Brief regering : Modernisering geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS)
29 477 Geneesmiddelenbeleid
Nr. 644
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 januari 2020
Betaalbare en toegankelijke zorg voor alle patiënten en voor iedere premiebetaler
vind ik van groot belang. Daarom neem ik op het gebied van geneesmiddelen maatregelen
voor een beheerste uitgavengroei. Dit doe ik onder andere door fabrikanten aan te
zetten hun prijzen te matigen. Daarbij houd ik oog voor de beschikbaarheid van geneesmiddelen
voor patiënten. Hierbij informeer ik u over mijn voornemens voor het moderniseren
van het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS) en een herberekening van de vergoedingslimieten,
in te voeren in de tweede helft van 2021.
Eerder heb ik u toegezegd een analyse te doen naar het GVS en dit te moderniseren.
Het GVS dient twee doelen. Allereerst biedt het systeem patiënten en artsen in Nederland
toegang tot een breed palet aan extramurale geneesmiddelen (zie tekstbox). Daarnaast
is het bij uitstek ook een instrument voor een verantwoorde beheersing van de uitgaven.
De vergoedingslimieten zorgen er immers voor dat we niet méér betalen dan nodig is
voor geneesmiddelen die onderling vervangbaar zijn. Het behalen van deze doelen is
alleen houdbaar als het systeem actueel is en werkt zoals het bedoeld is. Hierbij
hebben fabrikanten, voorschrijvers, apothekers, zorgverzekeraars en patiënten allemaal
hun rol te spelen.
De effectiviteit van het GVS als uitgaven-beheersend-instrument is in de loop der
jaren afgezwakt. De huidige vergoedingslimieten zijn gebaseerd op de marktsituatie
in 19981. Dat betekent dat latere prijswijzigingen niet doorwerken in de vergoedingslimieten.
Dit is relevant omdat na 1998 in diverse groepen van onderling vervangbare geneesmiddelen
(zogenaamde «GVS-clusters») het gemiddelde prijsniveau is gedaald. Dit komt vaak doordat
in het cluster meer prijsconcurrentie is ontstaan, bijvoorbeeld door nieuwe aanbieders
na patentverloop. Als de vergoedingslimiet (uit 1998) hoger ligt dan het gemiddelde
werkelijke prijsniveau in het cluster, hebben fabrikanten met nog relatief dure (veelal
gepatenteerde) geneesmiddelen geen prikkel om mee te gaan met de lagere prijzen van
andere, vergelijkbare, geneesmiddelen in het cluster. Tegelijkertijd is in sommige
clusters het gemiddelde prijsniveau juist gestegen. Dit komt bijvoorbeeld door prijstoenames
als gevolg van stijging van de grondstofprijzen of doordat bepaalde geneesmiddelen
van de markt zijn gehaald. Hierdoor kan het voorkomen dat de patiënt geen keuze heeft
voor een geneesmiddel zonder bijbetaling.
Het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS)
Het GVS maakt expliciet en transparant welke extramurale geneesmiddelen vergoed worden
vanuit de zorgverzekering. Bijna alle extramurale receptplichtige geneesmiddelen in
Nederland zijn opgenomen in het GVS. Daarnaast is het een systeem om de uitgaven aan
extramurale geneesmiddelen te beheersen.
Extramurale geneesmiddelen worden op basis van een advies van het Zorginstituut Nederland
door de Minister opgenomen in het basispakket. Deze geneesmiddelen worden dan vermeld
in de Regeling zorgverzekering (Rzv). Een geneesmiddel dat onderling vervangbaar is
met een geneesmiddel dat al in het GVS zit, wordt geclusterd op bijlage 1A van de
Rzv. Voor geneesmiddelen in een cluster geldt een vergoedingslimiet. De vergoedingslimieten
in het GVS zijn gebaseerd op de marktsituatie, qua prijzen en geneesmiddelen, uit
1998. Als de prijs van het geneesmiddel hoger ligt dan de vergoedingslimiet, betaalt
de verzekerde het verschil uit eigen portemonnee. Deze bijbetalingen zijn voor deze
kabinetsperiode (dus voor de jaren 2019 tot en met 2021) gemaximeerd op € 250 per
verzekerde per jaar. Een geneesmiddel dat niet onderling vervangbaar is met een geneesmiddel
dat al in het GVS zit, wordt op bijlage 1B van de Rzv geplaatst. In dat geval geldt
geen vergoedingslimiet voor het geneesmiddel.
