Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda van de Formele Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken (EPSCO-Raad) van 17 oktober 2025 in Luxemburg voor het onderdeel ‘sociaal beleid’ (Kamerstuk 21501-31-801)
21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Nr. 802
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 8 oktober 2025
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
over de brief van 29 september 2025 over de volgende brieven: van de Minister van
Buitenlandse Zaken d.d. 12 september 2025 inzake de geannoteerde agenda van de Formele
Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken (EPSCO-Raad)
van 17 oktober 2025 in Luxemburg voor het onderdeel «sociaal beleid» (Kamerstuk 21 501-31, nr. 801); brief van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap inzake het verslag
van de informele EPSCO-Raad Gelijkheid van 16 april 2025 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 786).
De vragen en opmerkingen zijn op 3 oktober 2025 aan de Staatssecretaris van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 8 oktober 2025 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Bromet
Adjunct-griffier van de commissie, Van Thiel
Inhoud
blz.
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties en reactie van de bewindspersoon
2
• Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
2
• Inbreng van de leden van de NSC-fractie
3
• Inbreng van de leden van de BBB-fractie
3
II
Reactie van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
4
I Vragen en opmerkingen uit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda
van de Formele Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
(EPSCO-Raad) van 17 oktober 2025 in Luxemburg voor het onderdeel «sociaal beleid».
Hier hebben deze leden nog enkele vragen en opmerkingen bij.
Algemeen
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat op het moment van het schrijven
van de geannoteerde agenda alleen nog de agenda van de Raad bekend is en er nog geen
stukken zijn gedeeld. Indien er nog stukken nagezonden worden, zouden deze ook nog
gedeeld kunnen worden met de Kamer?
Beleidsdebat over lhbtiq+-gelijkheid in de EU
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben vernomen dat in Slowakije het parlement
een grondwetswijziging heeft aangenomen die de rechten van lhbtiqia’ers inperkt. Zij
lezen dat deze wet tevens regelt dat het Slowaakse recht boven het EU-recht gaat bij
zaken die raken aan de «nationale identiteit», zoals kwesties rond het gezin en gender.
Is de regering het met de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie eens dat het zeer zorgelijk
is dat de mensenrechten en fundamentele rechten van lhbtiqia-personen in Slowakije
zo worden ingeperkt? Zo ja, welke rol ziet de regering voor zich om binnen Europees
verband zich in te zetten voor gelijkheid en de emancipatie van lhbtiqia-personen
in alle Europese lidstaten? Heeft de regering kennisgenomen van de oproep aan hen
om samen met andere Europese lidstaten bezwaar aan te tekenen bij Slowakije in verband
met de aangenomen wetswijziging? Is zij bereid deze oproep te steunen? Zo nee, waarom
niet?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben vernomen dat in Hongarije voor de tweede
keer dit jaar een Pride bijeenkomst is verboden, ditmaal de Pride in Pécs op 4 oktober.
Is de regering bereid dit punt mee te nemen in het overleg van de Raad? Is de regering
het met de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie eens dat het zeer zorgelijk is dat
de Hongaarse president Viktor Orbán wederom een Pride bijeenkomst heeft verboden en
hiermee het demonstratierecht en de rechten van lhbtiqia-personen verder onder druk
zet? Zo ja, welke rol ziet de regering voor zich met betrekking tot internationaal
regenboogbeleid/emancipatiebeleid?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de Europese Commissie sinds 2020
een gerichte Europese strategie voert om de gelijkheid van lhbtiqia-personen te bevorderen.
De huidige strategie loopt in 2025 af en tijdens deze Raad zal waarschijnlijk een
nieuwe strategie besproken worden. Gelet op de inperkingen van rechten van lhbtiqia-personen
in meerdere Europese lidstaten, zoals Slowakije en Hongarije, lijkt het de leden van
de GroenLinks-PvdA-fractie cruciaal dat er een goede, effectieve strategie komt ter
bevordering van de emancipatie van lhbtiqia-personen. Zij lezen dat Nederland een
vervolg op de strategie verwelkomt, omdat er nog veel en grote uitdagingen zijn om
het fundamentele recht op gelijkheid, ongeacht wie je bent en van wie je houdt, te
realiseren. Zou de regering nader kunnen toelichten, met behulp van voorbeelden, op
welke concrete uitdagingen zij doelt? Aanvullend daarop, welke concrete uitdagingen,
onderbouwd met recente voorbeelden, ziet de regering nog met betrekking tot de emancipatie
van lhbtiqia-personen in Nederland? Zou de regering nader kunnen toelichten hoe zij
een nieuwe strategie idealiter voor zich zien, met concrete doelen en maatregelen?
