Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Vermeer over zonnevelden op landbouwgrond en risico's voor bodem, water en gezondheid
Vragen van het lid Vermeer (BBB) aan de Minister van Klimaat en Groene Groei over zonnevelden op landbouwgrond en risico’s voor bodem, water en gezondheid (ingezonden 18 september 2025).
Antwoord van Minister Hermans (Klimaat en Groene Groei) (ontvangen 27 oktober 2025).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2025–2026, nr. 217.
Vraag 1
Waarom worden er nog steeds zonne- en windprojecten uitgerold, terwijl de doelen van
de Regionale Energie Strategie (RES)al zijn gehaald en het elektriciteitsnet overvol
is?
Antwoord 1
Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) rapporteert jaarlijks over de voortgang
van de RES’en in de RES-Monitor. De meest recente RES-Monitor geeft aan dat in 2024
29,8 TWh hernieuwbare elektriciteit op land is gerealiseerd (peildatum 1 oktober 2024).
Daarmee is de RES-doelstelling van 35 TWh in 2030 in zicht, maar is deze nog niet
gehaald. De RES-ambitie van 55 TWh hernieuwbare elektriciteit in 2030 wordt naar verwachting
niet gehaald in 20301.
Hernieuwbare energie op land is essentieel in een brede mix van bronnen om te komen
tot een duurzame en robuuste energievoorziening nu en in de toekomst. Deze vorm van
energie is een kostenefficiënte manier in de transitie naar een CO2-vrij energiesysteem en maakt als onderdeel van de decentrale ontwikkelingen in ons
energiesysteem wonen, werken en verplaatsen mogelijk.
Het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) voorziet dan ook de noodzaak tot groei van
hernieuwbare elektriciteit op land, ook na 20302. De realisatie van zonne- en windprojecten, nabij de vraag van elektriciteit, kunnen
bijdragen aan het verminderen van netcongestie en tegelijkertijd lokaal eigenaarschap
en energie-onafhankelijkheid vergroten. RES-regio’s zullen daarom vasthouden aan hun
eigen doelen ondanks huidige uitdagingen.
Vraag 2
Vindt u het verantwoord dat vruchtbare landbouwgrond voor zonnevelden wordt opgeofferd,
terwijl voedselzekerheid steeds belangrijker wordt?
Antwoord 2
Zowel voedselzekerheid als leveringszekerheid van elektriciteit zijn van belang voor
Nederland. Zonne-energie is een essentieel onderdeel van ons duurzame, betaalbare
en betrouwbare energiesysteem, maar brengt ook ruimtelijke implicaties met zich mee.
Met de aangescherpte Voorkeursvolgorde Zon wordt via de volgordelijkheid van de volgende
vier treden: trede 1 «zon op daken en gevels», trede 2 «zon binnen bebouwd gebied»,
trede 3 «zon buiten bebouwd gebied», en trede 4 «zon op landbouw- en natuurgronden»
ingezet op multifunctioneel ruimtegebruik waarbij zon-PV zoveel mogelijk samengaat
met andere functies om de vrije ruimte efficiënt te benutten3. Volgens trede 4 worden «zon op landbouw- en natuurgronden» zoveel mogelijk ontzien
voor de realisatie van zon-PV. Zonnevelden op deze gronden zijn in principe ongewenst,
tenzij het gaat om één van de volgende uitzonderingsmogelijkheden: agri-PV, transitiegronden
en/of netneutrale zonnevelden.
Zonnevelden die in de komende jaren worden gerealiseerd hadden reeds een vergunning
of verkeerden in vergevorderd stadium van het project, voordat de bestuurlijke afspraken
over de Voorkeursvolgende Zon zijn aangescherpt of vallen onder één van de uitzonderingsgronden4.
Vraag 3
Bent u bereid het gebruik van landbouwgrond voor zonnevelden te beperken zolang er
alternatieve locaties (zoals daken en bedrijventerreinen) beschikbaar zijn?
Antwoord 3
Hierin voorziet de aangescherpte Voorkeursvolgorde Zon (zie vraag 2).
Vraag 4
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de Raad van State van 18 juni 2025 inzake het inpassingsplan
«Windpark IJsselwind Zutphen» (ECLI:NL:RVS:2025:2677) dat emissies van BPA door windturbines
in een milieueffectrapportage (MER) onderzocht moeten worden? Geldt dit ook voor zonnepanelen
die chemicaliën kunnen lekken in bodem en water?
Antwoord 4
Provinciale staten hebben op basis van een vormvrije mer-beoordeling geoordeeld dat
voor Windpark IJsselwind Zutphen geen MER hoeft te worden opgesteld, omdat het project
niet leidt tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De Raad van State oordeelt
in de genoemde tussenuitspraak dat dit besluit onvoldoende is gemotiveerd, omdat niet
is toegelicht hoe de mogelijke gevolgen van erosie van de wieken – met name de emissie
van BPA – voor gezondheid en milieu zijn meegenomen in de mer-beoordeling. De Raad
van State heeft provinciale staten opgedragen dit gebrek te herstellen door alsnog
toereikend te motiveren of op het punt van erosie belangrijke nadelige milieugevolgen
kunnen optreden.
