpb)
                     zegt dat bepaald inkomen in de heffing moet worden betrokken in Nederland. Zonder
                     samenloopregeling is dit verwarrend en zou het standpunt kunnen worden ingenomen dat
                     de hybridemismatchregels niet van toepassing zijn.
                  
Dat is onwenselijk omdat het ruimte biedt voor belastingontwijking en betekent dat
                     Nederland de richtlijn niet correct heeft geïmplementeerd. Immers, de definitie van
                     een hybride lichaam, waarop een open cv lijkt te passen, vloeit voort uit Richtlijn
                     (EU) 2017/952 van de Raad van 29 mei 2017 tot wijziging van de Richtlijn (EU) 2016/1164
                     wat betreft hybridemismatches met derde landen (PbEU 2017, L 144/1). Ook artikel 12ad
                     Wet Vpb vloeit voort uit die richtlijn.
                  
Het voorgestelde amendement verduidelijkt dat de toepassing van artikel 9, eerste
                     lid, onderdeel e Wet Vpb beperkt is voor zover artikel 12ad, eerste lid Wet Vpb van
                     toepassing is en voorkomt hiermee potentieel belastingontwijking.
                  
Idsinga
Indieners
- 
              
                  Indiener
 Folkert Idsinga, Kamerlid
 
          