Voorstel tot wijziging Reglement van Orde : Voorstel van het Presidium tot wijziging van het Reglement van Orde en tot vaststelling van een afzonderlijke regeling in verband met het in buitengewone omstandigheden tijdelijk mogelijk maken van digitale vergadermogelijkheden
36 808 Voorstel van het Presidium tot wijziging van het Reglement van Orde en tot vaststelling van een afzonderlijke regeling in verband met het in buitengewone omstandigheden tijdelijk mogelijk maken van digitale vergadermogelijkheden
Nr. 2 VOORSTEL
ARTIKEL I
Het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 7.19, vijfde lid, wordt toegevoegd: Bij afzonderlijke regeling, vast te
stellen door de Kamer, kunnen hierover nadere regels worden gesteld.
B
Na artikel 15.23 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
§ 15.7a Tijdelijke digitale vergadermogelijkheden in buitengewone omstandigheden
Artikel 15.23a Tijdelijke digitale vergadermogelijkheden in buitengewone omstandigheden
1. Voor zover buitengewone omstandigheden dit naar haar oordeel noodzakelijk maken,
kan de Kamer besluiten dat voor een periode van ten hoogste drie maanden:
a. de leden zich op afstand langs elektronische weg aanwezig kunnen melden; of
b. een of meer openbare vergaderingen van de Kamer of van een of meer commissies plaatsvinden
langs elektronische weg.
2. Een openbare vergadering langs elektronische weg is gelijktijdig openbaar in beeld
en geluid te volgen voor het publiek. Aan de vergadering wordt door alle deelnemers
langs elektronische weg deelgenomen.
3. Een besluit als bedoeld in het eerste lid kan door het Presidium worden genomen,
indien naar het oordeel van het Presidium de buitengewone omstandigheden de Kamer
verhinderen dit te nemen. Het besluit kan eveneens door de Voorzitter worden genomen,
indien naar het oordeel van de Voorzitter de buitengewone omstandigheden het Presidium
eveneens verhinderen dit te nemen.
4. De Kamer kan steeds besluiten een periode waarin een besluit als bedoeld in het
eerste lid van kracht is eerder te doen eindigen, of deze periode voor de duur van
ten hoogste drie maanden te verlengen.
5. Het Presidium draagt zorg dat de elektronische omgeving waarin de vergaderingen
plaatsvinden betrouwbaar en veilig is, en dat daarin op een volwaardige wijze kan
worden vergaderd.
6. Bij afzonderlijke regeling, vast te stellen door de Kamer, worden nadere regels
gesteld ter uitvoering van dit artikel, waarbij kan worden bepaald dat op in die regeling
omschreven wijze kan worden afgeweken van dit Reglement.
ARTIKEL II
Ter uitvoering van de artikelen 7.19, vijfde lid, en 15.23a, zesde lid, van het Reglement
van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, wordt als regeling vastgesteld:
REGELING TIJDELIJKE DIGITALE VERGADERMOGELIJKHEDEN
HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze Regeling wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder:
– commissie: commissie van de Kamer:
– digitaal aanwezig melden: het zich op afstand langs elektronische weg aanwezig melden als bedoeld in artikel 15.23a,
eerste lid, onder a, van het Reglement;
– Kamer: Tweede Kamer der Staten-Generaal;
– leden: leden van de Kamer;
– openbare vergadering langs elektronische weg: openbare vergadering van de Kamer of van een commissie van de Kamer die plaatsvindt
langs elektronische weg als bedoeld in artikel 15.23a, eerste lid, onder b, van het
Reglement.
HOOFDSTUK 2. DIGITAAL QUORUM
Artikel 2. Digitaal aanwezig melden
De leden die zich digitaal aanwezig melden dienen steeds in persoon te kunnen worden
geïdentificeerd.
HOOFDSTUK 3. PLENAIRE VERGADERINGEN LANGS ELEKTRONISCHE WEG
Artikel 3. Openen plenaire openbare vergadering langs elektronische weg
Een openbare vergadering langs elektronische weg van de Kamer wordt slechts geopend,
indien:
a. de vergadering gelijktijdig openbaar in beeld en geluid is te volgen voor publiek
langs elektronische weg;
b. ieder lid, met uitzondering van leden die zijn uitgesloten van het bijwonen van
de vergadering op grond van artikel 8.18 van het Reglement, digitaal toegang heeft
tot de elektronische omgeving waarin de vergadering plaatsvindt;
c. is voldaan aan artikel 8.3, eerste lid, van het Reglement;
d. de leden op zodanige wijze zichtbaar en hoorbaar zijn dat hun identiteit kan worden
vastgesteld;
e. is gewaarborgd dat de leden bij de stemmingen over een zaak steeds kunnen verzoeken
om een hoofdelijke stemming als bedoeld in artikel 8.26 van het Reglement.
