Schriftelijke vragen : De verplichtingen van staten met betrekking tot klimaatverandering
Vragen van de leden Hirsch, Kröger (beiden GroenLinks-PvdA) en Teunissen (PvdD) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Klimaat en Groene Groei over de verplichtingen van staten met betrekking tot klimaatverandering (ingezonden 27 augustus 2025).
Vraag 1
Bent u bekend met het historische advies van het Internationaal Gerechtshof (IGH)
van 23 juli 2025 inzake de verplichtingen van staten met betrekking tot klimaatverandering?
Vraag 2
Bent u ermee bekend dat het advies stelt dat het nalaten van een staat om passende
maatregelen te nemen tegen klimaatverandering, onder meer door het verstrekken van
subsidies voor fossiele brandstoffen, «een internationale onrechtmatige daad kan vormen
die aan die staat kan worden toegerekend»?
Vraag 3
Erkent u dat elke vorm van staatssteun aan fossiel niet in lijn is met de klimaatdoelen
van Parijs en daarmee een schending van internationale afspraken is? Bent u voornemens
uw beleid op gebied van fossiele steun te analyseren naar aanleiding van dit advies?
Zo nee, waarom niet?
Vraag 4
Klopt het dat de Nederlandse staat nog steeds voor rond de 40 miljard aan verschillende
vormen van steun aan de fossiele sector geeft? Zo nee, hoeveel steun geeft de Nederlandse
overheid op dit moment aan de fossiele sector?
Vraag 5
Zijn de juridische risico’s voor het verlenen van die steun toegenomen door het advies
van het IGH? Zo ja, waarom en hoe gaat u deze risico’s verkleinen? Zo nee, waarom
niet?
Vraag 6
Is het u bekend dat het IGH in paragraaf 252 van haar advies benadrukt dat staten
de verplichting hebben om bedrijven zo te reguleren dat 1,5°C niet onmogelijk wordt?
Op welke wijze voldoet de Nederlandse staat aan die verplichting?
Vraag 7
Klopt het dat het recente besluit van de Europese Unie om klimaatplannen niet verplicht
te maken en geen resultaatverplichtingen op het gebied van klimaat aan bedrijven te
stellen, ingaat tegen deze verplichting? Zo nee, waarom niet?
Vraag 8
Bent u bekend met paragraaf 482 van het advies waarin het IGH staten medeverantwoordelijk
houden voor de activiteiten van de in hun land gevestigde bedrijven? Kunt u beiden
aangeven hoe dit oordeel zich verhoudt tot de huidige beleidspraktijk van Nederland?
Op welke wijze spreekt de Nederlandse overheid bedrijven aan? Welke consequenties
verbindt u aan het schenden van internationale afspraken op gebied van klimaat, milieu
en mensenrechten door bedrijven?
Vraag 9
Kent u paragraaf 282 van het advies, waarin het IGH stelt dat adaptatiemaatregelen
getoetst moeten worden op de mogelijke schade die ze aanrichten op mens en milieu?
Kunt u bevestigen dat de effecten op mens en milieu meegewogen worden bij besluitvorming
over adaptatiemaatregelen die Nederland steunt in het buitenland?
Vraag 10
Erkent u dat het IGH in paragraaf 449–455 bevestigt dat staten verplicht zijn om schade
door klimaatverandering te voorkomen, en dat bij het niet naleven van deze plicht
sprake kan zijn van een internationaal onrechtmatige daad die herstel, waaronder compensatie,
vereist? Hoe verhoudt dit zich tot het recente Nederlandse besluit om niet meer bij
te dragen aan het VN-fonds voor klimaatschade (Fund for Responding to Loss & Damage)?
Kan het uitblijven van een dergelijke bijdrage juridische en diplomatieke risico’s
met zich meebrengen?
Vraag 11
Erkent u dat het advies bevestigt dat rijke landen als Nederland volgens het principe
van klimaatrechtvaardigheid een extra verantwoordelijkheid hebben voor het terugdringen
van klimaatuitstoot en aansprakelijk kunnen worden gesteld als zij niet aan deze afspraken
voldoen? Onderschrijft u dat deze invulling van klimaatrechtvaardigheid concrete handelingsperspectieven
biedt? Zo nee, waarom niet?
Vraag 12
Voldoet Nederland aan de afspraken onder het Parijs-akkoord voor het terugdringen
van de klimaatuitstoot? Zo nee, zijn de juridische risico’s van het niet voldoen aan
de internationale afspraken toegenomen door de uitspraken van het IGH?
Vraag 13
Heeft dit advies invloed op uw inzet voor de COP30 dit najaar? Zo ja, op welke manier?
Zo nee, waarom niet?
Vraag 14
Erkent u dat Nederland als laaggelegen delta zelf zeer kwetsbaar is voor klimaatverandering
en aanzienlijke investeringen in adaptatie moet plegen? Ziet u kansen om landen die
hun uitstoot onvoldoende terug te brengen aan te klagen na het advies van het IGH?
Zo nee, waarom niet?
Vraag 15
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het commissiedebat Klimaat en Energie
op 3 september?
Indieners
-
Gericht aan
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei -
Gericht aan
R.P. Brekelmans, minister van Buitenlandse Zaken -
Indiener
Daniëlle Hirsch, Kamerlid -
Medeindiener
Christine Teunissen, Kamerlid -
Medeindiener
Suzanne Kröger, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.