Voor iedere zorgverzekeringspolis wijzen zorgverzekeraars geneesmiddelen uit het GVS
aan die onder de dekking vallen. Van alle werkzame stoffen die voorkomen in het GVS,
moet een zorgverzekeraar tenminste één geneesmiddel aanwijzen. Dit wordt het preferentiebeleid
genoemd. Wanneer behandeling met het door de zorgverzekeraars aangewezen geneesmiddel
medisch niet-verantwoord is, heeft de verzekerde aanspraak op een geneesmiddel uit het GVS dat wel past
bij de individuele behandeling.
Het GVS stimuleert, door middel van het stellen van vergoedingslimieten voor onderling
vervangbare geneesmiddelen, prijsconcurrentie tussen fabrikanten. Ook geeft het prikkels
aan voorschrijvers en patiënten om te kiezen voor een doelmatig geneesmiddel (zonder
bijbetaling). Voor alle geneesmiddelen in het GVS geldt de Wet geneesmiddelenprijzen
die de prijs voor een geneesmiddel maximeert.
Modernisering op hoofdlijnen
Ik wil het GVS dan ook weer effectiever maken door een herberekening van de vergoedingslimieten
waarin nieuwe geneesmiddelen en prijswijzigingen na 1998 wel worden meegenomen. Hiermee
zet ik fabrikanten van relatief hoog geprijsde geneesmiddelen in het cluster aan tot
het matigen van hun prijzen. Daar waar fabrikanten, ook na een herberekening, hun
prijzen niet matigen maar een geneesmiddel boven de vergoedingslimiet prijzen, ontstaat
een bijbetaling voor de patiënt. De patiënt kan er dan voor kiezen om over te stappen
naar een vergelijkbaar geneesmiddel zonder bijbetaling. Ik besef dat dit voor patiënten
belastend kan zijn en ongemak kan geven. Ik zou dat betreuren, want we mogen verwachten
dat fabrikanten hun prijzen matigen. Maar als dat niet gebeurt, doe ik toch een beroep
op patiënten, voorschrijvers en apothekers om zo bij te dragen aan betaalbare geneesmiddelenzorg.
Een herberekening is in het verleden vaker overwogen en in uw Kamer besproken, maar
nooit eerder uitgevoerd. Een herberekening zonder aanvullende maatregelen kan namelijk
leiden tot bijbetalingen voor de patiënt als fabrikanten hun prijzen niet aanpassen
aan de nieuwe vergoedingslimieten. Als patiënten dan niet in staat zijn om te wisselen
naar een vergelijkbaar geneesmiddel zonder bijbetaling, vind ik dit onwenselijk. Mede
daarom wil ik niet alleen een herberekening uitvoeren, maar ook het GVS moderniseren.
Onderdeel van die modernisering is een vangnet voor uitzonderlijke gevallen, waarin
een patiënt om medische redenen alleen een geneesmiddel met een bijbetaling kan gebruiken.
Dan hoeft de patiënt niet bij te betalen. Zo zorg ik ervoor dat na een herberekening
een bijbetaling in principe altijd vermijdbaar is voor de patiënt: door te kiezen
voor een geneesmiddel zonder bijbetaling en, als dat echt niet kan, door het vangnet.
De modernisering bevat ook een aantal andere onderdelen, waarop ik verderop in deze
brief in zal gaan.
Verschillende opties onderzocht
Het afgelopen jaar heb ik gekeken naar mogelijkheden voor het aanpakken van de twee
opgaven die volgden uit de analyse naar het GVS. De eerste opgave betreft het beperkte
drukkende effect van het GVS op de prijzen van geneesmiddelen in het GVS. De tweede
betreft het feit dat patiënten momenteel niet altijd een geneesmiddel zonder bijbetaling
kunnen gebruiken. Ik heb dus nadrukkelijk aandacht besteed aan het patiëntbelang.
Ik vind immers dat elke patiënt de keuze moet hebben voor een geneesmiddel zonder
bijbetaling. Daarnaast heb ik ook gezocht naar opties om het GVS weer meer als kosten-beheersend-instrument
in te zetten en de taakstelling voor de GVS-modernisering uit het regeerakkoord in
te vullen.
