Debat over het besluit tot sluiting kinderhartcentra

22 februari, debat – De Kamer debatteert met minister Kuipers (Volksgezondheid) over de voorgenomen sluiting van kinderhartcentra in Utrecht en Leiden. Daarmee worden specialistische ingrepen voortaan uitgevoerd in Groningen en Rotterdam.

Kinderen met een aangeboren hartafwijking kunnen in Nederland in vier academische ziekenhuizen terecht voor een operatie: in Groningen, Leiden, Rotterdam en Utrecht. Het kabinet wil dat daarvan twee kinderhartcentra overblijven, in Groningen en Rotterdam. Concentratie van zorg is volgens minister Kuipers beter voor de kwaliteit en de continuïteit op de langere termijn.

De concentratie van hartoperaties en hartkatheterisaties in Groningen en Rotterdam betekent niet dat alle zorg voor hartpatiënten op de andere plaatsen verdwijnt, benadrukt Kuipers. Controles, poliklinische afspraken en gesprekken over voor- en nazorg blijven mogelijk. De komende tweeënhalf jaar wordt gebruikt voor een "zorgvuldig transitieproces".

Steun

Het aantal betrokken chirurgen is niet groot en de druk op de professionals in de vier centra is hoog. Daarom is concentratie nodig, meent Tielen (VVD). De minister toont volgens haar lef doordat hij met zijn voorgenomen besluit zekerheid wil bieden aan patiënten.

Van den Berg (CDA) steunt de minister ook in zijn besluit om hoogspecialistische zorg te concentreren. Zij wijst er wel op dat het LUMC in Leiden als enige operaties uitvoert aan foetussen in de baarmoeder. Hoe gaat die kennis overgedragen worden?

Paulusma (D66) kan de minister heel goed volgen, maar "baalt als een stekker" dat de ziekenhuizen niet zelf een beslissing hebben genomen. Zij wijst erop dat het Radboud UMC in Nijmegen er al vijftien jaar geleden voor gekozen heeft om de ingrepen in Rotterdam te laten plaatsvinden en de rest van de zorg in het eigen ziekenhuis.

Bezwaren

De kwaliteit is hoog, patiënten zijn tevreden en de vier centra kunnen financieel hun broek ophouden. Waarom drukt de minister de sluiting van twee centra dan toch door, vraagt Van Houwelingen (FVD) zich af. Het besluit gaat tot ongelukken leiden bij andere specialismen, vreest Hijink (SP). De minister gooit hiermee kennis en kunde, vaak in decennia opgebouwd, overboord.

Een duivels dilemma. Zo typeert Van der Plas (BBB) de situatie. In sommige centra worden er simpelweg te weinig operaties uitgevoerd om in de toekomst de juiste kwaliteit te blijven leveren. Zij vraagt de minister niettemin om na te denken over het in de lucht houden van in ieder geval drie centra.

Het aantal kinderen met een aangeboren hartafwijking is al jaren stabiel, constateert Ellemeet (GroenLinks). Waarom wil de minister nu twee centra openhouden, terwijl eerder drie centra de norm was voor hetzelfde aantal patiënten? Er zijn geen wetenschappelijke studies die zeggen dat de kwaliteit verbetert als je twee centra openhoudt in plaats van drie, meent Bushoff (PvdA).

Voor het juiste aantal "vlieguren" voor chirurgen is twee centra de beste keuze, reageert Kuipers. Het gaat namelijk om veel verschillende, complexe en vaak weinig voorkomende aandoeningen. Deze vorm van zorg moet bovendien 24/7 beschikbaar zijn, wat zorgt voor een grote druk op professionals. Door concentratie op twee locaties kunnen diensten beter worden afgewisseld, meent de minister.

Gevolgen andere hartcentra

De NZa adviseert om eerst een integrale analyse van de academische kindzorg te maken, voordat er ingrijpende besluiten worden genomen. Gaat de minister dat advies alsnog opvolgen, wil Stoffer (SGP) weten. Volgens hem moet eerst het toekomstperspectief voor de academische ziekenhuizen duidelijk zijn, voordat gekozen wordt voor concentratie.

Kuipers voelt er weinig voor om "het blikje nog een tijdje voor ons uit te schoppen" en de NZa eerst om een bredere analyse te vragen. Hij neemt liever nu een besluit, om daarmee de onzekerheid bij patiënten weg te nemen. Zonder helderheid is het bovendien niet mogelijk om afspraken te maken met de betrokken chirurgen over de transitieperiode van tweeënhalf jaar.

Drost (ChristenUnie) wijst erop dat het Prinses Máxima Centrum voor kinderoncologie afhankelijk is van de kinderhartafdeling in Utrecht. Kuipers zegt toe dat hij in gesprek gaat met het UMC Utrecht en het PMC om de kinderoncologische zorg in Utrecht te waarborgen.

Pouw (JA21) wil weten of er in Leiden wel een kinder-ic blijft. En wat zijn de implicaties van rechtszaken zoals nu in de media aangekondigd door de hartcentra in Utrecht en Leiden?

Den Haan (Fractie Den Haan) vraagt of Groningen wel aan de volumenormen kan voldoen. Het lijkt haar verstandiger om te kiezen voor drie centra omdat er anders mogelijk maar één centrum openblijft, namelijk dat in Rotterdam. We moeten het transitieproces zo inrichten dat er de komende tweeënhalf jaar twee evenredige centra ontstaan die allebei aan de volumenormen voldoen, meent de minister.

Alternatieve bekostiging

De vier ziekenhuizen concurreren met elkaar op omzet, analyseert Agema (PVV). Marktwerking is volgens haar de "angel" in de kwestie. Zij wil de zorg bekostigen op basis van een beschikbaarheidsbijdrage. De specialisten werken dan samen voor één non-profitorganisatie, op vier locaties. Het gaat hier niet om marktwerking maar om concentratie, antwoordt de minister.

De stemmingen over de tijdens het debat ingediende moties zijn op 23 februari.

Zie ook