Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op van het lid Van Campen over het bericht dat Europese subsidies mogelijk hebben bijgedragen aan de sluiting van Vredestein in Enschede
Vragen van het lid Van Campen (VVD) aan de Minister en de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken over het bericht dat Europese subsidies mogelijk hebben bijgedragen aan de sluiting van Vredestein in Enschede (ingezonden 30 juni 2025).
Antwoord van Minister Karremans (Economische Zaken) (ontvangen 1 september 2025).
Vraag 1
Hoe beoordeelt u het standpunt van de Europese Commissie dat er bij de subsidietoekenning
aan Apollo Tyres geen sprake is geweest van onregelmatigheden, terwijl de sluiting
van Vredestein in Enschede tot een fors verlies aan werkgelegenheid leidt?1
Antwoord 1
De Europese Commissie heeft de staatssteun die Hongarije in 2014 en 2020 aan Apollo
Tyres heeft gegeven beoordeeld en goedgekeurd binnen de toen geldende staatssteunregels.
De steun in 2014 is getoetst aan de richtsnoeren voor regionale staatssteun 2007–2013,
en de steun in 2020 aan de tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun ter ondersteuning
van de economie vanwege COVID-19. Het Ministerie van EZ heeft destijds deze goedkeuringsbesluiten
goed onderzocht en geen aanleiding gevonden te twijfelen aan het oordeel van de Europese
Commissie, ook niet toen EZ naar aanleiding van Kamervragen in 2025 opnieuw naar de
besluiten heeft gekeken.
Naar aanleiding van vragen van Europarlementariërs heeft de Europese Commissie tweemaal
opnieuw naar de Hongaarse steun gekeken, meest recent in juni 2025. In beide gevallen
heeft de Commissie aangegeven geen indicatie te hebben dat de staatssteun niet in
overeenstemming met haar goedkeuringsbesluiten is verleend.
Tegelijkertijd begrijp ik de zorgen die leven over het verlies van werkgelegenheid
in Enschede, zeker nu blijkt dat het bedrijf op termijn zijn deuren sluit. Dat is
een ingrijpende ontwikkeling voor de betrokken medewerkers, hun gezinnen en de regio.
Met de inwerkingtreding van de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen (2014–2020)
en de huidige richtsnoeren (2022–2027) is er meer aandacht voor het risico van relocatie
als gevolg van staatssteun. De richtsnoeren (2014–2020) zijn in werking getreden,
kort nadat de Hongaarse autoriteiten de steunmaatregelen hadden gemeld (zie ook vraag
4). Het kabinet volgt de toepassing van deze bepalingen kritisch en heeft aandacht
voor het risico op relocatie als gevolg van verruimde mogelijkheden voor de EU-lidstaten
om staatssteun te kunnen verlenen. Dit sluit aan bij de terughoudende lijn van het
kabinet ten aanzien van staatssteun. Zo heeft het kabinet recent opnieuw aandacht
gevraagd voor dit onderwerp in de Nederlandse reactie op de publieke consultatie over
het nieuwe staatssteunkader onder de Clean Industrial Deal (CISAF). Deze reactie is
met uw Kamer gedeeld via de EU-kwartaalrapportage Q1 2025 van 19 mei jl.2
De vraag is of de besluiten van de Europese Commissie vandaag anders zouden uitvallen
onder de huidige staatssteunrichtsnoeren. De subsidieaanvraag in 2014 vond plaats
in een periode van groeiende vraag naar autobanden. De staatssteun werd destijds goedgekeurd
om uitbreiding mogelijk te maken, niet om productie te verplaatsen. Voor een uitgebreidere
toelichting hierop verwijs ik naar de antwoorden op eerdere Kamervragen3.
Vraag 2
Op welke wijze zijn de Europese subsidies aan Apollo Tyres ingezet voor de opbouw
van de fabriek in Hongarije, en in hoeverre hield de Europese Commissie hierbij rekening
met de mogelijke gevolgen voor de bestaande productiecapaciteit in Nederland?
