Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over voortgang financieringsinstrument aantrekken internationale topwetenschappers (Kamerstuk 29338-295)
29 338 Wetenschapsbudget
Nr. 297
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 30 oktober 2025
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de
brief van 10 juli 2025 over voortgang financieringsinstrument aantrekken internationale
topwetenschappers (Kamerstuk 29 338, nr. 295).
De vragen en opmerkingen zijn op 23 september 2025 aan de Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 30 oktober 2025 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie Bromet
Adjunct-griffier van de commissie Van Thiel
Inhoud
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
–
Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
2
–
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
3
–
Inbreng van de leden van de NSC-fractie
3
–
Inbreng van de leden van de BBB-fractie
3
II
Reactie van bewindspersoon
4
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van
het kabinetsvoornemen om een financieringsinstrument op te zetten met als doel het
aantrekken van internationale topwetenschappers op terreinen die van evident belang
zijn voor Nederland. Deze leden hebben daarover de volgende vragen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie horen graag waarom er precies voor is gekozen
om het budget voor dit financieringsinstrument deels te onttrekken aan het budget
voor Nederlands wetenschappelijk onderzoek. Deze leden vrezen dat het behoud van de
toppositie van de Nederlandse wetenschap juist onder druk komt te staan ten behoeve
van het aantrekken van internationale topwetenschappers. Deze leden vragen de Minister
daarom te reflecteren op de voorzienbare gevolgen van deze beslissing, zoals voor
de ontwikkeling van home grown topwetenschap en de aantrekkingskracht van de Nederlandse wetenschap op internationale
topwetenschappers.
Zijn er analyses gemaakt of, en zo ja, hoe internationale topwetenschappers kunnen
worden aangetrokken? Op welke onderzoeksterreinen wordt ingezet? Aan welke terreinen
wordt gedacht die naar het oordeel van het kabinet «van evident belang» zijn voor
Nederland? Welke criteria gaat de NWO1 hanteren voor het beoordelen van een voordracht? Hoe worden de vaste aantallen posities
over de Nederlandse kennisinstellingen verdeeld? Hoe worden kennisinstellingen op
deze onderzoeksterreinen in staat gesteld om internationale topwetenschappers aan
te trekken en, vooral, te behouden? En welke gevolgen heeft het deels onttrekken van
de NWO-middelen ten behoeve van het Tulip Fund voor Nederlands wetenschappelijk onderzoek; hoeveel Nederlandse wetenschappers zullen
naar waarschijnlijkheid niet kunnen worden aangesteld door dit initiatief? De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
zien graag een uitgebreide beantwoording van deze prangende vragen tegemoet.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden dat incidenteel geld onvoldoende is
om structureel internationaal talent aan te trekken en te behouden. Hoe ziet de Minister
dit en is hij bereid te onderzoeken hoe structurele financieringsbronnen onderdeel
kunnen worden van een nationale talentstrategie die bijdraagt aan de toekomst van
het Nederlandse wetenschapslandschap? Zo nee, waarom niet? En, tot slot, welke maatregelen
neemt de Minister om te voorkomen dat het overboeken van middelen uit de loon- en
prijsbijstelling leidt tot extra druk of bezuinigingen voor instellingen en onderzoekers?
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het opgerichte
Tulip Fund en hebben de Kamerbrief daarover gelezen. Zij hebben nog enkele vragen.
Horizon Europe en Europese samenwerking
De leden van de VVD-fractie lezen dat de geraamde € 50 miljoen voor beurzen voor topwetenschappers
gedekt wordt uit de loonbijstelling en daaropvolgend een verdubbeling van het budget
door de NWO. Deze leden weten dat de Europese Commissie via Horizon Europe een budget
beschikbaar stelt voor onderzoek en innovatie. Zij vragen de Minister of er via Horizon
Europe (extra) middelen beschikbaar kunnen worden gesteld om topwetenschappers aan
te trekken. Zij vragen zich voorts af of er enige vorm van samenwerking is met landen
als bijvoorbeeld Frankrijk, die ook (Amerikaanse) topwetenschappers aan willen trekken.