Artikel 4. Toepassing Reglement langs elektronische weg
In een openbare vergadering langs elektronische weg van de Kamer wordt voor de toepassing
van het Reglement:
– onder «vergaderzaal» steeds verstaan «elektronische omgeving»;
– onder «zitplaatsen» steeds verstaan «digitale toegang»;
– onder «staande van de spreekplaats» steeds verstaan «zichtbaar en hoorbaar»;
– onder «ligt in de vergaderzaal op de tafel van de Griffier» steeds verstaan «wordt
beschikbaar gesteld»;
– onder «in de vergaderzaal rondgedeeld» steeds verstaan «beschikbaar gesteld».
Artikel 5. Stemmingen over personen
Stemmingen over personen als bedoeld in de artikelen 8.31 tot en met 8.36 van het
Reglement worden zoveel mogelijk uitgesteld totdat deze kunnen plaatsvinden in een
vergadering die niet langs elektronische weg plaatsvindt. Indien uitstel niet mogelijk
is, wordt in afwijking van die artikelen gestemd volgens een door het Presidium vast
te stellen procedure waarbinnen zoveel mogelijk wordt voorkomen dat een stem herleidbaar
is tot het lid dat de stem heeft uitgebracht.
HOOFDSTUK 4. COMMISSIEVERGADERINGEN LANGS ELEKTRONISCHE WEG
Artikel 6. Openen commissievergaderingen langs elektronische weg
Een openbare commissievergadering langs elektronische weg wordt slechts geopend, indien:
a. de vergadering gelijktijdig openbaar in beeld en geluid is te volgen voor publiek
langs elektronische weg;
b. ieder lid of plaatsvervangend lid dat de vergadering kan bijwonen, met uitzondering
van leden die zijn uitgesloten van het bijwonen van de vergadering op grond van artikel 7.18,
vijfde lid, van het Reglement, digitaal toegang heeft tot de elektronische omgeving;
c. de leden op zodanige wijze zichtbaar en hoorbaar zijn dat hun identiteit kan worden
vastgesteld.
Artikel 7. Stemmingen over personen
Stemmingen over personen als bedoeld in artikel 7.20, derde lid, van het Reglement
worden zoveel mogelijk uitgesteld totdat deze kunnen plaatsvinden in een vergadering
die niet langs elektronische weg plaatsvindt. Indien uitstel niet mogelijk is, wordt
in afwijking van die artikelen gestemd volgens een door het Presidium vast te stellen
procedure waarbij zoveel mogelijk wordt voorkomen dat een stem herleidbaar is tot
het lid dat de stem heeft uitgebracht.
Artikel 8. Besloten commissievergadering
1. Een besloten commissievergadering kan niet langs elektronische weg plaatsvinden,
tenzij de Voorzitter daartoe krachtens artikel 7.19, vijfde lid, van het Reglement
in bijzondere omstandigheden toestemming heeft gegeven.
2. De Voorzitter geeft slechts de toestemming, indien de minister voorafgaand heeft
verzocht om de besloten commissievergadering langs elektronische weg en de bijzondere
omstandigheden naar het oordeel van de Voorzitter nopen tot het houden van die vergadering.
3. De beslotenheid van de vergadering wordt steeds zo goed mogelijk gewaarborgd. Artikel 6,
aanhef en onderdelen b en c, is van overeenkomstige toepassing.
4. Indien in een openbare commissievergadering langs elektronische weg een voorstel
tot het houden van een besloten vergadering als bedoeld in artikel 7.19, derde lid,
van het Reglement wordt gedaan, beslist de commissie daarover in afwijking van het
vierde lid van dat artikel in die vergadering zonder voorafgaande beraadslaging.
HOOFDSTUK 5. SLOTBEPALINGEN
Artikel 9. Nadere richtlijnen
Het Presidium kan nadere richtlijnen vaststellen ter uitvoering van deze regeling,
en deelt deze onmiddellijk na vaststelling en bij iedere wijziging ervan aan de leden
mee.
Artikel 10. Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling tijdelijke digitale vergadermogelijkheden.
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking op een door de Kamer te bepalen tijdstip.
Toelichting
I. Algemeen
Algemeen
Met dit voorstel wordt een basis gelegd in de regelgeving van de Tweede Kamer voor
het in buitengewone omstandigheden mogelijk maken van de toepassing van digitale vergadermogelijkheden.
Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de aanbevelingen uit het rapport van de werkgroep
Effectief opereren in crisissituaties (hierna: de werkgroep).1
Het voorstel bevat een wijziging van het Reglement van Orde om daarin een grondslag
op te nemen voor het in buitengewone omstandigheden kunnen openstellen van de mogelijkheid
van een «digitaal quorum» en/of «digitaal vergaderen» (inclusief stemmen), en een
afzonderlijke conceptregeling waarin deze instrumenten nader worden vormgegeven. Voor
het voorstel is onder andere geput uit de ervaringen ten tijde van de coronacrisis,2 alsmede uit het thans bij de Kamer aanhangige wetsvoorstel voor een Wet digitaal
vergaderen decentrale overheden.3 Het voorstel is techniekneutraal geformuleerd.