Antwoord 2
Uit documentatie van de Europese Commissie en gesprekken met Apollo Vredestein is
mij gebleken dat hier geen sprake was van rechtstreeks door de Europese Unie verstrekte
subsidies, maar van subsidies toegekend door de Hongaarse overheid.
In 2014 ging het om een pakket bestaande uit directe investeringssteun (€ 48,2 miljoen),
werkgelegenheidssubsidie (€ 2,8 miljoen) en belastingvoordelen die konden oplopen
tot € 44,7 miljoen. Deze steunmaatregelen waren bedoeld om de vestiging van een nieuwe
fabriek in Gyöngyöshalász te ondersteunen. De Europese Commissie heeft in verband
met staatssteunaspecten deze steun beoordeeld op basis van de toenmalige richtsnoeren
voor regionale staatssteun (2007–2013) en goedgekeurd als verenigbaar met de interne
markt. De Europese Commissie heeft hierbij geen indicaties gezien van een direct causaal
verband met afbouw van productie in andere EU-lidstaten, zoals Nederland.
In 2020 is aanvullend (€ 4 miljoen) steun verleend aan Apollo Tyres in het kader van
Hongaarse COVID-19-maatregelen, ter compensatie van economische schade als gevolg
van lockdownmaatregelen. Deze staatssteun is goedgekeurd op basis van de Tijdelijke
kaderregeling inzake staatssteun ter ondersteuning van de economie vanwege COVID-19.
Ook hier heeft de Commissie aangegeven geen aanwijzingen te hebben dat deze steun
onrechtmatig is ingezet.
Zoals aangegeven in de reactie op de eerste vraag heeft de Europese Commissie deze
subsidies beoordeeld en goedgekeurd op basis van de toen geldende staatssteunregels.
Vraag 3
Hoe kijkt u aan tegen het risico dat Europese subsidies worden ingezet voor de versterking
van concurrerende fabrieken in andere lidstaten, terwijl dit ten koste gaat van werkgelegenheid
in Nederland?
Antwoord 3
Het risico dat Europese subsidies bijdragen aan de versterking van productiecapaciteit
in andere lidstaten, terwijl dit indirect leidt tot verlies van werkgelegenheid in
Nederland, is reëel en wordt door het kabinet serieus genomen. Tegelijkertijd geldt
dat diverse Europese programma’s, zoals het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie
(Horizon Europe), toekenning baseren op het principe van excellentie en impact. Dit
betekent dat middelen terechtkomen bij projecten met de hoogste meerwaarde voor Europa
als geheel, ongeacht in welke lidstaat die worden uitgevoerd. Nederland presteert
binnen dergelijke programma’s traditioneel sterk, wat ten goede komt aan onze kennis-
en innovatiepositie. De middelen van het cohesiebeleid zijn primair bedoeld om economische
verschillen tussen regio’s te verkleinen en daarmee het functioneren van de interne
markt als geheel te versterken.
Tegelijkertijd blijft het essentieel dat we in Nederland – mede via instrumenten als
het Nationaal Groeifonds, regionale ontwikkelingsmaatschappijen en investeringen in
onderzoek en innovatie – blijven werken aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat, zodat
hoogwaardige werkgelegenheid behouden blijft en nieuwe bedrijvigheid zich hier kan
ontwikkelen.
Vraag 4
In hoeverre acht u het aannemelijk dat de Europese subsidies aan Apollo Tyres hebben
bijgedragen aan de verplaatsing van productie en banen van Enschede naar Hongarije,
en hoe is dit destijds beoordeeld?
Antwoord 4
Hoewel formeel geen relocatie vanwege staatssteun is vastgesteld door de Europese
Commissie, acht het kabinet het niet uit te sluiten dat de staatssteun van Hongarije
aan Apollo Tyres in Hongarije op termijn indirect heeft bijgedragen aan de afbouw
van productie en werkgelegenheid in Enschede. Juist vanwege dit soort risico’s blijft
het kabinet kritisch op de effectiviteit en toepassing van anti-relocatiebepalingen
zoals toegepast in de EU-staatssteunkaders (zie ook vraag 1).