Internationalisering
De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe dit fonds en het doel daarvan passen
in het kabinetsbeleid ten aanzien van internationalisering. Deze leden vragen zich
af of het aantrekken van topwetenschappers bijvoorbeeld gebeurt in tekortsectoren
als technologie, AI, wiskunde en bètawetenschappen. Wordt daar door de Minister op
gestuurd, zo vragen deze leden.
De leden van de VVD-fractie vragen zich voorts af of het klopt dat dit specifieke
fonds zo veel als mogelijk aangewend zal worden om Amerikaanse wetenschappers aan
te trekken, nu hun werkzaamheden in de Verenigde Staten onder druk staan. Kan hier
een toelichting op komen, zo vragen zij de Minister.
De leden van de VVD-fractie vragen zich daarnaast af of er vanuit de rijksoverheid
of individuele universiteiten al fondsen bestonden of reeds bestaan om wetenschappers
op te vangen die hun land om politieke redenen zijn ontvlucht.
Kennisveiligheid
De leden van de VVD-fractie vragen zich ten slotte af hoe de kennisveiligheid van
het hoger onderwijs meegewogen wordt in het verstrekken van beurzen aan «bedreigde»
wetenschappers. Op welke manier wordt gescreend (indien nodig) om te voorkomen dat
gevoelige informatie in verkeerde handen valt, zo vragen deze leden de Minister.
Inbreng van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de brief van voormalig Minister
Bruins over de voortgang van het financieringsinstrument voor het aantrekken van internationaal
wetenschappelijk toptalen en de bijbehorende beslisnota en hebben daarover geen vragen
of opmerkingen.
Inbreng van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de voortgang financieringsinstrument
aantrekken internationale topwetenschappers. Deze leden hebben de volgende vragen
aan de Minister.
De leden van de BBB-fractie lezen dat het kabinet in samenwerking met de NWO € 25
miljoen beschikbaar heeft gesteld ten behoeve van het aantrekken van internationale
topwetenschappers aan Nederlandse kennisinstellingen. In hoeverre is deze investering
noodzakelijk voor het behouden van deelname aan de wetenschappelijke voorhoede van
de wereld? Tot slot zien de leden van de BBB-fractie een potentieel risico voor de
strategische autonomie. In hoeverre is de binnenlandse kennissector afhankelijk van
buitenlands kenniskapitaal?
II Reactie van de bewindspersoon
Ik heb met interesse kennisgenomen van de vragen van de fracties van uw Kamer. Ik
dank hen voor hun inbreng. De antwoorden houden dezelfde volgorde aan zoals in de
inbreng van de fracties.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA fractie
De Leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen waarom er precies is gekozen om het
budget voor dit financieringsinstrument deels te onttrekken aan het budget voor Nederlands
wetenschappelijk Onderzoek. Zij vragen of ik kan reflecteren op de voorzienbare gevolgen
van deze beslissing. In de huidige geopolitieke context ligt er een kans om topwetenschappers aan te trekken.
Dat versterkt het al aanwezige talent in Nederland en geeft een stimulans aan toonaangevend
onderzoek en de internationale samenwerking met andere topinstellingen. Daarmee ben
ik ervan overtuigd dat het Tulp Fonds de positie van de Nederlandse wetenschap versterkt
en bijdraagt aan de strategische autonomie, het concurrentievermogen en de weerbaarheid
van Nederland en Europa. Overigens zetten meerdere landen, zowel binnen als buiten
Europa, op een vergelijkbare wijze extra in op het aantrekken en behouden van internationaal
wetenschappelijk talent. Om het Tulp Fonds mogelijk te maken, zijn er middelen uit
de loonbijstelling over de Subsidieregeling Matching Horizon Europe en over het Delta
Climate Center (DCC) ingezet, en uit een deel van de prijsbijstelling op de OCW-begroting.