Naast de mogelijkheid van een herberekening, heb ik andere opties bekeken om de fabrikantprijzen
te beïnvloeden en de taakstelling in te vullen. Denk hierbij aan een concurrentieafslag
op de vergoedingslimieten, een vergoedingslimiet op de geneesmiddelen op bijlage 1B
en het overgaan naar een ander systeem van pakketbeheer voor extramurale en intramurale
geneesmiddelen. Ik heb deze ook met het veld besproken. Hieruit bleek dat partijen
positieve aspecten zien aan het GVS. Zij noemden het GVS een transparant en duidelijk
systeem en hechten waarde aan de informatie die het GVS verschaft over de vergoeding
en over de onderlinge vervangbaarheid van geneesmiddelen. Het bleek dat de opties
die mogelijk de taakstelling zouden kunnen invullen niet goed samengaan met het belang
van de patiënt om de keuze te hebben voor een geneesmiddel zonder bijbetaling. Geen
enkele onderzochte optie kan én garanderen dat de patiënt de keuze heeft voor een
geneesmiddel zonder bijbetaling én de taakstelling invullen. Of de optie heeft mogelijk
een nadelig effect op de beschikbaarheid van geneesmiddelen. Uitzondering hierop is
een herberekening in een gemoderniseerd GVS. Hiermee kan het GVS weer effectiever
als uitgaven-beheersend-instrument worden ingezet (en daarmee de taakstelling worden
ingevuld) en heeft de patiënt altijd de keuze voor een geneesmiddel zonder bijbetaling.
In de rest van deze brief licht ik u mijn voornemen tot de herberekening en modernisering
van het GVS verder toe. Ik ga hierbij in het bijzonder in op de herberekening, de
onderdelen van de modernisering en de effecten. Ook schets ik u het vervolg en hoe
partijen daarin nauw worden betrokken.
Herberekenen in een gemoderniseerd GVS
Ik ga de vergoedingslimieten van het GVS (periodiek) herberekenen. Dit zorgt ervoor
dat het GVS weer actueel is (en blijft). De huidige vergoedingslimieten zijn gebaseerd
op de geneesmiddelen die in 1998 op de Nederlandse markt beschikbaar waren tegen de
prijzen die toen golden. Vergelijkbare geneesmiddelen die later beschikbaar kwamen
in een cluster (waaronder ook generieken), geneesmiddelen die van de markt zijn gehaald
en prijsverlagingen en/of prijsverhogingen zijn dus niet in de huidige vergoedingslimieten
verwerkt. Met een herberekening wordt dit wel meegenomen. De vergoedingslimieten worden
dan bepaald op basis van een ijkmoment voor geneesmiddelen en prijzen in een recenter
jaar.
Een herberekening herstelt het uitgangspunt dat elk cluster tenminste één geneesmiddel
zonder bijbetaling bevat. De manier van berekenen van de vergoedingslimieten zorgt
er namelijk altijd voor dat tenminste één geneesmiddel een prijs op of onder de vergoedingslimiet
heeft. In de berekeningssystematiek wordt namelijk, kort gezegd, eerst een gewogen
gemiddelde prijs uitgerekend van de geneesmiddelen in het cluster. Vervolgens wordt
de vergoedingslimiet vastgesteld op basis van de prijs van het eerste geneesmiddel
onder dit gewogen gemiddelde. Door de herberekening kan een patiënt binnen een cluster
dus altijd een geneesmiddel zonder bijbetaling kiezen, terwijl dat nu niet altijd
het geval is.
Modernisering van het GVS
Ik zal niet alleen de vergoedingslimieten herberekenen, maar ook het GVS moderniseren.