EU antidiscriminatiebeleid op personen met een beperking
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat er in de Raad ook stilgestaan zal
worden bij beleid gericht op personen met een beperking. Deze leden lezen tevens dat
Nederland kan instemmen met het aannemen van de Raadsconclusies. Hebben zij hiervoor
ook contact gehad met mensen met een beperking en hun belangenorganisaties? Ziet de
regering baat bij structurele verankering van inclusief en toegankelijk beleid in
bredere EU-strategieën en toekomstig beleid? Ziet de regering baat bij structurele
verankering van inclusief en toegankelijk beleid in Nederlandse strategieën en toekomstig
beleid? Waar zitten, volgens de regering, momenteel nog concrete beleidslacunes? In
hoeverre maakt Nederland momenteel gebruik van EU-middelen en het AccessibleEU-platform?
Waar zitten eventuele verbeterpunten?
Raadsconclusies preventie van geweld tegen vrouwen
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het kabinet van mening is dat zij
door middel van het Nationaal Actieprogramma Aanpak grensoverschrijdend gedrag en
seksueel geweld (NAP) invulling geeft aan de wensen van het Deens voorzitterschap.
In hoeverre geeft het NAP invulling aan de verplichtingen voortvloeiend uit het Verdrag
van Istanbul? Welke lessen zou Nederland kunnen trekken uit de aanpak tegen gendergerelateerd
geweld en femicide, in het bijzonder de wettelijke kaders, van andere EU-landen zoals
Spanje en België?
Inbreng van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de
Formele EPSCO-Raad van 17 oktober 2025 in Luxemburg voor het onderdeel «sociaal beleid»
en andere aanverwante stukken en hebben daarover nu geen vragen of opmerkingen.
Inbreng van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de Formele EPSCO-Raad (Gelijkheidsraad)
d.d. 17 oktober 2025. De leden hebben geen vragen aan de Staatssecretaris.
II Reactie van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ik heb met belangstelling kennisgenomen van de vragen van de fractie en de overige
reacties van uw Kamer. Ik dank hen voor hun inbreng. De antwoorden houden dezelfde
volgorde aan zoals in de inbreng van de fractie. De vragen zijn cursief weergegeven.
Daarnaast wil ik een rectificatie aanbrengen. Er wordt verwezen naar een brief met
geannoteerde agenda van de EPSCO-Raad van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d.
12 september. Dit moet zijn de brief van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap van 25 september, met Kamerstuk 21 501-31, nr. 801.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of eventuele nagezonden stukken met
de Kamer worden gedeeld.
Er zijn nog geen documenten vastgesteld die op de agenda van de Raad zullen worden
geplaatst. Conform de vaste informatieafspraken reflecteren we in het verslag van
de Raad op de inhoud van de plaatsgevonden gedachtewisselingen en eventuele onderliggende
documenten. Dit verslag wordt aan het parlement gestuurd.
Voorts vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie of de regering het met hen eens
is dat de inperking van de rechten van lhbtiq+-personen in Slowakije en het verbod
op de Pride in Pécs op 4 oktober in Hongarije zeer zorgelijk zijn. Zij vragen welke
rol de regering binnen Europees verband en in internationaal emancipatiebeleid voor
zich ziet, of zij bereid is deze kwesties in de Raad te agenderen en of zij kennis
heeft genomen van de oproep om samen met andere lidstaten bezwaar tegen Slowakije
aan te tekenen en of de regering bereid is deze oproep te steunen.
Ik ga eerst in op het gemeenschappelijke beleid en daarna de vragen per casus afzonderlijk
beantwoorden.