De gevolgen daarvan blijven beperkt. Met de Subsidieregeling Matching Horizon Europe
bevorderen we de deelname van kennisinstellingen aan Horizon Europe-projecten en verlagen
we de financiële drempel voor deelname. Het inhouden van de loonbijstelling op deze
subsidieregeling betekent dat het plafond voor de subsidieregeling niet omhoog wordt
bijgesteld. Daardoor kan er minder geld per aanvraag voor matching worden toegekend.
Het gaat om een verhoging van tussen de 3 en 4% die niet heeft plaatsgevonden door
te investeren in het Tulp Fonds. Voor het DCC geldt dat er sprake is van een vast
subsidiebedrag voor de gehele looptijd, dat niet wordt aangepast op loon- en prijsontwikkeling
en waarvoor dus geen middelen voor loonbijstelling nodig zijn.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of er analyses zijn gemaakt hoe internationale
topwetenschappers kunnen worden aangetrokken? Er zijn uiteenlopende onderzoeken gedaan naar het aantrekken van wetenschappelijk
talent en de internationale mobiliteit van wetenschappers. Een voorbeeld is het rapport
«De aantrekkelijkheid van Nederland als onderzoeksland» van de KNAW.2 Daarin komt naar voren dat een van de factoren die voor onderzoekers doorslaggevend
is in de keuze van hun werkplek, voldoende budget voor nieuwsgierigheidsgedreven onderzoek
is. Het Tulp Fonds draagt hieraan bij door ruimte te bieden voor financiering van
fundamenteel onderzoek.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen
op welke onderzoeksterreinen de topwetenschappers worden ingezet en of hier wordt
gedacht aan de terreinen die naar het oordeel van het kabinet «van evident belang»
zijn voor Nederland. De call van het Tulp Fonds is pas recent opengezet. Het is nog niet bekend op welke
specifieke onderzoeksterreinen de instellingen aanvragen indienen. Binnen de kaders
van het Tulp Fonds hebben de kennisinstellingen ruime keuzevrijheid bij de selectie
van voordrachten en ruimte voor beleidsafwegingen die aansluiten bij de behoeften
en/of het profiel van de instelling. NWO zal de aanvragen beoordelen op de volgende
criteria: 1. Kwaliteit van de onderzoeker (60%), 2. Relevante bijdrage aan het Nederlandse/Europese
onderzoek (40%). Dit laatste houdt in dat het onderzoek van de topwetenschappers moet
leiden tot wetenschappelijke en/of maatschappelijke versterking van Nederland en Europa.
Dat vraagt om aansluiting tussen de onderzoeksactiviteiten en relevante strategische
kennisagenda’s in Nederland en/of de Europese Unie. Het onderzoek kan verschillende
vormen aannemen, zoals fundamenteel, toegepast of praktijkgericht onderzoek.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen
welke criteria de NWO gaat hanteren voor het beoordelen van de voordracht en hoe vervolgens
de vaste aantallen posities worden verdeeld over de Nederlandse kennisinstellingen.
Alle binnengekomen aanvragen worden getoetst op de volgende criteria: 1. Kwaliteit
van de onderzoeker (60%), 2. Relevante bijdrage aan het Nederlandse/Europese onderzoek
(40%). Zoals gebruikelijk bij NWO-procedures laat NWO zich hiervoor adviseren door
een onafhankelijke beoordelingscommissie. De toetsing van elke voordracht vindt plaats
op eigen merites en dus niet in competitie.
Elk van de onderstaande onderzoeksorganisaties in Nederland kan via haar bestuur voordrachten
doen voor elk maximaal 2 posities ter hoogte van maximaal € 1 miljoen:
• Openbare en bijzondere universiteiten en Open Universiteit;
• Universitair medische centra;
• NWO-instituten (gezamenlijk);
• KNAW-instituten (gezamenlijk).
Elk van de onderstaande onderzoeksorganisaties kan via haar bestuur voordrachten doen
voor elk maximaal 1 positie ter hoogte van maximaal € 1 miljoen:
• Het Nederlands Kanker Instituut;
• NCB Naturalis.