Terughoudendheid
Het Presidium is met de werkgroep van mening dat fysiek vergaderen vanuit het oogpunt
van representativiteit, openbaarheid en zichtbaarheid, alsmede vanuit de onderlinge
communicatiemogelijkheden van de deelnemers, altijd de uitdrukkelijke voorkeur heeft.
Het fysieke bijeenkomen van de Kamer in openbaar toegankelijke vergaderingen biedt
de beste mogelijkheden om zo vrij en controleerbaar mogelijk te beraadslagen en te
besluiten, en vormt daarmee de sterkste waarborg voor het staatsrechtelijk goed functioneren
van het Nederlandse parlement. Daarnaast heeft het bijeenkomen in het Kamergebouw
een zeer belangrijke symbolische waarde.
Het Presidium onderschrijft dan ook dat de toepassing van digitale vergadermogelijkheden
voor de Tweede Kamer slechts in beeld dient te komen in buitengewone omstandigheden
waarin de continuering van de democratische besluitvorming door het houden van fysieke
vergaderingen niet op een toereikende wijze kan worden gewaarborgd. Dit kan aan de
orde komen tijdens ernstige crisissituaties, bijv. een pandemie, natuurramp, kernramp,
aanslag, etc. De overwegingen in het rapport van de werkgroep bevatten hieromtrent
een afwegingskader dat handvaten biedt om in een crisissituatie over de daadwerkelijke
inzet van de voorgestelde digitale middelen te besluiten.4 Daarbij is terughoudendheid in het openstellen van de digitale vergadermogelijkheden
dus leidend. Dit vormt derhalve ook het uitgangspunt van de in het voorstel uitgewerkte
regeling, die aanknoopt bij de randvoorwaarden uit een eerdere voorlichting van de
Afdeling van de Raad van State over dit onderwerp.5
Digitaal vergaderen
Indien de mogelijkheid van digitaal vergaderen wordt geopend, dienen deze vergaderingen
een volwaardig alternatief voor de fysieke vergadering te bieden. Daarbij is het uitgangspunt
dat de gebruikelijke procedures en werkwijze binnen de elektronische omgeving worden
gevolgd, tenzij dat niet mogelijk is. Dat laatste doet zich voor bij besloten vergaderingen
en bij het stemmen over personen.
Besloten vergaderingen
De regeling van het digitaal vergaderen is beperkt tot openbare vergaderingen, aangezien
de geheimhouding van het gewisselde in een besloten vergadering niet volledig kan
worden gewaarborgd als de vergadering digitaal plaatsvindt.6 Dergelijke vergaderingen kunnen op basis van het voorstel met die reden niet plenair
digitaal plaatsvinden.7 Besloten commissievergaderingen vinden evenmin digitaal plaats, tenzij daarom in
bijzondere omstandigheden uitdrukkelijk is verzocht door een bewindspersoon, en de
Voorzitter daartoe op basis van een belangenafweging toestemming heeft verleend.
Stemmingen over personen
Op grond van het voorstel zullen tijdens de digitale vergaderingen de stemmingen over
een zaak op de gebruikelijke wijze plaatsvinden, namelijk bij handopsteken of via
hoofdelijke stemmingen waarbij de stemmende leden dan steeds in beeld dienen te worden
gebracht. Een vergelijkbare werkwijze is bij de stemmingen over een persoon echter
niet mogelijk, aangezien daarbij een anonieme stem in een fysieke stembus wordt geworpen,
en een stembureau ter plekke de uitslag vaststelt; in een digitale vergadering kan
niet op vergelijkbare wijze worden gewaarborgd dat de stemmen geheim en authentiek
zijn. Derhalve wordt voorgesteld de schriftelijke stemmingen over personen – indien
mogelijk – uit te stellen totdat weer fysiek kan worden vergaderd. Dit zal bij kortdurende
noodsituaties doorgaans geen probleem opleveren. Daarnaast kan artikel 8.37 van het Reglement, dat de mogelijkheid biedt om bij unanimiteit voor een aantal beslissingen
zonder schriftelijke stemming tot een besluit te komen, in veel situaties tussentijds
uitkomst bieden.
In de situaties waarin de inzet van die bepaling en nader uitstel niet mogelijk is,
zal moeten worden gestemd via een door het Presidium vast te stellen procedure waarin
het stemgeheim zoveel mogelijk gewaarborgd is. Gedacht wordt hierbij aan een vorm
van briefstemmen per post, zoals in onder andere gemeenten en provincies mogelijk
was tijdens de coronacrisis,8 of aan een hiervoor ingestelde ICT-voorziening die bij de digitale vergadering kan
worden ingezet, wanneer de stemauthenticiteit en het stemgeheim daarbij op gelijkwaardige
wijze kan worden gegarandeerd.
