Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Idsinga over de uitvoering van een aantal aangenomen moties
Vragen van het lid Idsinga (Nieuw Sociaal Contract) aan de Minister van Financiën over de uitvoering van een aantal aangenomen moties (ingezonden 4 juli 2025).
Antwoord van Minister Heinen (Financiën) (ontvangen 20 augustus 2025)
Inleiding:
Hierbij stuur ik u de antwoorden op de Kamervragen van het lid Idsinga (NSC) over
de uitvoering van een aantal aangenomen moties, ingezonden op 4 juli 2025 met kenmerk
2025Z14253.
Met deze antwoorden stuur ik u tevens een onderzoek dat PwC in opdracht van het Ministerie
van Financiën heeft uitgevoerd naar de effecten van een eventuele verplichting voor
banken om een volwaardige, zelfstandige spaarrekening aan te bieden aan klanten die
geen betaalrekening bij diezelfde bank hebben (ook wel: een verbod op koppelverkoop).
In mijn reactie van 1 oktober 2024 op het rapport van de Autoriteit Consument en Markt
(ACM) over concurrentie op de spaarmarkt heb ik u toegezegd om de Kamer te informeren
over de uitkomsten van dit onderzoek. Deze toezegging doe ik hiermee gestand.
Ik vind het van belang om de bevindingen van het onderzoek zorgvuldig te wegen en
in samenhang met de opvolging van haar andere aanbevelingen te bespreken met de ACM,
voordat ik daarover een besluit neem. Op basis hiervan zal ik dit najaar een integrale
brief aan de Kamer sturen, waarin alle toezeggingen naar aanleiding van de aanbevelingen
van de ACM en mijn acties ten aanzien van de moties van Idsinga c.s. over de spaarmarkt
worden toegelicht.
Vraag 1
Bent u op de hoogte van het aannemen van en aantal moties van het lid Idsinga, die
wel aangenomen zijn, maar nog niet uitgevoerd zijn? Bent u op hoogte van de volgende
moties: Kamerstukken 32 545, 218, 32 545, 219, 31 477, 109 en 28 165, 453?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Waarom is de motie met Kamerstuknummer 32 545, 218 betreffende een verbod op koppelverkoop, nog niet uitgevoerd? Kunt u dit uitgebreid
motiveren?
Antwoord 2
In mijn brief aan uw Kamer van 1 oktober 20241, heb ik, als onderdeel van mijn bredere opvolging van aanbevelingen van de Autoriteit
Consument en Markt (ACM) ten aanzien van de Nederlandse spaarmarkt, toegezegd onderzoek
te laten doen naar een dergelijke maatregel. Dit onderzoek is een belangrijke stap
in een mogelijk wetgevingsproces, om te beoordelen of deze maatregel doeltreffend
en doelmatig is. Dit onderzoek is verricht door PwC en onlangs opgeleverd. Het onderzoeksrapport
van PwC stuur ik met de beantwoording van deze vragen mee aan uw Kamer. PwC verwacht
dat het verplicht aanbieden van een zelfstandige spaarrekening niet in het belang
van de consument is. Dit staat in contrast met de aanbeveling van de ACM die ertoe
strekt om deze verplichting in te voeren.
Gelet op deze tegenstrijdige conclusie vind ik het van belang om de bevindingen van
PwC eerst zorgvuldig te bespreken met de ACM, voordat ik een besluit neem over de
verdere opvolging hiervan. Dat doe ik in samenhang met mijn eerdere toezeggingen over
de opvolging van de overige aanbevelingen van de ACM ten aanzien van de spaarmarkt.
Hierdoor is een integrale afweging ten aanzien van het beleid voor de spaarmarkt mogelijk.
Op basis hiervan zal ik uw Kamer dit najaar informeren over de verdere opvolging van
de aanbevelingen van de ACM, alsmede over de opvolging van de moties van Idsinga c.s.
over de spaarmarkt2. Hiermee wil ik ervoor zorgen dat uw Kamer een volledig en consistent beeld ontvangt
van de inspanningen en voorgestelde beleidslijnen ten aanzien van de spaarmarkt.
Vraag 3
Waarom is de motie met Kamerstuknummer 32 545, 219, betreffende directe regulering van de spaarrente, nog niet uitgevoerd? Kunt u dit
uitgebreid motiveren?
Antwoord 3
Ik verricht momenteel een verkenning naar directe regulering van spaarrentes. Daarbij
wordt gebruik gemaakt van analyses van De Nederlandsche Bank (DNB), de Europese Centrale
Bank (ECB) en de Nationale Bank van België (NBB). Deze verkenning is deel van de bredere
maatregelen ten aanzien van de spaarmarkt die ik met de ACM wil bespreken. Over deze
verkenning, de uitkomsten hiervan en mijn uiteindelijke appreciatie informeer ik uw
Kamer met de hiervoor genoemde brief.
Vraag 4
Waarom is de motie met Kamerstuknummer 31 477, 109, betreffende achterblijvende spaarrentes die verhoogd moeten worden, het garanderen
van een basisbetaalrekening en een (bijna) gratis bankrekening, nog niet uitgevoerd?