Als fabrikanten hun prijzen niet aanpassen aan de nieuwe vergoedingslimieten die ontstaan
na een herberekening, kunnen patiënten te maken krijgen met een bijbetaling op het
geneesmiddel dat zij gebruiken. In dat geval kunnen zij kiezen voor een geneesmiddel
zonder bijbetaling, omdat er door de herberekening in elk cluster tenminste één geneesmiddel
zonder bijbetaling is. In uitzonderlijke gevallen kan de patiënt om medische redenen
echter alleen gebruik maken van een geneesmiddel met een bijbetaling. Voor die patiënten
creëer ik, als onderdeel van de modernisering, een vangnet dat regelt dat zij de betaling
niet hoeven te betalen. Met andere woorden: ik wil het begrip «medische noodzaak»
toepassen op de GVS-bijbetaling. Het wordt daarmee, ook na een herberekening, dus
voor iedere patiënt mogelijk om een geneesmiddel zonder bijbetaling te kiezen. Bijbetalingen
worden voor patiënten dus in principe vermijdbaar. Ik wil benadrukken dat het toekennen
van «medische noodzaak» niet lichtvaardig mag gebeuren, omdat het alleen bedoeld is
voor medische uitzonderingssituaties en niet voor het voorkomen van eventuele bijbetalingen
die ontstaan na een herberekening. Ik zal hierin nauwe aansluiting zoeken bij het
bestuurlijk traject Verantwoord Wisselen. Mocht dit traject onverhoopt niet tot de
beoogde resultaten leiden, dan zal ik op een andere manier de noodzakelijke waarborgen
regelen voor de prudente inzet van «medische noodzaak». Het gaat hierbij in ieder
geval om het verankeren van de verantwoording, monitoring en controle. Ik zal dan
analyseren op welke manier dit het beste kan.
De modernisering van het GVS kent naast het vangnet ook andere aspecten. Zo overweeg
ik een clausule waarop fabrikanten een beroep kunnen doen indien zij kunnen aantonen
dat de vergoedingslimiet te laag is om een geneesmiddel op de Nederlandse markt beschikbaar
te houden of te maken. Hieraan wil ik het komende jaar invulling geven. Het doel van
een dergelijke clausule zou zijn om, indien noodzakelijk, patiënten de mogelijkheid
te (blijven) bieden een geneesmiddel zonder bijbetaling te kiezen.
Ook wil ik de berekening van de vergoedingslimiet voor zogenoemde combinatiepreparaten
anders invullen. Dit zijn geneesmiddelen die bestaan uit twee of meer werkzame stoffen.
De rekensystematiek voor combinatiepreparaten gaat nu nog uit van de vergoedingslimiet
van geneesmiddelen met één werkzame stof. Hierdoor komt, na een herberekening, niet
altijd een combinatiepreparaat zonder bijbetaling beschikbaar. Door aanpassing van
de limietbepaling voor combinatiepreparaten is ook voor deze geneesmiddelen na een
herberekening altijd een geneesmiddel zonder bijbetaling beschikbaar.
Ik heb u ook toegezegd te kijken naar een efficiëntere inzet van de beoordelingscapaciteit
van het Zorginstituut. Verdere optimalisering binnen de huidige wettelijke kaders
van de extramurale farmacie is beperkt mogelijk. Ik ga hierover verder in gesprek
met het Zorginstituut en ga dit jaar starten met de uitwerking.
Effecten van herberekenen in een gemoderniseerd GVS
Een herberekening leidt bij bepaalde clusters tot verhoging en bij veel clusters tot
verlaging van de vergoedingslimieten. Bij de geneesmiddelen waar de vergoedingslimiet
omhoog gaat hebben patiënten niet langer een bijbetaling of valt de bijbetaling lager
uit. Dit gaat vooral om geneesmiddelen in clusters waarin het prijsniveau in de loop
der jaren boven de vergoedingslimiet is komen te liggen. Dit betreft bijvoorbeeld
het cluster met ADHD-medicatie en de clusters waarin op dit moment geen enkel geneesmiddel
zonder bijbetaling beschikbaar is. Stichting Farmaceutische Kengetallen (SFK) is gevraagd
een analyse te doen naar de effecten van een herberekening. Deze analyse2 laat zien dat ongeveer 380.000 patiënten geen bijbetaling meer hebben na een herberekening
terwijl zij dat nu wel hebben (zie ook tabel 1).
In het overgrote deel van de clusters dalen de vergoedingslimieten na een herberekening.
Hiermee wil ik fabrikanten van onderling vervangbare, maar relatief hoog geprijsde
geneesmiddelen, stimuleren hun prijzen te matigen en aan te passen aan de nieuwe,
lagere, vergoedingslimieten. Daarmee voorkomen fabrikanten een bijbetaling voor de
patiënt. Als alle fabrikanten hun prijzen aanpassen aan de nieuwe vergoedingslimieten,
hebben patiënten na een herberekening geen bijbetaling.