Uitvoering
In het voorstel is aansluiting gezocht bij het door de Directie vastgestelde (en door
het Presidium ondersteunde) integraal crisisplan van de Kamer, waarin de digitale
vergadermogelijkheden uiteraard een plaats gaan krijgen. Opgemerkt moet worden dat
het ten tijde van een crisissituatie ook mogelijk is om ervoor te kiezen om geen gebruik
te maken van de digitale vergadermogelijkheden, maar uit te wijken naar een andere
locatie. Afhankelijk van de aard van de crisis, kan worden gekozen voor de meest passende
oplossing. Hoe deze maatregelen zich tot elkaar verhouden en wanneer welke maatregel
wordt ingezet is onderdeel van Business Continuity Management en wordt vastgelegd
in het integraal crisisplan.
Er wordt verondersteld dat er voor het houden van een digitale vergadering specifieke
ondersteunende rollen nodig zijn. Naast specifieke ondersteuning van de technische
werking, is er ook te denken aan ondersteuning van de Voorzitter op het vlak van «technisch
modereren» van de vergadering en procesbewaking om te zien of de digitale vergadering
juist in beeld gebracht wordt. Ook voor deelnemers aan een digitale vergadering moet
een adequate ondersteuning zijn ingericht. Om de werking van de digitale vergadervoorziening
ten tijde van een crisis zo goed mogelijk te kunnen waarborgen is het belangrijk om
de digitale vergadervoorziening regelmatig te testen. Dit houdt ook in dat er periodiek
geoefend moet worden met het digitale quorum, beraadslagen en stemmen in de digitale
vergadervoorziening.
Bij het inrichten van de digitale vergadervoorziening zal er ook aandacht zijn voor
de digitale toegankelijkheid zodat deelnemers met een beperking goed gebruik kunnen
maken van de digitale vergadervoorziening.
II. Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A
Dit onderdeel vormt een uitvloeisel van de overwegingen in de algemene toelichting
onder «Besloten vergaderingen» ten aanzien van besloten commissievergaderingen langs
elektronische weg. Uitgangspunt in het betrokken artikel 7.19, vijfde lid, is onder
andere dat alle leden in de vergaderzaal aanwezig dienen te zijn, tenzij de Voorzitter
in bijzondere omstandigheden anders toestaat. Op grond van deze uitzonderingsmogelijkheid
bestaat thans de mogelijkheid dat in bijzondere omstandigheden bij hoogste uitzondering
een digitale besloten vergadering kan worden toegestaan. Gelet op de onmogelijkheid
de beslotenheid hiervan volledig te waarborgen, kan dit slechts worden besloten op
verzoek van een bewindspersoon. Om dit nader te reguleren, wordt aan het lid een volzin
toegevoegd, op grond waarvan bij afzonderlijke regeling nadere regels over de uitzonderingsmogelijkheid
kunnen worden vastgesteld. Deze zijn opgenomen in artikel 8 van de voorgestelde regeling
(zie de toelichting bij artikel II).
Artikel I, onderdeel B
Met dit onderdeel wordt in het Reglement een paragraaf 15.7a opgenomen ten behoeve van het tijdelijk kunnen openstellen van de digitale openbare
vergadermogelijkheden in buitengewone omstandigheden. Daarbij wordt voorgesteld de
paragraaf in te voegen in hoofdstuk 15 (Openbaarheid, Vertrouwelijkheid en Integriteit), aangezien de inzet van de digitale
vergadermogelijkheden gevolgen heeft voor de mate van openbaarheid.
In de voorgestelde paragraaf is artikel 15.23a opgenomen, dat de hoofdregels voor de besluitvorming over de inzet van de digitale
vergadermogelijkheden en een grondslag voor het vaststellen van nadere regels bevat.
Op grond van het eerste lid kan de Tweede Kamer besluiten om in buitengewone omstandigheden tijdelijk de mogelijkheid
open te stellen van een digitaal quorum (onderdeel a) en/of van digitaal vergaderen
(onderdeel b).9
Daarbij wordt op grond van de aanhef deze mogelijkheid slechts geopend indien buitengewone
omstandigheden daartoe naar het oordeel van de Kamer nopen. Daarmee wordt benadrukt
dat de inzet van deze plenaire digitale vergadermogelijkheden onder geen beding in
normale situaties dient plaats te vinden, maar slechts in ernstige crisissituaties
als ultimum remedium om de continuering van de democratische besluitvorming te kunnen
waarborgen. Het gebruik van de term «buitengewone omstandigheden» benadrukt dit; gedacht
moet echt worden aan situaties als bijv. een pandemie, ramp of aanslag, die het normale
bijeenkomen van de Kamer verhinderen.10 Zie hierover ook het kopje «Terughoudendheid» in het algemeen deel van deze toelichting.
Hoewel men in de bedoelde buitengewone omstandigheden bij uitstek niet op normale
wijze zal kunnen bijeenkomen, is ervoor gekozen de beslisbevoegdheid tot de inzet
van de digitale instrumenten toch in eerste instantie neer te leggen bij de Tweede
Kamer (het plenum). Dit Kamerbesluit zal in buitengewone omstandigheden veelal onmogelijk
kunnen zijn, in welk geval het Presidium beslissingsbevoegd wordt (zie het derde lid).
