Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van lid Ceder over de uitspraak van het Gerechtshof over het overplaatsen van de heer Singh
Vragen van het lid Ceder (ChristenUnie) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Justitie en Veiligheid over de uitspraak van het Gerechtshof over het overplaatsen van de heer Singh (ingezonden 19 september 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Rutte (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 24 september
            2025).
         
Vraag 1
            
Bent u bekend met het krantenbericht «Familie van Nederlander die al 41 jaar in Amerikaanse
               cel zit woest op ministerie: «Ze laten hem wegrotten daar»»? Hoe beoordeelt u dit
               bericht?1
Antwoord  1
            
Ja, ik ben hiermee bekend. Ik betreur dat de familie de indruk heeft gekregen dat
               de Staat de strafoverdracht van de heer Singh zou tegenwerken. Meteen nadat het Hof
               het arrest heeft gewezen, is met prioriteit gewerkt aan het opstellen van het verzoek
               tot strafoverdracht. De tekst is, bij hoge uitzondering, voor verzending voorgelegd
               aan de advocaat van de heer Singh. Het verzoek tot strafoverdracht is uitgestuurd
               naar de Amerikaanse autoriteiten binnen de door het Gerechtshof gestelde termijn.
            
Vraag 2
            
Op welke wijze heeft het kabinet uitvoering gegeven aan de uitspraak van het Gerechtshof
               d.d. 26-08-2025? Is het kabinet van mening dat alle onderdelen van de uitspraak van
               het Gerechtshof uitgevoerd dienen te worden?
            
Antwoord 2
            
Het Gerechtshof gelast de Staat om binnen vier weken na de datum van het arrest (26 augustus
               2025) een verzoek tot strafoverdracht op grond van art. 2 lid 3 van het Verdrag Overbrenging
               Gevonniste Personen (VOGP) bij de autoriteiten van de Verenigde Staten in te dienen
               en daarnaast al datgene te doen wat redelijkerwijs nodig is om de feitelijke strafoverdracht
               van de heer Singh vanuit de Verenigde Staten naar Nederland te bewerkstelligen.2
Het kabinet zal beide onderdelen van de uitspraak uitvoeren. Het verzoek aan de VS
               om mee te werken aan strafoverdracht is binnen de hiervoor door het Gerechtshof gestelde
               termijn ingediend bij de Amerikaanse autoriteiten. Ook legt de Nederlandse ambassade
               in Washington contacten met de autoriteiten aldaar om het verzoek onder de aandacht
               te brengen.
            
Vraag 3
            
Op welke wijze heeft het kabinet invulling gegeven aan de motie-Ceder d.d. 24 november
               2024 (36 600 VI, nr. 105) voordat het gerechtshof een uitspraak heeft gedaan? Is er voor de uitspraak een
               verzoek op basis van de Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen (WOTS) opgestart
               en op welke wijze is maatwerk binnen de beleidskaders toegepast om de heer Singh zo
               op korte termijn naar Nederland over te laten brengen?
            
Antwoord 3
            
Voorafgaand aan de uitspraak van het Hof is niet ingezet op strafoverdracht middels
               de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (Wots), maar is consulaire bijstand
               verleend en zijn parole-verzoeken van de heer Singh door de toenmalige Minister voor
               Buitenlandse Zaken en de toenmalige Minister voor Rechtsbescherming ondersteund, op
               voorwaarde dat er geen gevaar meer zou zijn voor de samenleving.
            
De Staat heeft zich op het standpunt gesteld dat in de zaak van de heer Singh niet
               aan alle criteria uit het beleidskader van de Wots is voldaan. Er is namelijk onvoldoende
               sprake van binding met Nederland.3 Strafoverdracht op grond van de Wots werd daarom niet de geëigende weg bevonden.
               De rechter heeft de beslissing van de Minister in deze zaak in een kort geding en
               in eerste aanleg in een bodemprocedure in stand gelaten, waarbij is overwogen dat
               geen sprake is van bijzondere omstandigheden die nopen tot afwijking van het beleid.4 Het Hof onderschrijft dat de Minister in redelijkheid tot zijn standpunt heeft kunnen
               komen dat een dergelijke binding er niet is, maar komt echter tot het oordeel dat
               de Staat in deze zaak op grond van bijzondere omstandigheden een uitzondering moet
               maken op zijn beleid (art. 4:84 Algemene wet bestuursrecht). Het Hof weegt daarbij
               de hoge leeftijd en broze gezondheid van de heer Singh mee, alsmede het feit dat hij
               in de VS verstoken is van familiebezoek en dat er een gerede kans bestaat dat hij
               in de VS in gevangenschap zal overlijden.
            
De Staat voert dit arrest, zoals ook aangegeven bij vraag 2, uit.
Vraag 4
            
Klopt het dat een WOTS-verzoek maar één keer per twee jaar ingediend kan worden en
               het daarom cruciaal is dat deze zo zorgvuldig wordt ingediend?
            
Antwoord 4
            
Er is in de Wots geen wettelijke beperking opgenomen aan hoe vaak iemand een verzoek
               tot strafoverdracht kenbaar kan maken.
            
Vraag 5
            
Klopt het dat uw ministerie in een conceptbrief aan de Amerikaanse autoriteiten de
               suggestie wekt dat de heer Singh in Nederland op vrije voeten zou kunnen komen? Zo
               ja, waar baseert het kabinet dit op en hoe groot acht het kabinet deze kans?
            
Antwoord 5
            
In een conceptbrief, die gedeeld is met de advocaat van de heer Singh, is niet gesuggereerd
               dat de heer Singh op vrije voeten zou kunnen komen. Wel is aangegeven dat over de
               aard en duur van de straf op voorhand niets gezegd kan worden omdat het aan de rechter
               is om dat te bepalen. Bij het volgen van de omzettingsprocedure, wat bij overdracht
               vanuit de VS gebruikelijk is vanwege het afwijkende strafklimaat, zal de Nederlandse
               rechter beslissen over de aard en lengte van de in Nederland uit te zitten straf.
               Het is onwenselijk en niet mogelijk om daarop vooruit te lopen.
            
Vraag 6
            
Bent u het ermee eens dat vanwege de gezondheidssituatie en de leeftijd van betrokkene
               en vanwege de uitspraak deze zaak grote prioriteit verdient? Hoe kan het dan dat de
               brief nog niet is uitgestuurd?
            
Antwoord 6
            
De brief met het verzoek mee te werken aan strafoverdracht is binnen de door het gerechtshof
               gestelde termijn verzonden aan de Amerikaanse autoriteiten. Zoals aangegeven, heb
               ik dit met prioriteit opgepakt.
            
Vraag 7
            
Kunt u deze spoedvragen binnen drie werkdagen beantwoorden?
Antwoord 7
            
Ja.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 A.C.L. Rutte, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