Het kabinet deelt de zorgen over de toename van wetten en wetswijzigingen die afgelopen
jaren zijn voorgesteld en geïntroduceerd, die zich richten op de inperking van de
gelijke behandeling van lhbtiq+ personen, ook in Europa. In de EU hebben we namelijk
duidelijke afspraken over onze democratische rechtsstaat, grondrechten en fundamentele
waarden. Daarom blijft het kabinet zich als onderdeel van de bescherming en bevordering
van de mensenrechten, de democratische rechtsstaat en de internationale rechtsorde
inzetten voor vrouwenrechten, gendergelijkheid, seksuele en reproductieve gezondheid
en rechten en gelijke rechten van lhbtiq+ personen. Op 28 januari jl. bent u geïnformeerd
over de inzet hierop in Europa.1
In lijn met de motie Van Campen c.s.2 volgt het kabinet de rechtsstaatontwikkelingen in Slowakije nauwgezet en is op bilateraal
niveau hierover in dialoog met Slowakije. Ook de Europese Commissie is hierover met
Slowakije in gesprek. Het kabinet kijkt met teleurstelling en zorg naar de grondwetswijziging
en het risico dat hiermee gepaard gaat op niet-naleving van het beginsel dat het Unierecht
voorrang geeft boven nationaal recht (voorrangsbeginsel). De gevolgen van de grondwetswijziging
en de verenigbaarheid met het Unierecht moeten echter nog nader worden bestudeerd,
op het gebied van adoptie en genderidentiteit. Het kabinet benadrukt dat Slowakije
het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het Unierecht moet naleven,
waaronder met name het non-discriminatie beginsel en het recht op eerbiediging van
het privéleven waaronder van lhbtiq+ personen. Het is voor het kabinet van belang
dat de Commissie snel en effectief optreedt om terugval van lidstaten op rechtsstatelijk
vlak te voorkomen en aan te pakken, en daarbij gebruik maakt van al het beschikbare
EU-rechtsstaatinstrumentarium. Voor de volledige reactie van het kabinet op de oproep
van lid Dassen (Volt) van 29 september jl.3, waarnaar de fractie waarschijnlijk verwijst, verwijs ik naar de kabinetsreactie
van 30 september jl.4
Het kabinet vindt de aangenomen anti-lhbtiq+ wetswijzigingen in Hongarije zeer zorgelijk.
Het spreekt zich daarover uit, onder meer via verklaringen, en onderstreept daarbij
de fundamentele waarden van gelijke behandeling en non-discriminatie. De Europese
Commissie heeft een inbreukprocedure aangespannen tegen Hongarije over de anti-lhbtiq+
wet, die nauw verbonden is met het verbod op Pride bijeenkomsten. Nederland steunt
de Europese Commissie in die zaak. Ook heeft het kabinet, ter uitvoering van de motie
van het lid Dassen (Kamerstuk 21 501-02, nr. 3193), op 15 juli jl. een brief aan de Europese Commissie verstuurd met de oproep zo spoedig
mogelijk in actie te komen om de wetgeving waarmee Pride-marsen worden verboden direct
een halt toe te roepen.5 Nederland zal bij de Raad de Europese Commissie er opnieuw toe oproepen haar rol
als hoedster van de verdragen te vervullen, snel en effectief op te treden en daarbij
gebruik te maken van al het beschikbare EU-rechtsstaatinstrumentarium.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de Europese Commissie sinds 2020
een gerichte Europese strategie voert om de gelijkheid van lhbtiq+-personen te bevorderen
en dat deze strategie in 2025 afloopt, waarbij tijdens deze Raad waarschijnlijk een
nieuwe strategie besproken zal worden. De leden van de fractie lezen dat de regering
een vervolg op de strategie verwelkomt vanwege de nog bestaande grote uitdagingen
om het fundamentele recht op gelijkheid te realiseren en vragen de regering welke
concrete uitdagingen zij ziet, zowel internationaal als in Nederland, en hoe zij een
nieuwe strategie idealiter vormgeeft met duidelijke doelen en maatregelen.
De concrete uitdagingen waarop wordt gedoeld, betreffen onder andere de problemen
die regenboogfamilies ervaren bij het wonen en leven in andere EU-landen, de toename
van (online) haat en discriminatie die ook landsgrenzen overstijgt, en het ondermijnen
van fundamentele rechten zoals non-discriminatie en gelijke behandeling door sommige
lidstaten. Daarom wordt de nieuwe Europese strategie idealiter vormgegeven met als
doelen dat iedereen veilig is en volwaardig kan meedoen – in lijn met de Emancipatienota:
Veilig Meedoen.6 De strategie zou maatregelen moeten bevatten zoals versterkte Europese samenwerking,
verdediging en handhaving van fundamentele rechten, ondersteuning van slachtoffers
van discriminatie en het optreden tegen lidstaten die rechten schenden, bijvoorbeeld
door Europese fondsen in te houden of naar het Europese hof te stappen. In reactie
op de vraag over de nationale inzet, verwijs ik naar de Emancipatienota. Deze geeft
een overzicht van de inspanningen van het kabinet.
