Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Verouden over de berichtgeving van de ACM dat boodschappen in Nederlandse supermarkten duurder zijn dan in omringende landen
Vragen van het lid Verouden (Nieuw Sociaal Contract) aan de Ministers van Financiën en van Economische Zaken over de berichtgeving van de ACM dat boodschappen in Nederlandse supermarkten duurder zijn dan in omringende landen (ingezonden 19 september 2025).
Antwoord van Minister Karremans (Economische Zaken) (ontvangen 24 september 2025).
Vraag 1
Bent u bekend met de berichtgeving dat de ACM een onderzoek is gestart naar de prijzen
van levensmiddelen en andere producten in Nederlandse supermarkten, omdat er signalen
zijn dat deze hoger liggen dan in omringende landen?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de analyse dat disfunctionele markten, gebrek aan transparantie en onvoldoende
concurrentie structureel leiden tot hogere prijzen en daarmee de koopkracht en bestaanszekerheid
van huishoudens aantasten?
Antwoord 2
Ik herken de signalen dat concurrentie op sommige markten hapert en dat sommige markten
onvoldoende functioneren. Deze signalen vind ik zorgwekkend. Goede werkende markten
leiden over het algemeen tot lagere prijzen en een breder en kwalitatief beter aanbod
van producten en diensten voor consumenten. Goed werkende markten zijn dus ook van
belang voor de koopkracht en bestaanszekerheid van huishoudens. Het is echter onwaarschijnlijk
dat de inflatieschok van de laatste jaren te verklaren is door een plotselinge en
drastische verslechtering van de marktwerking. Het is aannemelijk dat andere factoren
hierin bepalender waren, zoals belasting- en accijnsverhogingen, de historisch krappe
arbeidsmarkt, het monetair beleid van de ECB dat op de gehele (en minder overspannen)
eurozone is toegespitst, en de energiemix.
Vraag 3 en 4
Klopt het dat de ACM in het kader van het prijsonderzoek ook nagaat of leveranciers
van A-merken hogere inkoopprijzen vragen aan Nederlandse supermarkten dan aan supermarkten
in andere landen?
Kunt u bevestigen dat er signalen zijn dat supermarkten door zogenoemde «territoriale
leveringsbeperkingen» worden verhinderd om in goedkopere buitenlandse markten in te
kopen, waardoor Nederlandse consumenten structureel hogere prijzen betalen?
Antwoord 3 en 4
De ACM voert als onafhankelijke toezichthouder het onderzoek zelfstandig uit. Ik heb
daar geen invloed op. Het onderzoek van de ACM bevindt zich nog in de voorbereidende
fase waarin de concrete onderzoeksvragen worden geformuleerd.
De signalen over territoriale leveringsbeperkingen heb ik inderdaad ook ontvangen.
Ik zet mij er daarom voor in om hier op Europese schaal een verbod op in te stellen.
Mede dankzij Nederlandse inzet heeft de Europese Commissie instrumenten aangekondigd
om territoriale leveringsbeperkingen aan te pakken in haar interne markstrategie van
mei 2025.2
Vraag 5
Hoe beoordeelt u het risico dat zulke beperkingen of prijsafspraken leiden tot misbruik
van marktmacht en een gebrek aan effectieve concurrentie in de levensmiddelenmarkt?
Antwoord 5
In enkele gevallen is dit aantoonbaar voorgevallen. Hiervoor heeft de Europese Commissie
een boete opgelegd in de Mondelēz-zaak.3 Er zijn daarnaast ook signalen dat territoriale leveringsbeperkingen worden ingesteld,
maar dat niet wordt voldaan aan alle juridische eisen die tot een overtreding en beboeting
op basis van misbruik van een economische machtspositie kunnen leiden. Het mededingingsrecht
kan territoriale leveringsbeperkingen zeker niet alle gevallen aanpakken. Daarom pleit
ik er in Brussel voor om dit gat in de wetgeving te dichten.
Vraag 6
Zal het onderzoek ook de vraag beantwoorden in welke mate bedrijfstakconsolidatie
in de afgelopen jaren (door fusies en overnames) tot hogere prijzen heeft geleid,
op het niveau van de producenten dan wel op het niveau van de supermarkten?
Antwoord 6
Zoals in het nieuwsbericht van de ACM is aangegeven, zal marktmacht in zijn algemeenheid
als mogelijke oorzaak voor hogere prijzen worden onderzocht. Aangezien de ACM zelf
bepaalt waar haar onderzoek zich op richt, kan ik niet aangeven of zij specifiek in
dit onderzoek kijkt naar het effect van bedrijfstakconsolidatie op prijzen in de supermarkten.
Vraag 7
Bent u bekend met initiatieven in omliggende landen zoals Duitsland en het Verenigd
Koninkrijk waar op regelmatige basis marktmonitoring plaatsvindt en mededingingsautoriteiten
ook daadwerkelijk de bevoegdheid hebben om in te grijpen (zoals de New Competition
Tool in de EU-discussie)? Acht u een vergelijkbare systematiek in Nederland wenselijk?