Indien fabrikanten hun prijzen niet of deels verlagen, kunnen patiënten wel te maken
krijgen met een bijbetaling. Patiënten kunnen er dan voor kiezen om te wisselen naar
een vergelijkbaar geneesmiddel in het cluster zonder bijbetaling. Door de herberekening
heeft tenslotte elk cluster van onderling vervangbare geneesmiddelen tenminste één
geneesmiddel zonder bijbetaling. Ik begrijp dat dit voor patiënten die al een bepaald
geneesmiddel gebruiken vervelend en belastend kan zijn. Het is echter voor de betaalbaarheid
van geneesmiddelen van belang dat gekozen wordt voor een doelmatig geneesmiddel. Er
is immers een goedkoper geneesmiddel beschikbaar dat onderling vervangbaar is met
het duurdere geneesmiddel. Kan een patiënt om medische redenen niet wisselen, bijvoorbeeld
omdat de patiënt een anti-epilepticum gebruikt, dan kan de voorschrijver op basis
van het nieuwe vangnet aangeven dat voor deze patiënt «medische noodzaak» tot het
gebruik van een geneesmiddel met bijbetaling geldt. In dat geval kan de zorgverzekeraar
voor deze patiënt de bijbetaling vergoeden vanuit de zorgverzekering.
In 2019 hadden 2,1 miljoen patiënten een GVS-bijbetaling. Het is niet goed mogelijk
om te voorspellen hoe fabrikanten gaan reageren op een herberekening. Daarom is SFK
gevraagd in haar analyse de effecten in een uiterst scenario te bepalen. Dit is het
scenario waarin fabrikanten hun prijzen niet aanpassen, patiënten niet wisselen naar
een geneesmiddel zonder bijbetaling én de «medische noodzaak» als vangnet er niet
zou zijn. In dat scenario laat de analyse van SFK zien dat ongeveer 6 miljoen patiënten
te maken zouden krijgen met een bijbetaling (zie ook tabel 1). Voor ruim 5 miljoen
van hen zou de bijbetaling dan maximaal € 50 per jaar bedragen. Als fabrikanten hun
prijzen niet aanpassen, zullen deze patiënten moeten wisselen van geneesmiddel om
de bijbetaling te vermijden, behalve in het geval zij medisch gezien zijn aangewezen
op het geneesmiddel met bijbetaling. Deze aantallen vallen lager uit naarmate (meer)
fabrikanten hun prijzen verlagen naar de nieuwe vergoedingslimieten. Minder patiënten
zullen dan moeten bijbetalen of moeten wisselen naar een geneesmiddel zonder bijbetaling.
Tabel 1. Verdeling aantal patiënten met/zonder bijbetaling voor en na een herberekening
van de vergoedingslimieten van het GVS. Voor de situatie na de herberekening geldt
dat dit om het uiterste scenario gaat waarin fabrikanten hun prijzen niet verlagen
naar de nieuwe vergoedingslimieten, patiënten niet wisselen naar een geneesmiddel
zonder bijbetaling en waarin de «medische noodzaak» als vangnet niet is ingevoerd.
Ook de terugbetaalregelingen van sommige fabrikanten voor de bijbetalingen zijn hierin
niet meegenomen. De weergegeven aantallen bevatten zowel patiënten die chronisch als
incidenteel gebruik maken van een geneesmiddel. (bron: SFK)
Aantal
patiënten met bijbetaling in 20191
Na herberekening in het uiterste scenario
waarin fabrikanten hun prijzen niet verlagen, geen enkele patiënt wisselt naar een
geneesmiddel zonder bijbetaling en het vangnet («medische noodzaak») er niet is
Aantal patiënten met
bijbetaling
Aantal patiënten waarvoor de huidige bijbetaling vervalt
Totaal
2,1 miljoen
6 miljoen
380.000
€ 0 – € 5 per jaar
1,3 miljoen
2,9 miljoen
250.000
€ 5 – € 50 per jaar
560.000
2,2 miljoen
75.000
€ 50 – € 100 per jaar
62.000
420.000
18.000
€ 100 – € 150 per jaar
30.000
200.000
13.000
€ 150 – € 200 per jaar
17.000
107.000
8.000
€ 200 – € 250 per jaar
12.000
50.000
5.500
Meer dan € 250 per jaar2
42.000
155.000
16.000
X Noot
1
Voorlopige cijfers over het kalenderjaar 2019.
X Noot
2
Vanwege de maximering van de GVS-bijbetalingen heeft tot en met 2021 niemand meer
dan € 250 aan GVS-bijbetalingen.