Op het gebied van antidiscriminatiebeleid gericht op inclusie van personen met een
beperking, vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie of de regering contact heeft
gehad met mensen met een beperking en hun organisaties, of zij baat ziet bij structurele
verankering van inclusief beleid in EU- en Nederlandse strategieën, waar nog beleidslacunes
zitten, en hoe Nederland gebruikmaakt van EU-middelen zoals het AccessibleEU-platform
en welke verbeterpunten er zijn.
De regering heeft aangaande de Raadsconclusies geen contact gehad met ervaringsdeskundigen
of hun belangenorganisaties. De Raadsconclusies sluiten aan bij de toekomstagenda
zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking. Daarnaast sluiten de conclusies
aan bij de inhoud van de werkagenda VN-verdrag Handicap. Beide documenten zijn tot
stand gekomen in nauw overleg met mensen met een beperking en hun belangenorganisaties.
Het verankeren van inclusief en toegankelijk beleid in bredere EU-strategieën en toekomstig
beleid ziet de regering als een belangrijke kans om toe te werken naar toegankelijkheid
en inclusie. De regering heeft kennis genomen van de European Disability strategy
2021–2030 en geparticipeerd in de daaruit voortvloeiende flagship initiatieven, bijvoorbeeld
in de «Disability Employment Package». Een ander mooi voorbeeld is de Europese Toegankelijkheidsrichtlijn7, die op 28 juni 2025 in Nederland in werking trad. Hierin staan toegankelijkheidsvoorschriften
voor specifieke producten en diensten die alle Europese marktdeelnemers die onder
de richtlijn vallen moeten opvolgen. Hiermee wordt een groot aantal producten en digitale
diensten die op de Europese markt worden gebracht toegankelijk voor mensen met een
beperking. Een ander voorbeeld, waar het kabinet op dit moment aan werkt, is de invoering
van de European Disability Card. Het beoogde doel van deze kaart is het bereiken van
wederzijdse erkenning van de nationale gehandicaptenstatus tussen de EU-lidstaten,
zodat EU-burgers met een beperking kunnen profiteren van dezelfde speciale voorwaarden
en/of preferentiële behandeling die overheidsinstanties en particuliere ondernemers
al aanbieden. In de zomer van 2028 moeten de eerste kaarten zijn geproduceerd.
De regering verstuurde voor de zomer van 2025 de werkagenda VN-verdrag Handicap8 naar de Tweede Kamer. Dit is de inzet van de regering op het verankeren van toegankelijk
en inclusief beleid op zeven levensdomeinen, zoals Onderwijs en ontwikkeling en Vervoer
en mobiliteit, in de komende 5 jaar en daarna tot 2040. De regering heeft de beleidslacunes
in kaart gebracht door het organiseren van sprintsessies met ervaringsdeskundigen,
vertegenwoordigende organisaties en andere relevante partijen. De beleidslacunes zijn
omgezet in maatregelen waar de komende vijf jaar aan gewerkt wordt. De werkagenda
bevat daarmee concrete stappen richting de doelen in de nationale strategie VN-verdrag
Handicap, die gericht is op het bereiken van een toegankelijke en inclusieve samenleving
voor mensen met een beperking. De werkagenda bevat ook acties op het gebied van zelfstandig
leven en toegankelijk wonen.