De Vereniging Hogescholen kan via haar bestuur namens aangesloten hogescholen gezamenlijk
voordrachten doen voor maximaal 4 posities ter hoogte van maximaal € 500.000.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen hoe kennisinstellingen op de onderzoeksterreinen
in staat worden gesteld om internationale topwetenschappers aan te trekken en, vooral,
te behouden. Het Tulp Fonds staat open voor Nederlandse kennisinstellingen die voordrachten kunnen
doen van topwetenschappers die worden uitgenodigd om naar Nederland te komen. De kennisinstellingen
ontvangen een eenmalige bijdrage van € 1 miljoen, bedoeld als zetje in de rug om deze
wetenschappers duurzaam aan zich te kunnen verbinden. De inbedding van het onderzoek
in Nederland, de hoge kwaliteit van de Nederlandse wetenschap en goede werkomstandigheden
kunnen eraan bijdragen dat het aangetrokken talent behouden blijft.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen welke gevolgen het deels onttrekken
van de NWO-middelen heeft ten behoeve van het Tulip Fund voor Nederlands wetenschappelijk
onderzoek en hoeveel Nederlandse wetenschappers naar waarschijnlijkheid niet zullen
kunnen worden aangesteld door dit initiatief. NWO heeft de door het kabinet beschikbaar gestelde € 25 miljoen aangevuld met eenzelfde
bedrag waardoor het Tulp Fonds in totaal € 50 miljoen euro bedraagt. NWO heeft dit
voor het grootste deel betaald uit geld dat over is gebleven bij de call voor toponderzoek
(Summit) en voor het resterende deel uit rentebaten. De inzet van deze NWO-middelen
heeft dus geen direct effect op het al dan niet aantrekken van Nederlandse wetenschappers.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen hoe ik aankijk tegen de stelling dat;
incidenteel geld onvoldoende is om structureel internationaal talent aan te trekken
en te behouden. Zij vragen of ik bereid ben te onderzoeken hoe structurele financieringsbronnen
onderdeel kunnen worden van een nationale talentstrategie die bijdraagt aan de toekomst
van het Nederlandse wetenschapslandschap. De verantwoordelijkheid voor het ontwikkelen, aantrekken en behouden van nationaal
en internationaal onderzoekstalent ligt primair bij de kennisinstellingen zelf. Daarvoor
zijn middelen in de eerste en tweede geldstroom beschikbaar. Een voorbeeld is het
Talentprogramma bij NWO. Vanwege de huidige geopolitieke context is het van belang
om met het Tulp Fonds een tijdelijke extra impuls te geven aan het aantrekken van
internationale topwetenschappers. Er is geen dekking voor structureel aanvullend beleid
beschikbaar.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen welke maatregelen ik neem om te voorkomen
dat het overboeken van middelen uit de loon- en prijsbijstelling leidt tot extra druk
of bezuinigingen voor instellingen en onderzoekers. De extra druk voor instellingen en onderzoekers blijft mijns inziens beperkt. Ik verwijs
graag naar mijn antwoord op de eerste vraag van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie.
