Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Stoffer en Diederik van Dijk over het bericht ‘SchoolTV onder vuur over Gaza: ’Hamas is een politieke partij, ze hebben ook mensen die vechten’
Vragen van de leden Stoffer en Diederik van Dijk (beiden SGP) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «SchoolTV onder vuur over Gaza: «Hamas is een politieke partij, ze hebben ook mensen die vechten»» (ingezonden 15 september 2025).
Antwoord van Minister Moes (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 2 oktober
2025).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «SchoolTV onder vuur over Gaza: «Hamas is een politieke
partij, ze hebben ook mensen die vechten»» en met de kritiek dat SchoolTV in haar
lesmateriaal een ongelijk of onvolledig beeld geeft van het Israël-Palestina-conflict,
met name met betrekking tot Hamas?1
Antwoord 1
Ja, hier ben ik mee bekend.
Vraag 2
Hoe apprecieert u de onafhankelijkheid en betrouwbaarheid van dit lesmateriaal?
Antwoord 2
Ik vind het in algemene zin belangrijk dat scholen gebruik maken van bewezen effectieve
methoden. Gezien de grondwettelijke onderwijsvrijheid, die ook specifiek voor leermiddelen
geldt, past het mij als Minister echter niet lesmateriaal inhoudelijk te beoordelen.
De verantwoordelijkheid van het departement richt zich op de kerndoelen en examenprogramma’s.
Anders gezegd: er gelden eisen en regels rondom wát kinderen moeten leren, niet rondom
hóe zij dat moeten leren.
Het is aan scholen en leraren om een divers aanbod van lesmaterialen te gebruiken
om hun leerlingen een compleet en genuanceerd beeld te geven.
De vrijheid van onderwijs gaat gepaard met verantwoordelijkheid. Zo hebben scholen
een zorgplicht voor een veilige en inclusieve schoolomgeving. Daarnaast moeten zij
zich houden aan de wettelijke burgerschapsopdracht. Deze vraagt onder meer van scholen
om leerlingen voor te bereiden op de pluriformiteit aan opvattingen die mag bestaan
in de democratische samenleving, en de competenties te ontwikkelen die leerlingen
nodig hebben om in dit alles hun eigen mening te vormen.
Het lesmateriaal waarop de vragen betrekking hebben is afkomstig uit het aanbod van
de landelijke publieke omroep. Daarom vind ik het belangrijk te benoemen dat persvrijheid
en de onafhankelijke media – net als onderwijs – essentieel zijn voor het functioneren
van een democratie. De publieke omroep voert haar werkzaamheden onafhankelijk uit.
Het is daarom ook niet aan mij als Minister om mij uit te laten over de inhoud van
het aanbod van onafhankelijke media.
Vraag 3
In hoeverre acht u het wenselijk dat in lesmateriaal van de publieke omroep een terroristische
organisatie als Hamas primair wordt omschreven als een politieke partij, zonder daarbij
expliciet te wijzen op het feit dat deze organisatie internationaal wordt aangemerkt
als terroristische beweging?
Antwoord 3
Het is niet aan mij als Minister om de inhoud van lesmateriaal of media-uitingen inhoudelijk
te beoordelen of te corrigeren. Dat zou in strijd zijn met twee constitutionele principes:
de onderwijsvrijheid (artikel 23 van de Grondwet) en de persvrijheid (artikel 7 van
de Grondwet). Zie voor verdere beantwoording het antwoord op vraag 2.
Vraag 4
Welke waarborgen bestaan er binnen de publieke omroep om te voorkomen dat educatieve
programma’s eenzijdige of misleidende informatie aanbieden over complexe internationale
conflicten?
Antwoord 4
In de Mediawet 2008 is vastgelegd dat de publieke omroep de publieke mediaopdracht
moet uitvoeren. Hierin staat onder andere dat het aanbod kwalitatief hoogstaand moet
zijn. Van journalistieke organisaties verwacht ik dan ook dat zij hun berichtgeving
kritisch factchecken. Omroepen zijn daarnaast verplicht een redactiestatuut te hebben
waarin normen over journalistieke ethiek en kwaliteit worden gewaarborgd. Het Commissariaat
houdt hier toezicht op. Daarnaast staat het iedereen vrij zich met klachten over de
werkzaamheden of berichtgeving van de publieke omroep te melden bij de desbetreffende
omroep of redactie. Wanneer men niet tevreden is met de reactie van de omroep of redactie,
is er de mogelijkheid om een melding te maken bij de Ombudsman voor de publieke omroepen.
De Ombudsman kan naar aanleiding van klachten nader onderzoek doen naar het journalistiek
handelen van de omroep of redactie. Dit stelsel van zelfregulering moet ervoor zorgen
dat media zich verantwoorden over de journalistieke keuzes die zij maken.
Vraag 5
Wordt lesmateriaal of ander educatief werk zoals dat van SchoolTV voorafgaand aan
publicatie inhoudelijk getoetst op juistheid, volledigheid en neutraliteit? Zo ja,
door wie en op basis van welke criteria? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
De verantwoordelijkheid voor de inhoudelijke kwaliteit van lesmateriaal ligt bij de
ontwikkelende partijen en de verantwoordelijkheid voor de toepassing daarvan bij scholen
die het materiaal gebruiken. Ik heb op dit moment geen bevoegdheid om lesmateriaal
te toetsen of bevoegdheid om in te grijpen wanneer lesmateriaal niet zou voldoen aan
bepaalde criteria. Dit zou in strijd zijn met de grondwettelijke onderwijsvrijheid.
Zie voor verdere toelichting op lesmateriaal de antwoorden op vragen 2, 3 en 4.
Vraag 6
Hoe beoordeelt u de rol en verantwoordelijkheid van u als Minister van OCW bij de
financiering en inhoudelijke kwaliteitsbewaking van door de publieke omroep ontwikkeld
educatief materiaal?
Antwoord 6
Zie het antwoord op vraag 2, 3, 4 en 5.
Vraag 7
Bestaat er een procedure voor klachten of correcties als schoolmateriaal dat door
de publieke omroep is ontwikkeld als eenzijdig of misleidend wordt ervaren? Zo ja:
hoe is die procedure ingericht? Zo nee: overweegt u zo’n procedure te implementeren?
Antwoord 7
Ja. Zie het antwoord op vraag 4.
Vraag 8
Bent u bereid om te onderzoeken of aanvullende richtlijnen of kwaliteitskaders nodig zijn voor dergelijk educatief materiaal over internationale conflicten,
teneinde feitelijke juistheid, neutraliteit en pedagogische zorgvuldigheid te waarborgen?
Antwoord 8
Nee. Gelet op de grondwettelijk geborgde onderwijsvrijheid, ook specifiek ten aanzien
van leermiddelen, past het mij niet activiteiten te ondernemen die de beoordeling
van de inhoud van leermiddelen betreffen. Zie het antwoord op vraag 2, 3, en 5.
De publieke omroep is voorts onafhankelijk in haar taakuitvoering. De publieke omroep
is op zijn werkwijze aanspreekbaar via onder meer de Ombudsman voor de publieke omroepen
en, bij mogelijke overtredingen van de Mediawet 2008, het Commissariaat voor de Media.
Het is niet aan mij om de werkwijze of media-uitingen van de publieke omroep nader
te onderzoeken. Ook om deze reden zal ik niet ingaan op het verzoek tot onderzoek,
aanvullende richtlijnen of kwaliteitskaders.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
G. Moes, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.