Kunt u dit uitgebreid motiveren?
Antwoord 4
Toegang tot een betaalrekening is onmisbaar voor consumenten en zakelijke klanten
om deel te kunnen nemen aan de maatschappij. Voor consumenten bestaat er in Europese
regelgeving al het recht op een basisbetaalrekening, voor zakelijke klanten bestaat
dit recht nog niet. In mijn Visie op de financiële sector3 schreef ik dat ik mij inzet om de toegang tot het betalingsverkeer voor zakelijke
klanten te verbeteren via twee sporen. Allereerst pleit ik in Europees verband voor
een EU-breed recht op een zakelijke betaalrekening (onder andere via het recent gepubliceerde
non-paper)4. Daarnaast heb ik op nationaal niveau banken en ondernemersorganisaties de opdracht
gegeven dit jaar nog met voorstellen voor zelfregulering te komen. Banken en ondernemersorganisaties
zijn met elkaar in gesprek om de toegang van zakelijke klanten tot een betaalrekening
te verbeteren, bijvoorbeeld met de inrichting van een hulppunt voor zakelijke klanten
die geen betaalrekening kunnen krijgen of behouden. Als Europese regelgeving en zelfregulering
niet tot de gewenste resultaten leiden ga ik over tot maatregelen zoals een nationaal
wettelijk recht op een zakelijke basisbetaalrekening. In het najaar zal ik uw Kamer
hierover informeren over de stand van zaken in de voortgangsbrief over witwassen.
Om te zorgen dat consumenten een zo hoog mogelijke spaarrente ontvangen en zo laag
mogelijke kosten betalen voor een bankrekening, zet ik in op goede randvoorwaarden
zoals transparantie en concurrentie in de spaarmarkt. In de hiervoor genoemde brief
zal ik uw Kamer informeren over de opvolging die ik geef aan de verschillende acties
op dit gebied. Daarnaast hebben mijn ministerie en ik in diverse gesprekken met banken
benadrukt dat passende spaarrentes belangrijk zijn, mede gelet op de zorgen in uw
Kamer. Binnen het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB) is aandacht gevraagd
voor de kosten van betaalrekeningen.
Vraag 5
Waarom is de motie met Kamerstuknummer 28 165, 453, betreffende het staken van de voorbereiding van de privatisering van de Volksbank,
nog niet uitgevoerd? Kunt u dit uitgebreid motiveren?
Antwoord 5
In mijn brief Voortgangsrapportage de Volksbank over 2024 van 8 juli 20255 ben ik ingegaan op de motie van de leden Idsinga (NSC) en Van der Lee (GroenLinks/PvdA)
over het staken van de voorbereidingen van de privatisering van de Volksbank.6 In deze brief heb ik toegelicht dat in de overwegingen van de motie een relatie wordt
gelegd tussen het besluit van het bestuur van ASN Bank tot de transformatie en de
voorbereidingen voor een privatisering. Deze relatie die in de motie wordt verondersteld
is niet juist. ASN Bank heeft aangegeven dat het transformatietraject noodzakelijk
is voor het voortzetten van haar missie van een duurzame en toegankelijke bank. Dit
staat volledig los van de voorbereidingen voor privatisering. In de Kamerbrief schreef
ik dat noch NLFI noch ik betrokken zijn geweest bij dit operationele besluit. Op grond
van maatregelen van de ACM mogen NLFI en de staat namelijk geen invloed uitoefenen
op de commerciële strategie van de bank.
Vraag 6
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van deze moties? Wanneer
kan de uitvoering verwacht worden? Kunt u deze moties zo spoedig mogelijk in uitvoering
nemen? Zo nee, Waarom niet?
Antwoord 6
Zoals in antwoord op vraag 2 aangegeven werk ik op dit moment aan een brief, waarin
ik uitgebreid in zal gaan op de moties van Idsinga c.s. ten aanzien van de spaarmarkt
en de toezeggingen die ik in mijn brief van 1 oktober heb gedaan. Uit het rapport
dat ik u met deze beantwoording toestuur, blijkt dat PwC op basis van haar onderzoek
verwacht dat het verplicht aanbieden van een zelfstandige spaarrekening niet in het
belang van de consument is. Dit staat in contrast met de aanbeveling van de ACM om
deze verplichting in te voeren. Gelet op deze tegenstrijdige conclusie acht ik het
van belang om de bevindingen van PwC zorgvuldig te wegen en mogelijke verdere acties
eerst uitgebreid en in samenhang met de opvolging van de andere aanbevelingen te bespreken
met de ACM, voordat ik hierover een besluit neem en dit in de genoemde brief aan uw
Kamer voorleg.
In mijn Kamerbrief Voortgangsrapportage de Volksbank over 2024 ben ik al ingegaan
op de motie van de leden Idsinga en Van der Lee (GroenLinks/PvdA) over het staken
van de voorbereidingen van de privatisering van de Volksbank.
Vraag 7
Kunt u deze vragen ruim voor het einde van het zomerreces beantwoorden? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 7
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Heinen, minister van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.