Beperkt risico beschikbaarheidsproblemen
De vergoedingslimieten vallen, door een herberekening, voor het overgrote deel van
de geneesmiddelen lager uit. Hiermee stimuleer ik fabrikanten hun prijzen te matigen.
Tegelijkertijd ben ik mij bewust van de problemen die op dit moment spelen rondom
de beschikbaarheid van bepaalde geneesmiddelen uit het GVS. Uit de meldingen van het
Meldpunt geneesmiddelentekorten blijkt dat deze problemen in het algemeen niet het
gevolg zijn van de prijzen of vergoedingen in Nederland. Ze zijn vaak het gevolg van
een vertraging in de productie of het distributieproces van een geneesmiddel. Lage
prijzen kunnen mogelijk wel een rol spelen bij tekorten op het moment dat een fabrikant
na een productieprobleem de productie weer opstart en bij de herverdeling van de beperkte
nieuwe voorraad voorrang geeft aan de landen met hogere prijzen. Voor zover er een
verband is tussen prijzen en tekorten, is het risico dat de herberekening hieraan
bijdraagt beperkt.
Het valt echter niet uit te sluiten dat in een enkel geval zich de situatie voordoet
dat vanwege een verlaging van de vergoedingslimiet een fabrikant een geneesmiddel
van de markt haalt of niet op de markt brengt, dan wel een geneesmiddel later in Nederland
terug op de markt brengt na een tekort. Om beschikbaarheidsproblemen voor patiënten
te voorkomen overweeg ik de introductie van een clausule waarop fabrikanten een beroep
kunnen doen indien zij kunnen aantonen dat de vergoedingslimiet te laag is om een
geneesmiddel op de Nederlandse markt te houden of te brengen. Uiteraard vraagt dat
de nodige transparantie van de fabrikant. Verder vind ik het ook niet wenselijk dat
patiënten een bijbetaling zouden moeten betalen indien er een landelijk tekort van
het geneesmiddel zonder bijbetaling is vastgesteld en patiënten daarom een ander (duurder)
geneesmiddel met bijbetaling zouden moeten gebruiken. Voor die situatie overweeg ik
een regeling die erin voorziet dat de patiënt geen bijbetaling wordt gevraagd, hoewel
dit uitvoeringstechnisch waarschijnlijk complex is. Beide hierboven genoemde punten
werk ik dit jaar verder uit.
Continuering maximering bijbetalingen GVS
De GVS-bijbetalingen zijn voor deze kabinetsperiode (tot en met 2021) gemaximeerd
op € 250 per patiënt per jaar om stapeling van eigen betalingen voor patiënten te
beperken. Een herberekening stimuleert fabrikanten hun prijzen te verlagen naar de
nieuwe, lagere, vergoedingslimieten. De maximering zou deze prikkel voor fabrikanten
kunnen verminderen of tenietdoen. Zodra het maximum van € 250 is bereikt wordt voor
extramurale geneesmiddelen immers geen bijbetaling meer verlangd. Na een herberekening
is in elk cluster tenminste één geneesmiddel zonder bijbetaling beschikbaar voor de
patiënt. Indien de patiënt om medische redenen een geneesmiddel met bijbetaling moet
gebruiken, vervalt door het vangnet de bijbetaling. Bijbetalingen zijn dus, door de
herberekening en dit vangnet, in principe voor iedere patiënt vermijdbaar na invoering
van de modernisering in de tweede helft van 2021. De maximeringsregeling is voor deze
kabinetsperiode ingesteld en is van kracht tot en met 31 december 2021.
Invulling taakstelling
Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 15 juni 20183 beoog ik met de modernisering van het GVS een deel van de totale taakstelling op
genees- en hulpmiddelen uit het regeerakkoord 2017–2021 in te vullen, namelijk een
besparingsbedrag van € 40 miljoen in 2021 en € 140 miljoen structureel vanaf 2022.
Met de voorgenomen modernisering van het GVS, zoals geschetst in deze brief, voldoe
ik hieraan.
Op basis van het rapport van APE uit 20164 en de analyse van SFK is berekend wat de verwachte besparing van een herberekening
van het GVS bedraagt. Vervolgens is voor de berekening van de besparing van de modernisering
als geheel (inclusief de herberekening) ook nog rekening gehouden met onder andere
de «medische noodzaak» als vangnet, prijsaanpassingen door fabrikanten, groei van
uitgaven aan extramurale geneesmiddelen, de beoogde aanpassing van de Wet geneesmiddelenprijzen
in dit jaar en uitvoeringskosten. Hiermee kom ik tot de conclusie dat de verwachte
besparing van de voorgenomen modernisering volstaat om de taakstelling in te vullen.