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie vragen of er via Horizon Europe (extra) middelen beschikbaar
kunnen worden gesteld om topwetenschappers aan te trekken. Zij vragen of hierbij enige
vorm van samenwerking is met landen zoals bijvoorbeeld Frankrijk, die ook (Amerikaanse)
topwetenschappers aan willen trekken. Het aantrekken en behouden van talent is een belangrijke prioriteit voor de Europese
Commissie. Op 5 mei jl. presenteerde Commissievoorzitter Von der Leyen in Parijs het
initiatief «Choose Europe for Science», een pakket van € 500 miljoen voor de periode
2025–2027. Het doel is om Europa aantrekkelijker te maken voor (internationaal) talent
en de academische vrijheid in de EU te beschermen. Het profileert Europa niet alleen
als een sterke economische en technologische speler maar ook als plek waar onderzoek
en innovatie open, vrij, en internationaal zijn: een fijne plek om als wetenschappelijk
talent te werken en jezelf te ontwikkelen. Het initiatief omvat zowel korte- als langere-termijn-acties,
waarbij de inzet van middelen uit het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie,
Horizon Europe, een belangrijke rol speelt. Daarnaast zet de Europese Commissie in
op het versnellen en versimpelen van procedures om onderzoekers van buiten Europa
naar Europa te halen. Er is op Europees niveau contact om de inzet vanuit de lidstaten
en de Europese Commissie aanvullend en versterkend te laten zijn.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe dit fonds en het doel daarvan past in het kabinetsbeleid
ten aanzien van internationalisering. Zij vragen of het aantrekken van topwetenschappers
gebeurt bijvoorbeeld in tekortsectoren als technologie, AI, wiskunde en bètawetenschappen
en of daar door mij op wordt gestuurd. Het Tulp Fonds heeft als doel het aantrekken van internationale topwetenschappers
op terreinen die van evident belang zijn voor Nederland. Zoals hierboven aangegeven,
zal NWO de aanvragen onder andere beoordelen op relevantie. Dit moet blijken uit de
mate waarin de voorziene onderzoeksactiviteiten van de onderzoeker aansluiten op relevante
strategische kennisagenda’s in Nederland en/of Europa. Tekortsectoren kunnen onderdeel
zijn van deze kennisagenda’s. Vergelijkbare afwegingen spelen een rol bij het kabinetsbeleid
op arbeidsmigratie, waaronder kennismigratie en studiemigratie. Bij dat laatste wordt
de komende jaren sterker gestuurd op relevantie voor maatschappij en arbeidsmarkt
door gerichte inzet van anderstalig onderwijs en wordt door instellingen en overheid
ingezet op een hogere blijfkans. Bij internationale wetenschappers speelt sturing
op excellentie een cruciale rol. Voor een sterke positie van de Nederlandse wetenschap
zijn internationale mobiliteit en samenwerking cruciaal omdat die zorgen voor nieuwe
inzichten, toegang tot kennis, inbedding in netwerken en een grotere impact van onderzoek.
Daarmee draagt het bij aan de kwaliteit van wetenschap en de sterke positie van Nederland
en Europa wereldwijd.
De leden van de VVD-fractie vragen of het klopt dat het specifieke fonds zo veel als
mogelijk aangewend zal worden om Amerikaanse wetenschappers aan te trekken, nu hun
werkzaamheden in de Verenigde Staten onder druk staan. Het Tulp Fonds financiert wetenschappers van bovengemiddeld niveau die op dit moment
in het buitenland werkzaam zijn. Het richt zich daarbij specifiek op topwetenschappers
van buiten de Europese Unie met het oog op versterking van zowel de Nederlandse als
de Europese positie, zie ook mijn antwoord op de vorige vraag. Er gelden geen specifieke
voorwaarden ten aanzien van de nationaliteit van de aan te trekken topwetenschappers
anders dan dat zij op het moment van indienen een aanstelling moeten hebben (of recent
hebben gehad) aan een onderzoeksorganisatie in het buitenland (m.u.v. EU-lidstaten,
de EER en Zwitserland). Kennisinstellingen kunnen dus ook Nederlandse toponderzoekers
voordragen die een terugkeer naar Nederland overwegen.
De leden van de VVD-fractie vragen of er vanuit de rijksoverheid of individuele universiteiten
al fondsen bestaan om wetenschappers op te vangen die hun land om politieke redenen
zijn ontvlucht. Binnen NWO is het Tulp Fonds het enige instrument dat financiële bijdragen van deze
substantiële omvang toekent aan kennisinstellingen om hen in staat te stellen om topwetenschappers
uit het buitenland aan te stellen die bijvoorbeeld vanwege de groeiende bedreigingen
voor academische vrijheid hun onderzoek in Nederland willen voortzetten. NWO kent
tevens het programma Hestia, dat gericht is op wetenschappers die door oorlog of een
andere bedreigende situatie hun thuisland hebben moeten ontvluchten. Het programma
biedt aanstellingen voor gevluchte academici die wonen in Nederland en in het bezit
zijn van een tijdelijke of vaste verblijfsvergunning bij lopende Nederlandse onderzoeksprojecten.