Nederland neemt sinds de oprichting van het kennisplatform AccessibleEU met interesse
kennis van de onderzoeken en evenementen die georganiseerd worden door het netwerk
van nationale en Europese toegankelijkheidsexperts. Ook maakt Nederland gebruik van
EU-middelen, bijvoorbeeld van het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) 2021–2027. Vanuit
dit fonds is er € 413 miljoen beschikbaar gesteld voor Nederland. Dit budget wordt
verdeeld over verschillende projecten die bijvoorbeeld gaan over de begeleiding van
leerlingen in het Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO) en het Praktijkonderwijs (Pro)
richting de arbeidsmarkt en projecten met als doel de (integrale) ondersteuning van
mensen met een kwetsbare arbeidsmarktpositie. Deze projecten dragen bij aan het bereiken
van de doelstellingen van de Europese Pijler van sociale rechten.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen in hoeverre het Nationaal Actieprogramma
(NAP) invulling geeft aan de verplichtingen uit het Verdrag van Istanbul en welke
lessen Nederland kan trekken uit de aanpak van gendergerelateerd geweld en femicide
in andere EU-landen, zoals Spanje en België.
Het Verdrag van Istanbul stelt verschillende eisen aan de aanpak van geweld tegen
vrouwen en huiselijk geweld. Het Verdrag benadrukt onder andere het belang van een
gendersensitieve aanpak en voorlichting en bewustwording. Ook moeten landen maatregelen
nemen om mannen en jongens te stimuleren om actief bij te dragen aan het voorkomen
van geweld tegen vrouwen. Verder stelt het Verdrag eisen aan de ondersteuning van
slachtoffers. Het Nationaal Actieprogramma Aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag
en seksueel geweld (NAP) draagt hieraan op verschillende manieren bij. Het programma
zet in op het bespreekbaar maken van gewenste en ongewenste omgangsvormen, activeren
van omstanders, aanscherpen van normen en wetgeving, stimuleren van organisaties en
sectoren om hun aanpak op orde te hebben en verbeteren van de hulpverlening. Het doel
is een cultuurverandering te bereiken, waarbij gelijkwaardigheid tussen vrouwen en
mannen uitgangspunt is. Hiervoor worden verschillende activiteiten uitgevoerd. Deze
zijn onder andere gericht op het vergroten van bewustwording onder jongeren en ouders,
deskundigheidsbevordering van professionals in het onderwijs, de zorg en de veiligheid,
kennis over wat je als omstander kan doen en de toegankelijkheid van de hulpverlening.
Ook is er specifiek aandacht voor de rol van jongens en mannen. Zo start op 3 november
een publiekscampagne gericht op mannen om hen te stimuleren andere mannen binnen hun
sociale kring aan te spreken op (potentieel) seksueel grensoverschrijdend gedrag,
zoals seksueel getinte grappen, opmerkingen of gebaren. De campagne biedt daarbij
handvatten en herkenbare voorbeelden.
De aanpakken in Spanje en België sluiten in grote lijnen aan bij de kernambities van
het Nederlandse Plan van Aanpak Stop femicide!: het voorkomen van geweld door schadelijke
gendernormen en signalen vroegtijdig te adresseren, het versterken van slachtofferbescherming
en hulpverlening, beter gebruik van data en monitoring, en nauwe samenwerking tussen
politie, justitie, zorg en gemeenten. Een belangrijk verschil is dat Spanje en inmiddels
ook België deze inzet grotendeels hebben geconcentreerd in één wet. Spanje heeft daarnaast
een gespecialiseerde infrastructuur met aparte rechtbanken en politie-eenheden. Nederland
kiest voor een meer gespreide mix van beleid en wetgeving. Voorbeelden hiervan zijn
het Besluit slachtoffers van strafbare feiten, de Wet maatschappelijke ondersteuning,
en binnenkort ook het wetsvoorstel voor de implementatie van de EU-richtlijn geweld
tegen vrouwen en huiselijk geweld. Deze maand wordt er op ambtelijk niveau vanuit
de Ministeries van OCW, VWS en J&V met Spaanse collega’s verder gesproken over de
voor- en nadelen van hun aanpak en wetgeving, om te bezien welke lessen daarvan voor
Nederland relevant kunnen zijn. Ook kijken we nadrukkelijk naar ervaringen in andere
landen, zowel binnen als buiten Europa. Uitwisseling vindt regelmatig plaats, onder
meer via het Comité van Partijen van het Verdrag van Istanbul, het Europese preventienetwerk
ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld, en via bilaterale contacten.
Uiteraard zal ik ook tijdens deze Raad bilateraal met mijn ambtsgenoten spreken over
deze thematiek.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L. Bromet, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
L.E.T.M. van Thiel, adjunct-griffier