De beoordeling van de Europese Commissie vond in 2014 plaats op basis van de toen
geldende richtsnoeren voor regionale staatssteun 2007–2013, omdat de Hongaarse autoriteiten
de steunmaatregel op 27 juni 2014 hadden gemeld, kort vóór het ingaan van het nieuwe
kader. De Commissie concludeerde dat de steun verenigbaar was met de interne markt
en zag geen aanwijzingen voor een direct causaal verband met productieafbouw in andere
lidstaten. Destijds gaf deze beoordeling het kabinet dan ook geen aanleiding om hiertegen
bezwaar te maken.
Ook bij latere coronasteun in 2020 stelde de Commissie geen overtreding van de regels
vast. Formeel is daarmee geen relocatie vastgesteld. Tegelijkertijd onderstreept deze
casus hoe lastig het in de praktijk is om de daadwerkelijke economische impact van
staatssteun op andere EU-lidstaten goed te duiden. Het kabinet is dan ook in beginsel
terughoudend ten aanzien van de inzet van het staatssteuninstrument. Strikte steunkaders,
met waarborgen voor een gelijk speelveld, zorgen ervoor dat de concurrentie tussen
ondernemingen eerlijk kan verlopen4.
Vraag 5
Wat is uw opvatting over de maatschappelijke wenselijkheid van Europese subsidieregelingen
die, hoewel juridisch toegestaan, leiden tot verlies van banen in goed functionerende
Nederlandse bedrijven?
Antwoord 5
Zoals aangeven in het antwoord op vraag 2 ging het in deze casus niet om Europese
subsidies, maar om nationale subsidies van de Hongaarse overheid die door de Europese
Commissie zijn goedgekeurd op basis van het EU-staatssteunkader.
Ik acht het maatschappelijk ongewenst als in de praktijk nationale subsidies leiden
tot het verlies van banen bij goed functionerende bedrijven elders in de EU, zoals
in Nederland. Het kabinet acht het van belang een subsidierace op de interne markt
te voorkomen en is daarom dan ook in beginsel terughoudend ten aanzien van de inzet
van het staatssteuninstrument.
In dat kader steunt het kabinet bepalingen in de staatssteunregels die verplaatsing
van activiteiten vanwege staatssteun binnen de interne markt beogen te voorkomen,
bijvoorbeeld door beperking op steun aan ondernemingen die recente elders in de EU
activiteiten hebben afgebouwd. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1, is er
meer aandacht gekomen voor het risico op relocatie als gevolg van staatssteun in de
richtsnoeren voor regionale staatssteun van de Europese Commissie.
Vraag 6
Welke mogelijkheden ziet u om binnen de Europese Unie aan te sturen op herziening
van het staatssteunbeleid, zodat negatieve effecten op nationale werkgelegenheid beter
worden voorkomen?
Antwoord 6
Het kabinet ziet op dit moment geen directe aanleiding om te pleiten voor herziening
van de anti-relocatiebepalingen, waarvoor meer aandacht is gekomen. Wel wordt de toepassing
van anti-relocatiebepalingen kritisch gevolgd en wordt aandacht gevraagd voor het
risico op relocatie als gevolg van staatssteun verruimingen.
Vraag 7
Hoe beoordeelt u het huidige Europese toezicht op de effecten van subsidies op de
arbeidsmarkt in andere lidstaten, en op welke punten zou dat volgens u aangescherpt
moeten worden?
Antwoord 7
Hiervoor gelden de staatssteunkaders. Zoals in eerdere vragen aangegeven, ziet het
kabinet geen aanleiding om te pleiten voor herziening van de anti-relocatiebepalingen,
maar wordt de toepassing van deze bepalingen kritisch gevolgd.
Vraag 8
Welke inspanningen levert Nederland op dit moment om ervoor te zorgen dat Europese
middelen op een eerlijke en evenwichtige wijze ten goede komen aan alle lidstaten,
zonder dat dit ten koste gaat van Nederlandse bedrijvigheid?
Antwoord 8
Nederland is actief betrokken bij onderhandelingen over EU-programma’s en verordeningen,
om ervoor te zorgen dat subsidies doelmatig worden ingezet en geen ongewenste verstoring
van concurrentieverhoudingen veroorzaken. Nederland zet zich in om programma’s als
Horizon Europe op de meest effectieve plek te besteden door toekenning van middelen
op basis van de selectiecriteria excellentie en impact. Naar verwachting zullen op
16 juli a.s. de nieuwe Europese voorstellen voor het Meerjarig Financieel Kader (2028–2034)
worden gepubliceerd. Het kabinet zal u in haar reactie, via BNC-fiches, meenemen op
de inzet ten aanzien deze voorstellen.
Voor wat betreft staatssteun is de Nederlandse lijn terughoudend maar biedt deze ruimte
om voor gerichte herzieningen te pleiten mits deze onderbouwd zijn met een goede probleemanalyse.
Zoals in het antwoord op 6 is aangegeven ziet het kabinet vooralsnog geen aanleiding
om in EU verband te pleiten voor een herziening van de anti-relocatiebepalingen, zoals
toegepast in de diverse staatssteunkaders. Het kabinet heeft oog voor de zorgen rondom
de praktische effectiviteit van de anti-relocatiebepalingen.
Vraag 9
Welke concrete ondersteuning is er beschikbaar voor de circa 500 getroffen werknemers
van Vredestein, en op welke wijze wordt het Europees Sociaal Fonds daarbij benut?
Antwoord 9
In aansluiting op de afspraken tussen werkgevers en werknemers kan het vinden van
nieuw werk actief worden ondersteund via de werkgeversdienstverlening van UWV en gemeenten.
Tijdige signalering is hierbij cruciaal: wanneer UWV vroegtijdig op de hoogte is van
(dreigende) gedwongen – al dan niet collectieve – ontslagen, kan er sneller passende
dienstverlening worden ingezet. Dit vergroot de kans op een soepele overgang naar
nieuw werk en biedt continuïteit en perspectief voor werknemers en hun gezinnen.
Vanuit het Werkplein en – op termijn – het Werkcentrum Twente (momenteel in oprichting)
is er goed zicht op de personeelsvraag binnen de arbeidsmarktregio. Vanuit deze locaties
wordt ondersteuning geboden aan zowel werkgevers als werkzoekenden, met aandacht voor
hun specifieke situatie.
Binnen het Werkcentrum werken werkgeversorganisaties, werknemersorganisaties, gemeenten,
UWV, onderwijsinstellingen en de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven
(SBB) nauw samen. Door hun expertise te bundelen, kunnen zij gericht bijdragen aan
begeleiding naar nieuw werk.
Het Ministerie van SZW is in contact met Apollo Vredestein en de betreffende arbeidsmarktregio
om de mogelijkheden voor Europese subsidie te verkennen.
Vraag 10
Welke mogelijkheden ziet u om de negatieve effecten van de sluiting van Apollo Vredestein
op de lokale economie van Enschede en Twente te verzachten, bijvoorbeeld via bestaande
Europese instrumenten of de cohesiefondsen, en op welke wijze wordt hierover momenteel
actie ondernomen?
Antwoord 10
Europese instrumenten, in situaties van collectief ontslag zoals bij Apollo-Vredestein,
kunnen onder voorwaarden worden ingezet om aan de getroffen medewerkers ondersteuning
te kunnen bieden, bijvoorbeeld bij het vinden van nieuw werk. Het Ministerie van SZW
is in contact met Apollo Vredestein en de betreffende arbeidsmarktregio om de mogelijkheden
voor Europese subsidie te verkennen.
Vraag 11
Bent u bereid om bovenstaande vragen één-voor-één te beantwoorden?
Antwoord 11
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.P.G. Karremans, minister van Economische Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.