Sommige universiteiten kennen eigen fondsen of initiatieven om gevluchte studenten
en wetenschappers te ondersteunen.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de kennisveiligheid van hoger onderwijs wordt
meegewogen in het verstrekken van beurzen aan «bedreigde» wetenschappers. Zij vragen
op welke manier wordt gescreend (indien nodig) om te voorkomen dat gevoelige informatie
in verkeerde handen valt. Kennisinstellingen zijn zelf verantwoordelijk voor het waarborgen van de kennisveiligheid
binnen hun instelling en voor het beleid en de keuzes die zij daarin maken. Dit betekent
dat instellingen bij het aannemen van personeel in gevoelige vakgebieden zelf afwegingen
maken over risico’s en kansen, en maatregelen treffen om risico’s te mitigeren. Dit
geldt evenzeer voor het aantrekken van internationale topwetenschappers. Instellingen
kunnen bij het loket kennisveiligheid terecht voor algemene vragen rondom kennisveiligheidsvraagstukken.
Daarnaast werk ik op dit moment aan het wetsvoorstel screening kennisveiligheid. Op
termijn wordt het daardoor mogelijk voor de overheid om, daar waar de risico’s voor
de nationale veiligheid het grootst zijn, op centrale wijze personen te screenen.
Voor het eind van het jaar ontvangt u mijn brief over de voortgang van dit wetsvoorstel.
Inbreng van de leden van de NSC-fractie
Geen vragen
Inbreng van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie vragen in hoeverre de investering van het kabinet in samenwerking
met de NWO, die € 25 miljoen beschikbaar heeft gesteld ten behoeve van het aantrekken
van internationale topwetenschappers aan Nederlandse kennisinstellingen, noodzakelijk
is voor het behouden van deelname aan de wetenschappelijke voorhoede van de wereld.
Een combinatie van verschillende factoren zorgt ervoor dat Nederland deelneemt aan
de wetenschappelijke voorhoede van de wereld. Voorbeelden zijn de goede onderzoeksinfrastructuur,
de hoge kwaliteit van onderzoeksinstituten, het aanwezige onderzoekstalent, de sterke
internationale samenwerking en het vermogen om Europese onderzoeksgelden te verwerven.
Het Tulp Fonds geeft een impuls aan het onderzoekstalent in Nederland door kennisinstellingen
een extra kans te bieden om internationale topwetenschappers aan te trekken in een
tijd van geopolitieke spanningen en wereldwijde strijd om talent. Dit kan tevens bijdragen
aan de internationale samenwerking in de wetenschap en het vermogen om Europese onderzoeksgelden
te verwerven.
Tot slot zien de leden van de BBB-fractie een potentieel risico voor de strategische
autonomie. Zij vragen in hoeverre de binnenlandse kennissector afhankelijk is van
buitenlands kenniskapitaal. Onderzoekstalent wordt zowel op eigen bodem ontwikkeld als aangetrokken vanuit het
buitenland. Internationaal wetenschappelijk personeel draagt bij aan het opleiden
van onderzoekstalent in Nederland, aan de toegang tot internationale netwerken en
aan internationale samenwerking. Hierdoor ontstaat nieuwe kennis, impact en innovaties.
Onze open houding heeft er tevens voor gezorgd dat Nederland zeer succesvol is in
het Europese Kaderprogramma voor onderzoek en innovatie. Het buitenlands kenniskapitaal
draagt dus bij aan de voorhoedepositie van de Nederlandse wetenschap en de kennispositie
van Nederland. Bovendien is samenwerking in Europa cruciaal vanwege de bescheiden
omvang van Nederland. De geopolitieke verschuivingen en uitdagingen hebben duidelijk
gemaakt dat we nog beter krachten en kennis moeten bundelen over grenzen heen, ook
om de effectiviteit en efficiëntie van onze nationale inzet te verhogen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L. Bromet, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
L.E.T.M. van Thiel, adjunct-griffier