Antwoord 7
Ja, ik ken deze initiatieven. Ik verken nu of en hoe een New Competition Tool in Nederland
kan worden vormgegeven. Meer onderzoek naar markten doen en vervolgens maatregelen
kunnen nemen kan markten die onvoldoende concurreren een zetje geven. Tegelijkertijd
moet ik oog houden voor de gevolgen voor regeldruk, de rechtszekerheid voor bedrijven
en de verhouding tussen wetgever en toezichthouder. De inzet van een New Competition
Tool kan namelijk lijken op regulering in plaats van toezicht, aangezien er geen sprake
is van bij wet verboden gedrag. Dat is anders dan met het huidig mededingingstoezicht,
zoals bij kartels. Ik verwacht u binnenkort een brief te sturen die hier dieper op
ingaat.
Vraag 8
Acht u het normaal dat er grote prijsverschillen bestaan tussen exact dezelfde producten
in Nederland en buurlanden, en acht u aanvullende regulering noodzakelijk?
Antwoord 8
Op zichzelf kunnen prijsverschillen voor producten voorkomen tussen buurlanden in
een gezonde markt. Dit kan meerdere verklaringen hebben, bijvoorbeeld belastingen,
lonen en de kosten van logistiek. Maar ook smaakvoorkeur van consumenten. Dit kan
ertoe leiden dat het schaalvoordeel heel verschillend is. De prijsstrategieën van
retailers kunnen ook verschillen, waardoor bepaalde categorieën van producten in Nederland
duurder zijn maar andere juist goedkoper. Maar er kunnen ook redenen zijn die ik niet
wil accepteren, zoals ongerechtvaardigde territoriale leveringsbeperkingen. Ik ben
daarom positief over het feit dat de ACM onderzoek doet naar aanleiding van signalen
dat sommige boodschappen in Nederland duurder zijn.
Vraag 9
Erkent u dat hogere prijzen voor levensmiddelen in Nederland ook bijdragen aan een
kunstmatig hoger inflatiecijfer en dus direct de koopkracht van huishoudens aantasten?
Antwoord 9
Ik herken de signalen dat sommige boodschappen in Nederland duurder zijn dan in omliggende
landen. Andere producten zijn goedkoper in Nederland – bijvoorbeeld versproducten.
Dat is logisch en economisch goed verklaarbaar. Het is daarom van belang om naar de
totaalprijs van een mandje boodschappen te kijken. Het prijsniveau van voedingsmiddelen (excl.
alcohol en tabak) in Nederland lag in 2023 onder het gemiddelde van zowel de Eurozone
als de EU. Officiële Europese prijsindexcijfers laten zien dat Nederlandse consumenten
gemiddeld goedkoper boodschappen doen dan consumenten in andere EU-landen.
Vraag 10
In april van dit jaar stelden Kamerleden Omtzigt c.s. de initiatiefnota Minder inflatie, meer bestaanszekerheid voor, met concrete voorstellen om problemen op de markt aan te pakken en ervoor te
zorgen dat boodschappen en andere essentiële goederen betaalbaar blijven. Kunt u bevestigen
dat het kabinet minstens twee weken voor de verkiezingen met een reactie zal komen
op elk van de aanbevelingen?4
Antwoord 10
In het MKB-debat van 11 september jl. heb ik toegezegd dat ik voor het einde van dit
jaar een kabinetsreactie op de initiatiefnota naar de Kamer zal sturen. Dit zal niet
twee weken voor de verkiezingen zijn.
Vraag 11
Bent u bereid de Kamer voorafgaand aan het debat over hoge inflatie in Nederland aankomende
woensdag, 24 september 2025, schriftelijk te informeren over:
a. de precieze onderzoeksvragen van de ACM;
b. de rol die uw ministeries hierbij spelen;
c. de mogelijkheden voor tussentijdse maatregelen indien de signalen van te hoge prijzen
bevestigd worden?
Antwoord 11
a. Daarover is nog niets bekend. Zoals geantwoord bij vraag 3 voert de ACM als onafhankelijke
toezichthouder het onderzoek zelfstandig uit. De ACM is recent gestart met het onderzoek,
dat zich momenteel in de voorbereidende fase bevindt. In deze fase worden de concrete
onderzoeksvragen geformuleerd.
b. De ACM voert als onafhankelijke toezichthouder het onderzoek zelfstandig uit. Het
ministerie speelt daarin geen rol. Het ministerie laat zich met enige regelmaat op
hoofdlijnen informeren door de ACM.
c. Tussentijdse maatregelen zijn onwaarschijnlijk, aangezien voor een volledig beeld
eerst het onderzoek moet zijn afgerond. De Europese Commissie heeft al wel instrumenten
aangekondigd om territoriale leveringsbeperkingen aan te pakken, zie ook het antwoord
bij vraag 4 hierboven. Tussentijdse maatregelen zijn onwaarschijnlijk, aangezien voor
een volledig beeld eerst het onderzoek moet zijn afgerond. De Europese Commissie heeft
al wel instrumenten aangekondigd om territoriale leveringsbeperkingen aan te pakken,
zie ook het antwoord bij vraag 4 hierboven.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.P.G. Karremans, minister van Economische Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.