Een beslissing van dit gewicht behoort echter zoveel mogelijk bij de Kamer zelf te
liggen, en onder omstandigheden kan het ook mogelijk zijn dat de Kamer hierover zelf
kan beslissen. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan een situatie waarin duidelijk is
dat zich op zeer korte termijn een buitengewone omstandigheid gaat voordoen, maar
men op het moment van beslissen nog wel fysiek bijeen kan komen. Bijvoorbeeld bij
de toenemende verspreiding van een pandemie, of bij naderend oorlogsgeweld. Daarnaast
is ook voorstelbaar dat zich een situatie voordoet waarbij de Kamer slechts moet beslissen
of een of meer commissies digitaal moeten kunnen vergaderen, bijvoorbeeld als gevolg
van natuurgeweld dat slechts (een groot deel van) de betrokken commissieleden verhindert
fysiek in een vergadering bijeen te komen.
Het besluit tot de openstelling van de digitale vergadermogelijkheden kan voor een
periode van ten hoogste drie maanden worden genomen, en kan – als de buitengewone
omstandigheden dit toelaten – dus ook voor een (aanmerkelijk) kortere periode worden
vastgesteld. Door de geldingsduur van het besluit in tijd te beperken, wordt gewaarborgd
dat periodiek moet worden afgewogen of voortzetting nog noodzakelijk is. Er bestaat
wel een mogelijkheid om het besluit (meermaals) te verlengen, zie daarvoor het vierde
lid.
In onderdeel a van het eerste lid wordt het eerste instrument genoemd dat kan worden
ingezet, namelijk de mogelijkheid voor leden om zich op afstand langs elektronische
weg (digitaal) aan te melden als bedoeld in artikel 8.2 van het Reglement ten behoeve van de vaststelling van de presentielijst. Hierbij
kunnen de leden zich dus van buiten het Kamergebouw aanmelden, wat de mogelijkheid
biedt om de vergadering ook te kunnen openen als geen meerderheid van de leden in
het Kamergebouw aanwezig is, maar een meerderheid zich wel digitaal heeft aangemeld
(digitaal quorum). Deze mogelijkheid is in eerste instantie bedoeld om de fysieke
vergaderingen van de Kamer ook doorgang te kunnen laten vinden als het niet wenselijk
of mogelijk is dat alle leden naar het Kamergebouw gaan, bijv. als gevolg van afstandsregels
in een pandemie. Daarnaast zal het digitaal quorum in de praktijk ook altijd ingezet
dienen te worden wanneer wordt besloten tot het openstellen van de mogelijkheid van
digitaal plenair vergaderen, aangezien de leden zich dan uiteraard ook digitaal op
afstand dienen te kunnen aanmelden. Zie voor de nadere vereisten aan de digitale aanmelding
de toelichting bij het in artikel II voorgestelde artikel 2.
Onderdeel b bevat het tweede instrument, namelijk de mogelijkheid om te beslissen
dat een of meer vergaderingen van de Kamer of van (een of meer) commissies langs elektronische
weg gaan plaatsvinden (digitaal vergaderen, met inbegrip van stemmingen). Deze mogelijkheid
is ingrijpender omdat de Kamer(commissie) hierbij niet fysiek bijeenkomt, de mogelijkheid
voor de deelnemers van de vergadering om op elkaar te reageren technisch beperkter
is, en publiek en pers hierbij ook sowieso niet fysiek aanwezig kunnen zijn.
Bij het besluit tot de inzet van digitale vergaderingen kan, voor zover de buitengewone
omstandigheden dit toelaten, worden gedifferentieerd tussen de vergaderingen van de
Kamer (het plenum) en de (afzonderlijke) commissies, indien de buitengewone omstandigheden
daartoe de ruimte laten.
De inzet van het digitaal plenair vergaderen is beperkt tot openbare vergaderingen,
aangezien de geheimhouding van het gewisselde tijdens plenaire vergaderingen met gesloten
deuren naar het oordeel van het Presidium in een digitale vergadering niet kan worden
gewaarborgd. Zie daarover het algemene deel van de toelichting onder «Besloten vergaderingen».
Binnen de regeling is het uitgangspunt dat de inzet van de instrumenten in de toepasselijke
periode mogelijk is, en niet zozeer verplicht wordt. Denkbaar is dus dat in die periode,
voor zover de buitengewone omstandigheden dit weer (tijdelijk) toelaten, alsnog fysieke
vergaderingen van de Kamer of de commissies plaatsvinden. Voorstelbaar is echter ook
dat zich situaties voordoen waarin het bijeenkomen ook echt centraal moet kunnen worden
uitgesloten, zodat bijv. niet op commissieniveau kan worden afgeweken van een Kamerbesluit.
Derhalve kan op grond van onderdeel b ook worden besloten dat vergaderingen slechts
digitaal kunnen plaatsvinden.
Het tweede lid bevat enige essentiële randvoorwaarden voor de digitale openbare vergaderingen, bedoeld
in het eerste lid, onderdeel b. Daarbij is in de eerste zin vastgelegd dat de vergadering
gelijktijdig in beeld en geluid is te volgen voor het publiek. De vergaderingen dienen
hierbij live voor het publiek te zien en te horen zijn, waarmee de openbaarheid van
de digitale vergaderingen zo goed mogelijk is gewaarborgd. In de tweede zin is vastgelegd
dat aan een digitale vergadering door alle deelnemers (dus de leden, de Voorzitter,
aan de vergadering deelnemende bewindspersonen, en eventuele overige deelnemers) langs
elektronische weg wordt deelgenomen. Daarmee zijn hybride vergaderingen – waarin een
deel van de deelnemers fysiek deelneemt, en een deel digitaal – binnen dit voorstel
uitgesloten. Aanleiding daarvoor vormt dat in een hybride vergadering al gauw een
ongelijk speelveld tussen enerzijds de ter plekke aanwezige en anderzijds de digitaal
deelnemende deelnemers kan ontstaan, terwijl fysiek bijeenkomen van de Kamer(commissie)
dan kennelijk toch al mogelijk is.11
Op grond van de eerste zin van het derde lid kan het Presidium een besluit tot de inzet van de digitale vergadermogelijkheden
nemen, indien de buitengewone omstandigheden de Kamer naar het oordeel van het Presidium
verhinderen een dergelijk besluit te nemen. Hiervan zal in de buitengewone omstandigheden
al snel sprake kunnen zijn (zie hierover ook de toelichting bij het eerste lid), zodat
de beslissing over het al dan niet inzetten van de digitale instrumenten in buitengewone
omstandigheden veelal bij het Presidium zal liggen. Het Presidium heeft hierbij ook
de mogelijkheid om in een digitale vergadering tot het besluit te komen; artikel 3.6 van het Reglement van Orde sluit dit niet uit. Mocht niettemin ook het Presidium
door de buitengewone omstandigheden niet bij machte zijn om tot het besluit te komen,
dan bevat de tweede zin van het artikellid de mogelijkheid voor de Voorzitter om het
besluit te nemen.
Het vierde lid bevat de mogelijkheid voor de Kamer om te besluiten de periode waarin een besluit
als bedoeld in het eerste lid van toepassing is, eerder te doen eindigen, of deze
juist te verlengen. Op deze wijze heeft de Kamer steeds het eindwoord over de voortduring
van die periode, waarmee zij dus kan besluiten om weer normaal fysiek te gaan vergaderen
wanneer de omstandigheden daartoe naar haar oordeel aanleiding geven. Hiermee zou
de Kamer dus ook direct een besluit van het Presidium (of de Voorzitter) op grond
van het derde lid kunnen corrigeren, voor zover zij daartoe aanleiding ziet.
Het vijfde lid bevat een plicht voor het Presidium om ervoor zorg te dragen dat de elektronische
omgeving waarin de digitale vergaderingen plaatsvinden voldoet aan enige algemene
vereisten.12 Het gaat er daarbij allereerst om dat de elektronische omgeving betrouwbaar is: de
betrokken software moet deugdzaam werken, waarbij de deelnemers ook over de juiste
technische faciliteiten dienen te beschikken om te kunnen deelnemen. Verder dient
de elektronische omgeving uiteraard veilig te zijn: het zich voordoen van schendingen
van de functionaliteit of van de integriteit van de beraadslaging of besluitvorming
(bijv. via hacks, deepfakes of andersoortige manipulatie) dient zoveel mogelijk te
worden uitgesloten. Tot slot moeten de digitale vergaderingen een volwaardig alternatief
voor reguliere vergaderingen kunnen vormen: daarbij moet uiteraard ordelijk en resultaatgericht
kunnen worden vergaderd, maar het moet voor alle deelnemers ook mogelijk zijn om op
volwaardige wijze hun inbreng en instrumenten te kunnen uitoefenen, en voor pers en
publiek om de vergadering goed te kunnen volgen. In het kader van dat laatste moet
ook aandacht voor de laagdrempelige toegang voor mensen met beperkte digitale vaardigheden
of audiovisuele beperkingen. De zorgplicht wordt hiervoor bij het Presidium neergelegd,
aangezien dat gremium in de praktijk de beslissingen over de software zal nemen.
Het zesde lid bevat de grondslag voor het kunnen vaststellen van nadere regels in een afzonderlijke
regeling van de Kamer. Daarbij kan worden bepaald dat op in die regeling omschreven
wijze kan worden afgeweken van bepalingen van het Reglement van Orde. Deze mogelijkheid
is opgenomen om voor de bepalingen van het Reglement die specifiek betrekking hebben
op het fysiek vergaderen voorzieningen te treffen om digitaal te kunnen vergaderen.
Daarbij zijn de nadere regels in een afzonderlijke regeling opgenomen om hiervoor
een integrale regeling te kunnen bieden, en om het uitzonderlijke karakter van deze
bepalingen te benadrukken. Uiteraard beslist de Kamer daarbij zelf op grond van artikel 16.2 juncto 16.1 van het Reglement over de mate waarin zij eventuele afwijkingen van het Reglement
van Orde mogelijk wil maken.
Artikel II
Via dit artikel wordt de afzonderlijke regeling, bedoeld in artikel 15.23a, zesde
lid, voorgesteld. Daarnaast bevat de regeling een uitwerking van de via artikel I,
onderdeel A, voorgestelde grondslag in artikel 7.19, vijfde lid van het Reglement.
Daarbij is in hoofdstuk 1 (Algemeen) artikel 1 met enige begripsbepalingen opgenomen.
Hoofdstuk 2 heeft betrekking op het digitaal quorum, waarover in artikel 2 de regel is opgenomen dat de leden die zich digitaal aanwezig melden in persoon moeten
kunnen worden geïdentificeerd. In lijn met de werkgroep heeft het Presidium daarbij
voor ogen dat deze leden zich in beeld herkenbaar melden ten behoeve van het maken
van de presentielijst.
Hoofdstuk 3 heeft betrekking op plenaire vergaderingen langs elektronische weg. Artikel 3 stelt daarbij enige belangrijke vereisten om de vergadering te kunnen openen. Op
grond van onderdeel a dient daarvoor zeker te zijn dat de vergadering gelijktijdig
openbaar in beeld en geluid is te volgen voor het publiek (vgl. het voorgestelde artikel 15.23a,
tweede lid, van het Reglement), zodat bij aanvang de openbaarheid zoveel mogelijk
is gewaarborgd. Verder dient ieder lid dat mag deelnemen aan de vergadering digitaal
toegang te hebben tot de elektronische omgeving waarin deze plaatsvindt (onderdeel b),13 en zodanig hoorbaar en zichtbaar zijn dat diens identiteit kan worden vastgesteld
(onderdeel d). Hiermee wordt gewaarborgd dat de leden deugdelijk kunnen deelnemen
aan de digitale vergadering, alsmede dat er niet in hun plaats door andere personen
wordt deelgenomen. Onderdeel c is voor de volledigheid opgenomen om te verduidelijken
dat ook in een digitale vergadering het quorum geldt. Onderdeel e bevat vanuit artikel 67, vierde lid, van Grondwet, de eis dat elk lid bij stemmingen over een zaak (die ook
digitaal kunnen plaatsvinden) steeds de mogelijkheid moet hebben om te verzoeken om
een hoofdelijke stemming als bedoeld in artikel 8.26 van het Reglement.
Artikel 4 bevat enige voorzieningen om het Reglement van Orde, dat diverse verwijzingen bevat
naar begrippen die een fysieke vergadering veronderstellen, te kunnen toepassen in
een digitale vergadering (en daarmee voor zover nodig te «vertalen» naar dienovereenkomstige
begrippen in een digitale vergadering).
Daarbij wordt voor de toepassing in een digitale vergadering voor deze begrippen een
ander digitaal begrip gelezen. Het gaat hierbij om de volgende begrippen in het Reglement:
– «vergaderzaal» → «elektronische omgeving»
Het gaat hierbij om de elektronische omgeving waarin de vergadering plaatsvindt. Dit
is van belang voor de artikelen 8.5 (zitplaatsen), 8.6 (staande spreken vanaf de spreekplaats), 8.21, eerste lid, onderdeel b, (overnemen moties nadat is vastgesteld dat geen in de zaal
aanwezig lid zich verzet), 8.22, tweede en derde lid, (sluiten beraadslaging op voorstel in de vergaderzaal aanwezig
lid) 8.30, tweede lid, (aantekening vragen tegenstem door in de vergaderzaal aanwezig lid),
en 9.8, eerste lid, onderdeel b, (overnemen amendement nadat is vastgesteld dat geen in
de vergaderzaal aanwezig lid zich verzet);
– «zitplaatsen» → «digitale toegang»
Dit is van belang voor artikel 8.5 (zitplaatsen)
– «staande van de spreekplaats» → «zichtbaar en hoorbaar»;
Dit is van belang voor artikel 8.6 (staande spreken vanaf de spreekplaats);
– «ligt in de vergaderzaal op de tafel van de Griffier» → «wordt beschikbaar gesteld»
Dit is van belang voor artikel 8.7, eerste lid (lijst ingekomen stukken ligt in vergaderzaal op tafel van Griffier,
deze wordt al digitaal beschikbaar gesteld);
– «in de vergaderzaal rondgedeeld» → «beschikbaar gesteld»
Dit is van belang voor artikel 9.5, derde lid (ronddelen amendementen in de vergaderzaal, deze worden al digitaal beschikbaar
gesteld).
Artikel 5 heeft betrekking op de schriftelijke stemmingen over personen. Vanuit het belang
van het behoud van de geheimhouding van de schriftelijke stemmingen wordt voorgesteld
deze stemmingen, indien mogelijk uit te stellen totdat weer fysiek bijeen kan worden
gekomen. Indien dat niet mogelijk is, en uitstel niet mogelijk is, zal moeten worden
gestemd via een door het Presidium vast te stellen procedure waarin het stemgeheim
zoveel mogelijk gewaarborgd is. Zie hierover het algemeen deel van de toelichting
onder «Stemmingen over personen».
Met deze regeling kan, met een bijpassend ICT systeem dat de vergadering op gedegen
wijze faciliteert, het digitaal vergaderen door de Kamer op een zodanige wijze worden
georganiseerd dat dit zoveel mogelijk aansluit bij de gebruikelijke procedures in
het Reglement van Orde.
Hoofdstuk 4 heeft betrekking op commissievergaderingen langs elektronische weg.
Daarbij bevat artikel 6 enige vereisten om een openbare commissievergadering te kunnen
openen. De bepaling komt inhoudelijk overeen met artikel 2, waarbij de regel over
het quorum (artikel 2, onderdeel c) uiteraard niet van toepassing is, aangezien bij
commissievergaderingen geen quorum geldt.
Er is geen met artikel 3 vergelijkbare bepaling opgenomen, omdat er bij de huidige
bepalingen over commissievergaderingen geen dergelijke vertaalslag nodig is.
Artikel 7 bevat een met artikel 4 inhoudelijk gelijke bepaling over het stemmen over
personen in commissieverband.
Artikel 8 heeft betrekking op digitale besloten commissievergaderingen, waarvoor in
artikel 7.19, vijfde lid, van het Reglement een grondslag is voorgesteld tot het stellen
van nadere regels (zie de toelichting bij artikel I, onderdeel A). Dit is noodzakelijk
omdat het regime van artikel 7.23a, slechts betrekking heeft op openbare digitale
vergaderingen in buitengewone vergaderingen.
In het eerste lid wordt daarbij allereerst verduidelijkt dat een besloten commissievergadering in beginsel
niet digitaal kan plaatsvinden (zie daarover de algemene toelichting onder «Besloten
vergaderingen»).
Hiervoor geldt één beperkte uitzondering, namelijk als de Voorzitter hiervoor in bijzondere
omstandigheden toestemming heeft gegeven, wat krachtens het tweede lid, slechts mogelijk is indien een minister (of staatssecretaris) voorafgaand uitdrukkelijk
heeft verzocht om een digitale besloten commissievergadering, en de Voorzitter van
oordeel is dat de bijzondere omstandigheden daartoe inderdaad nopen. Dit biedt de
mogelijkheid om in bijzondere omstandigheden op uitdrukkelijk voorafgaand verzoek
van de bewindspersoon toch digitaal besloten bijeen te kunnen komen, wat gelet op
het daarbij niet uit te sluiten risico op schending van de vertrouwelijkheid slechts
bij hoogste uitzondering aan de orde zal kunnen komen. De digitale besloten commissievergadering
zal daarbij dus ook slechts kunnen doorgaan, indien de Voorzitter van oordeel is dat
de bijzondere omstandigheden daartoe nopen (bijv. vanwege de urgentie van het onderwerp
en de onmogelijkheid om op korte termijn een fysiek overleg te houden), en het belang
van het door laten gaan van de vergadering naar diens oordeel dus opweegt tegen de
daaraan verbonden risico’s voor de vertrouwelijkheid. Op grond van het derde lid zal de beslotenheid van de vergadering uiteraard steeds zo goed mogelijk moeten worden
gewaarborgd, en moet de vergadering ook voldoen aan de vereisten van artikel 6 (met
uitzondering van openbaarheid).
Met het oog op de hoofdregel van geen digitale besloten commissievergaderingen wordt
voorts in het vierde lid vastgelegd dat de commissie in een digitale openbare commissievergadering direct
in die vergadering (dus zonder tussentijds de deuren te sluiten, en zonder nadere
beraadslaging in verband met de mogelijk vertrouwelijke aard daarvan) over een voorstel
tot het sluiten van de deuren besluit. Een besloten (deel) van een digitale commissievergadering
is immers slechts mogelijk onder de voorwaarden van het eerste lid. Uiteraard is een
tussentijdse schorsing daarbij wel mogelijk. Indien de commissie besluit dat het betrokken
onderwerp in een besloten vergadering moet worden behandeld, zal daarmee moeten worden
gewacht totdat dit weer kan plaatsvinden in een vergadering die niet langs elektronische
weg plaatsvindt, of kan wanneer uitstel geen optie is en bijzondere omstandigheden
daarom vragen, onder de voorwaarden van het eerste lid alsnog over de vergadering
worden besloten.
Hoofdstuk 5 bevat een slotparagraaf, met daarin artikel 9, op grond waarvan het Presidium
de mogelijkheid heeft om via richtlijnen nader invulling te geven aan de regeling,
en artikel 10, dat de citeertitel van de regeling bevat.
Artikel III
Via dit artikel wordt geregeld dat de in dit voorstel opgenomen wijziging van het
Reglement van Orde en voorgestelde regeling in werking treden op een afzonderlijk
door de Kamer te bepalen tijdstip. Dit biedt de mogelijkheid de inwerkingtreding af
te stemmen op de nadere implementatie.
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Martin Bosma
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. (Martin) Bosma, voorzitter van het Presidium
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.