Ik wil hierbij wel opmerken dat de hoogte van de besparing in belangrijke mate afhankelijk
is van het gedrag van fabrikanten, voorschrijvers, apothekers en patiënten.
Samenwerking met veldpartijen
Om de voorgenomen modernisering van het GVS, inclusief de herberekening, goed te doen
landen en slagen, is het van groot belang dat een goede uitvoering wordt voorbereid.
Daarom wil ik hierin dit jaar nauw optrekken met patiëntenorganisaties, zorgverzekeraars,
voorschrijvers en apothekers. Ik wil met hen praten over de randvoorwaarden waaronder
de modernisering op een goede en effectieve manier uitgevoerd kan worden. Ik wil oog
hebben voor de uitvoeringsgevolgen waar patiëntenorganisaties, voorschrijvers, apothekers
en zorgverzekeraars mee te maken kunnen krijgen. Ik denk hierbij onder andere aan
de volgende zaken. Een herberekening kan tot gevolg hebben dat patiënten zullen wisselen
van geneesmiddel. Voorschrijvers en apothekers willen patiënten hierover informeren
en hen goed begeleiden en dat is ook van belang. Ook zorgverzekeraars willen hun verzekerden
van duidelijke informatie voorzien over de bijbetaling die na een herberekening kan
ontstaan op het geneesmiddel dat zij gebruiken. Daarnaast zullen ook patiëntenorganisaties
goed geïnformeerd moeten zijn om patiënten van relevante informatie te voorzien. Ook
zal de invoering van de «medische noodzaak» als vangnet gevolgen hebben voor genoemde
partijen. Tevens zal ik het aankomende jaar fabrikanten consulteren.
Ten tweede is de invulling van de «medisch noodzaak» van belang voor een goede uitvoering.
Dit instrument hoort slechts in uitzonderingsgevallen ingezet te worden wanneer onderbouwd
kan worden dat de patiënt om medische redenen alleen een geneesmiddel met bijbetaling
kan gebruiken. Het is van belang dat voorschrijvers prudent omgaan met de «medische
noodzaak» en ik verwacht dat ook van hen. Ook apothekers en zorgverzekeraars spelen
daarbij een rol. Ik zal hierin nauwe aansluiting zoeken bij het bestuurlijk traject
Verantwoord Wisselen. Mocht dit traject onverhoopt niet tot de beoogde resultaten
leiden, dan zal ik, zoals eerder genoemd, op een andere manier de noodzakelijke waarborgen
regelen voor de prudente inzet van «medische noodzaak».
Vervolg
Met een herberekening in een gemoderniseerd GVS streef ik dus drie doelen na. Ten
eerste wil ik de patiënt, ook na een herberekening, de mogelijkheid geven altijd een
geneesmiddel zonder bijbetaling te kiezen. Ten tweede wil ik de uitgaven aan extramurale
geneesmiddelen beheersen door fabrikanten aan te zetten tot het matigen van hun prijzen
en voorschrijvers, apothekers en patiënten te stimuleren te kiezen voor een doelmatig
geneesmiddel. Ten derde wil ik met dit toekomstbestendige GVS mogelijk maken dat een
herberekening ook in de toekomst vaker en verantwoord kan worden uitgevoerd. Met de
voorgenomen modernisering en het toekomstbestendig maken van het GVS waarborg ik de
brede toegang tot geneesmiddelen voor voorschrijver en patiënt en zorg ik ervoor dat
de zorg voor patiënt én premiebetaler betaalbaar blijft.
De aankomende maanden ga ik met partijen in gesprek over hoe de modernisering op een
goede en verantwoorde wijze voorbereid en uitgevoerd kan worden. De inzet van partijen
is van belang om met het GVS de genoemde doelen te behalen. Ik ga daarnaast het traject
starten dat nodig is voor de aanpassing van de regelgeving om het vangnet voor patiënten
mogelijk te maken. Ik streef ernaar de modernisering van het GVS in de tweede helft
van 2021 te laten plaatsvinden. Ik zal u voor de zomer van 2020 wederom informeren
over de stand van zaken van de modernisering van het GVS.
De Minister voor Medische Zorg,
B.J. Bruins
Indieners
-
Indiener
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg