Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Dijk over de recente opleving in de overnamemarkt van tandartsketens
Vragen van het lid Dijk (SP) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de recente opleving in de overnamemarkt van tandartsketens (ingezonden 6 augustus 2025).
Antwoord van Minister Tieman (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 1 september
2025).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Na rustige jaren trekt de verkoop van tandartsketens
weer aan» uit het Financieel Dagblad van 5 augustus 2025?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is uw oordeel over het feit dat volgens het artikel momenteel 71% van de mondzorgketens
in Europa in handen is van private equitypartijen, terwijl mondzorg een primair onderdeel
is van de volksgezondheid?
Antwoord 2
Uit onderzoek van EY naar private equity in de zorg blijkt dat het aandeel private
equity partijen binnen de mondzorg tussen de 19 en 26% is in Nederland2. Over de situatie in andere landen kan ik geen uitspraken doen.
Vraag 3
Deelt u de mening dat het winstgedreven karakter van private equity op gespannen voet
staat met de publieke taak en continuïteit van zorg in de mondzorgsector? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 3
Ik deel deze mening niet. Uit onder andere het genoemde onderzoek van EY blijkt dat
er geen aantoonbare structurele verschillen in de kwaliteit van zorg zijn tussen zorgaanbieders
met en zonder betrokkenheid van private equity. Er zijn echter wel risico’s. Wanneer
private equity partijen of andere partijen actief zijn in de zorg met enkel een financieel
motief vind ik dit niet wenselijk. Daarom zet ik onder andere in op de Wet integere
bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders (Wibz), waarin maatregelen worden voorgesteld
om te voorkomen dat financieel belang ten koste gaat van de kwaliteit van zorg.
Onder de voorwaarde dat de kwaliteit van zorg goed geborgd is, kan een private equity
partij echter juist ook bijdragen aan de publieke doelen, waaronder de continuïteit
van zorg. Deze partijen kunnen bijvoorbeeld zorgen voor kapitaal voor praktijkopvolging
bij pensioen, meer doelmatigheid door het samenvoegen van administratieve processen
en het door een ander organisatiemodel opvangen van het tekort aan tandartsen die
praktijkhouder willen worden.
Vraag 4
Bent u bereid in kaart te brengen hoeveel Nederlandse mondzorgpraktijken de afgelopen
vijf jaar zijn overgenomen door private equity en hoe dit de toegankelijkheid, betaalbaarheid
en kwaliteit van mondzorg heeft beïnvloed?
Antwoord 4
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) brengt ieder jaar een informatiekaart concentraties
in de zorg uit. Dit wordt gedaan op basis van zorgaanbieders die zich moeten melden
voor de Zorgspecifieke fusietoets. Zorgaanbieders met 50 zorgverleners die zorg verlenen
hebben goedkeuring van de NZa nodig om een concentratie tot stand te brengen. Uit
de cijfers van 2024 blijkt dat bij 46% van de overnames in de zorg een private equity
partij was betrokken. Bij 66% van de overnames specifiek binnen de mondzorgsector
was private equity betrokken. De overige jaren heb ik verwerkt in onderstaande tabel3. Uit het onderzoek van EY blijken er geen aantoonbare verschillen te zijn tussen
private equity gefinancierde zorgaanbieders en niet-private equity gefinancierde zorgaanbieders
op het gebied van toegankelijkheid, betaalbaarheid en kwaliteit van (mond)zorg4.
Periode
Percentage overnames met PE betrokkenheid (% van alle concentraties)
Percentage overnames met PE betrokkenheid binnen de mondzorg (% van totale mondzorgsector)
1/1/2018-1/7/2019
53%
80%
1/7/2019-31/12/2020
50%
70%
1/1/2021-1/7/2022
50%
57%
1/7/2022-31/12/2023
59%
67%
1/1/2024-31/12/2024
46%
66%
Vraag 5
Wat is uw reactie op de signalen dat eerdere overnames, zoals bij Curaeos, hebben
geleid tot financiële fiasco’s, waardoor honderden miljoenen euro’s aan waarde verdampt
zijn? Welke gevolgen heeft dit gehad voor patiënten en zorgverleners binnen die ketens?
Antwoord 5
Patiënten en zorgverleners mogen niet de dupe worden van tegenvallende resultaten
of het verkopen van zorginstellingen. Zonder op deze individuele casus in te gaan,
zie ik zowel kansen als risico’s voor de continuïteit van zorg door overnames van
zorginstellingen. Een overname kan er bijvoorbeeld voor zorgen dat bedrijfsopvolging
beter geregeld kan worden. Wel zie ik risico’s als bij overnames andere belangen de
overhand krijgen en kwaliteit of continuïteit van zorg onvoldoende geborgd zijn. Daarom
werk ik aan het aanscherpen van de fusietoetsing van de NZa. Ik streef ernaar om het
wetsvoorstel met betrekking tot het fusietoezicht van de NZa voor het einde van 2025
te sturen aan uw Kamer. Echter, dit is een zeer ambitieus tijdspad en onder voorbehoud
van reacties op de internetconsultatie en van de toetsen die op dit moment worden
uitgevoerd.
Vraag 6
Hoe verklaart u dat ondanks meerdere aangenomen moties in de Tweede Kamer over het
beperken of verbieden van private equity in de zorg, er nog steeds geen effectief
beleid of wetgeving is doorgevoerd?
Antwoord 6
In de Kamerbrief over private equity en winst in de zorg zijn de gevolgen van een
verbod op private equity in de zorg toegelicht5. Ik werk op dit moment aan een brief als reactie op de motie van het lid Claassen6 waarin ik omschrijf hoe private equity uit de zorg kan worden geweerd. Bovendien
heeft mijn ambtsvoorganger het Wetsvoorstel integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders
(Wibz) naar uw Kamer gestuurd met daarin verschillende maatregelen om private equity
aan te pakken, bijvoorbeeld door het stellen van eisen aan winstuitkering7.
Vraag 7
Klopt het dat de Autoriteit Consument & Markt (ACM) momenteel geen zeggenschap heeft
over series van kleinere overnames in de mondzorg, zoals het artikel suggereert? Acht
u dit wenselijk, en zo nee, wanneer verwacht u het aangekondigde wetsvoorstel om het
fusietoezicht door de NZa te versterken aan de Kamer te sturen?
Antwoord 7
Op grond van de Mededingingswet toetst de ACM concentraties (fusies, overnames en
joint ventures) als deze boven de daarvoor geldende meldingsdrempel komen, zo ook
in de zorg. Ondernemingen en dus ook zorgaanbieders die voldoen aan de omzetdrempels8 moeten zich melden voor goedkeuring alvorens zij een concentratie aangaan. Concentraties
die niet boven deze meldingsdrempels uitkomen, hoeven niet gemeld te worden bij de
ACM. Overigens neemt dit niet weg dat de ACM na de totstandkoming van een niet-meldingsplichtige
concentratie een onderzoek kan starten, als de ACM het vermoeden heeft dat deze concentratie
leidt tot een beperking van de mededinging. Hiermee kan de ACM achteraf ingrijpen
als hier aanleiding voor is.
Momenteel kan de ACM een serie van kleinere overnames die niet boven de meldingsdrempels
uitkomen dan ook niet beoordelen. De Mededingingswet, op grond waarvan de ACM toezicht
houdt op concentraties, valt onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Economische
Zaken (EZ). Op dit moment onderzoekt hij de mogelijk- en wenselijkheden om het mededingingsbeleid
aan te passen. De Minister van EZ informeert uw Kamer binnenkort over zijn voornemen
om het mededingingsinstrumentarium te actualiseren. Hierin gaat hij op hoofdlijnen
onder andere in op hoe fusies en overnames die onder meldingsdrempels blijven, zoals
series van kleinere overnames, toch onder voorwaarden door de ACM onderzocht kunnen
worden. Ik ben in overleg met het Ministerie van EZ over de impact voor de zorgsector.
Ik streef ernaar om het wetsvoorstel met betrekking tot het fusietoezicht van de NZa
voor het einde van 2025 te sturen aan uw Kamer. Echter, dit is een zeer ambitieus
tijdspad en onder voorbehoud van reacties op de internetconsultatie en van de toetsen
die op dit moment worden uitgevoerd.
Vraag 8
Hoe beoordeelt u het risico dat tandartsen, nadat zij hun praktijk hebben verkocht
aan een keten, voortijdig stoppen met werken, wat kan leiden tot omzetdalingen en
personeelstekorten, zoals het artikel beschrijft? Is dit risico voldoende meegenomen
in uw beleid?
Antwoord 8
Er kunnen diverse redenen zijn waarom tandartsen vroegtijdig stoppen met werken. Uit
diverse onderzoeken komt naar voren dat onder andere werkdruk, ongewenste omgangsvormen
van patiënten, loyaliteit richting de organisatie en autonomie belangrijke aspecten
zijn die de tevredenheid van zorgpersoneel bepalen9. Tegelijkertijd blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek dat
de arbeidsparticipatie onder 55-plussers toeneemt. De Koninklijke Nederlandse Maatschappij
tot bevordering der Tandheelkunde (KNMT) heeft geen signalen dat dit in de mondzorg
anders is. Veel voormalige praktijkhouders blijven na verkoop nog actief betrokken
bij hun patiënten, omdat de reden voor verkoop meestal samenhangt met de administratieve
en organisatorische lasten van het ondernemerschap, en niet met het vak zelf.
Wanneer tandartsen voortijdig stoppen met werken doordat hun praktijk is overgenomen
door een private equity partij, baart mij dit zorgen. In tijden van personeelsschaarste
moet gepoogd worden personeel te behouden. Tegelijkertijd zijn er ook signalen dat
bedrijfsketens uitkomst kunnen bieden, bijvoorbeeld bij mondzorgpraktijken welke geen
opvolger kunnen vinden door het tekort aan tandartsen die de ambitie hebben om praktijkhouder
te worden en door het aantal pensioengerechtigde tandartsen.
Op diverse manieren zet ik mij in om zorgpersoneel te behouden. Bijvoorbeeld in het
recent gesloten onderhandelaarsakkoord van het Aanvullende Zorg en Welzijnsakkoord
(AZWA), heb ik samen met de betrokken partijen gezamenlijk de ambitie getoond om arbeidsmarkttekort
zoveel mogelijk te beperken. Overnames door ketens zijn niet zonder risico. Zaken
als loyaliteit, je verbonden voelen met de organisatie en autonomie kunnen na een
overname in het geding komen. Het is aan tandartsen die hun praktijk verkopen om hierover
goede afspraken te maken met de overnemende partij. Het is bij overnames gebruikelijk
dat de verkopende tandarts (tijdelijk) doorwerkt om de continuïteit van zorg te waarborgen.
In sommige gevallen is dit zelfs een voorwaarde voor de overname. Ik houd dit punt
nadrukkelijk in het oog, met name in regio’s waar de arbeidsmarkt in de mondzorg al
onder druk staat. Daarnaast span ik mij in voor het borgen van een integere bedrijfsvoering
zoals voorgesteld in de Wibz. In dit wetsvoorstel worden onder andere voorwaarden
gesteld aan winstuitkeringen en extra weigerings- en intrekkingsgronden aan vergunningsverlening
onder de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza), die betrekking hebben op de kwaliteit
en continuïteit van zorg.
Vraag 9
Hoe gaat u ervoor zorgen dat het toezicht op private equityactiviteit in de zorg –
specifiek in de mondzorg – verbetert, om te voorkomen dat winstmaximalisatie boven
patiëntbelang komt te staan?
Antwoord 9
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) houdt toezicht op de kwaliteit van zorg
in Nederland, inclusief alle tandartspraktijken. Dit toezicht richt zich op het waarborgen
van goede en veilige zorg voor patiënten, ongeacht de eigendomsstructuur van de praktijk.
Zowel ketens als individuele praktijken dienen zich te houden aan de Nederlandse wet-
en regelgeving, waaronder de standaarden voor kwalitatief hoogwaardige tandartszorg.
Tegelijkertijd zie ik dat private equity-constructies risico’s kunnen meebrengen,
bijvoorbeeld wanneer de nadruk te sterk op rendement komt te liggen in plaats van
op de continuïteit en kwaliteit van zorg. De Wibz beoogt de risico’s op een bedrijfsvoering
gericht op louter persoonlijk financieel gewin zoveel mogelijk te beperken en niet-integere
aanbieders te weren. Ook in de mondzorg. Het wetsvoorstel bevat hiertoe verplichtingen
voor aanbieders om een integere bedrijfsvoering te waarborgen, om te voorkomen dat
persoonlijke financiële belangen boven de maatschappelijke belangen in de zorg en
jeugdhulp worden gesteld. Er zijn verschillende verplichtingen en randvoorwaarden
in het wetsvoorstel opgenomen die de invloed van investeringsmaatschappijen pogen
te beperken. Ik werk nauw samen met de NZa om te zorgen dat het toezicht ten aanzien
van deze verplichtingen en randvoorwaarden op een juiste manier vorm krijgt. Ook werk
ik, samen met de NZa en de ACM, aan versterkt fusietoezicht en aan meer transparantie
in de bedrijfsvoering van mondzorgketens. Op die manier kan worden geborgd dat investeringen
bijdragen aan de kwaliteit, toegankelijkheid en continuïteit van de mondzorg.
Vraag 10
Deelt u de mening dat de tandartspraktijk bij uitstek lokaal en persoonsgebonden is,
en dat grootschalige ketenvorming ondermijnend kan werken voor de vertrouwensrelatie
tussen patiënt en zorgverlener? Zo ja, welke concrete stappen onderneemt u om deze
ontwikkeling te keren of te reguleren?
Antwoord 10
Een goede vertrouwensrelatie tussen patiënt en tandarts is van groot belang. Ik heb
geen signalen ontvangen dat ketenvorming deze relatie structureel ondermijnt. Vaak
blijft de eigen tandarts ook na een overname werkzaam in dezelfde praktijk. Een wijziging
van eigenaar betekent dus niet automatisch dat ook de behandelaar verandert. Ketenvorming
hoeft daarmee niet te leiden tot verlies van de persoonlijke band tussen patiënt en
zorgverlener.
Tegelijkertijd neem ik de zorgen van de Kamer hierover serieus. Ik blijf deze ontwikkeling
volgen via signalen van beroepsorganisaties, patiëntenorganisaties en het toezicht
van de IGJ. Ik ben momenteel bezig met het aanscherpen van de zorgspecifieke fusietoets
waarbij de NZa meer bevoegdheden krijgt bij concentraties om te toetsen op de continuïteit,
kwaliteit en rechtmatigheid van zorg om deze ontwikkeling (ketenvorming door middel
van fusies/overnames) beter te kunnen controleren en reguleren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R. Tieman, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.