Voor zonneweides geldt in de regel geen verplichting tot het opstellen van een (vormvrije)
mer-beoordeling. Wel moeten bij de voorbereiding van besluiten voor zonneweides de
mogelijke milieugevolgen op grond van het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel
in beeld worden gebracht en meegewogen.
Vraag 5
Zijn de risico’s van lekkende chemicaliën uit zonnepanelen voor bodem en water al
in kaart gebracht? Zo nee, wanneer wel?
Antwoord 5
In opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) heeft het RIVM
eerder onderzoek gedaan naar de «Verkenning van gevaarlijke stoffen in de energietransitie»5, waarbij ook de samenstelling van materialen voor zonnepanelen zijn onderzocht. Hieruit
blijkt dat sommige zonnepanelen gevaarlijke stoffen kunnen bevatten. Uit de verkenning
blijkt overigens ook dat er zonnepanelen beschikbaar zijn waar deze stoffen niet in
zitten. De eventuele aanwezigheid van deze schadelijke stoffen levert geen ernstige
risico voor gezondheid en milieu op tijdens normaal gebruik. Het Ministerie van IenW
oordeelt dat bij het ontbreken van een risico op uitloging van schadelijke stoffen,
onderzoek naar eventuele bodemverontreiniging door zonnepanelen geen hoge prioriteit
heeft.
Vraag 6
Deelt u de mening dat het verstandig is om nieuwe zonnevelden op landbouwgrond op
te schorten totdat deze risico’s duidelijk zijn?
Antwoord 6
Zonnevelden worden al gerealiseerd volgens de volgordelijkheid van de aangescherpte
Voorkeursvolgorde Zon waarbij het realiseren van zonnepanelen op landbouw- en natuurgronden
in principe ongewenst is. Dat staat los van de vermeende risico’s.
Vraag 7
Hoe beoordeelt u signalen dat elektromagnetische velden (EMV) en lekstromen rond elektriciteitsinfrastructuur
schadelijk zijn voor bedrijven en mogelijk ook voor omwonenden?
Antwoord 7
Op dit moment bestaan er diverse beleids- en normenkaders die EMV raken. Zo worden
internationale richtlijnen en Europese normen gevolgd en een toelatingsregime gevoerd
van apparaten en installaties met CE-markering. Tevens hanteert het ministerie voorzorgbeleid6 rond hoogspanningslijnen. Zorgen over gezondheid rond EMV hebben in 2007 geleid tot
oprichting van het Kennisplatform EMV. Dit platform heeft als kerntaak het duiden
van wetenschappelijk onderzoek en het geven van informatie over elektromagnetische
velden en gezondheid. Als er desondanks signalen zijn rond EMV of lekstroom worden
deze serieus onderzocht. Het is tot nu toe niet gebleken dat EMV of lekstroom de oorzaak
is van schade.
Vraag 8
Waarom zijn de effecten van toename van EMV’s onvoldoende onderzocht in de MER voor
de Programma Energiehoofdstructuur, en wanneer komt dat wel in beeld?
Antwoord 8
In een MER worden milieueffecten onderzocht. EMV is geen onderdeel van de MER, omdat
tot nu toe is gebleken dat er geen milieueffecten zijn van EMV (zie ook het antwoord
bij vraag 7). Er is voorzorgsbeleid opgesteld voor EMV. Dat is toepasbaar als er mogelijke
tracés voor hoogspanningsverbindingen bekend zijn. Dat is niet het geval in PEH vanwege
het hoge abstractieniveau. Vanwege het voorzorgsbeleid wordt EMV in een later stadium
in beeld gebracht op projectniveau. Dat leidt tot het optimaliseren van mogelijke
tracés en vervolgens het vergelijken en afwegen van tracéalternatieven. In het ontwerp
en de planvorming voor een hoogspanningsverbinding worden bronmaatregelen genomen
zoals is beschreven in het voorzorgbeleid.
Vraag 9
Erkent u dat eerst onafhankelijk onderzoek naar risico’s van chemicaliën en EMV’s
nodig is, voordat nieuwe grootschalige projecten op landbouwgrond of nabij woongebieden
doorgaan?
Antwoord 9
Ook tijdens de realisatie van nieuwe grootschalige zon-PV projecten, volgens de volgordelijkheid
van de Voorkeursvolgende zon-PV, kan onafhankelijk onderzoek blijven worden gedaan
naar eventuele risico’s voor de leefomgeving. Er is al veel onafhankelijk onderzoek
gedaan en vindt nog steeds plaats naar de risico’s van gevaarlijke stoffen in de energietransitie
en EMV. De, in het antwoord op vraag 5 en 7, genoemde beleids- en normenkaders zijn
hier ook op gebaseerd. De onderzoeken worden onafhankelijk geduid door het RIVM en
het Kennisplatform EMV. Deze informatie publiceert het RIVM en, voor EMV, op het Kennisplatform
(www.kennisplatform.nl).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.