Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Bikker en Diederik van Dijk over ‘De geëscaleerde demonstratie bij een bijeenkomst van Christenen voor Israël’
Vragen van de leden Bikker (ChristenUnie) en Diederik van Dijk (SGP) aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie en Veiligheid over de geëscaleerde demonstratie bij een bijeenkomst van Christenen voor Israël (ingezonden 28 mei 2025).
Antwoord van Minister Van Weel (Justitie en Veiligheid), mede namens de Minister van
            Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 20 augustus 2025)
         
Vraag 1
            
Heeft u kennisgenomen van de beelden van de demonstratie in Barneveld op maandag 26 mei
               2025 bij een bijeenkomst van Christenen voor Israël?1 Kunt u uitgebreid reageren op de ontstane situatie nadat een pro-Palestijnse demonstratie
               uit de hand liep?
            
Antwoord 1
            
Ja, daar heb ik kennis van genomen. De burgemeester van Barneveld stelt in zijn reactie:
               «Samenkomsten en (tegen)demonstraties mogen er zijn. Geweld van wie dan ook keur ik
               af en betreur ik zeer». Het kabinet onderschrijft deze reactie.
            
Vraag 2, 3, 7 en 8
            
In hoeverre acht u het gewenst dat bezoekers van een bijeenkomst door demonstranten
               gedwongen worden om door een haag van schreeuwende en joelende demonstranten over
               een besmeurde vlag en langs bebloede poppen moeten lopen om de bijeenkomst te kunnen
               bezoeken? Ziet u dit ook als een vorm van intimidatie?
            
Kunt u aangeven in hoeverre u van mening bent dat de bezoekers van de bijeenkomst
               van Christenen voor Israël hun grondwettelijk recht op vereniging hebben kunnen uitoefenen?
               Kunt u aangeven of u van mening bent dat de intimiderende acties van de demonstranten
               beschermd worden door het demonstratierecht?
            
Hoe beoordeelt u het feit dat de locatie van samenkomst van bijeenkomsten van Christenen
               voor Israël geheim moet worden gehouden tot het laatste moment? Bent u het eens met
               de stelling dat alleen dit feit al dit zeer intimiderend is voor zowel organisatie
               als bezoekers van deze bijeenkomsten? In hoeverre wordt hiermee het recht op vrijheid
               van vereniging (artikel 8 van de Grondwet) geschonden?
            
Herkent u het beeld waarbij demonstranten het recht op vrije vergadering inperken
               door agressieve demonstratiemethoden, waaronder intimidatie, van bezoekers van zulke
               vergaderingen, in het bijzonder van Christenen voor Israël? Herkent u het beeld dat
               na eerdere betogingen in Zaltbommel, Katwijk en nu Barneveld hier ook een escalerende
               beweging te zien is? Hoe luidt uw reactie hierop?
            
Antwoord 2, 3, 7 en 8
            
Ik vind het onacceptabel dat bezoekers van de bijeenkomst zich geïntimideerd hebben
               gevoeld. Zowel het recht op vereniging/vergadering als het demonstratierecht zijn
               essentieel in een democratische rechtsstaat en verdienen beide bescherming. Hoe in
               een concrete situatie een afweging gemaakt wordt om beide rechten te faciliteren is
               aan het lokaal gezag. Uit het statement van de burgemeester van Barneveld blijkt dat
               de bijeenkomst heeft kunnen plaatsvinden, waarmee zij het recht op vereniging/vergadering
               hebben kunnen uitoefenen. Ook geeft de burgemeester aan dat de politie heeft optreden
               waar dat nodig is geweest.
            
Vraag 4, 5, 6, 9 en 10
            
Kunt u aangeven op welke wijze het bevoegd gezag en de politie hebben opgetreden om
               de vrijheid van vergadering én de fysieke veiligheid van de bezoekers bij deze bijeenkomst
               te waarborgen?
            
Bent u van mening dat het wenselijk was geweest deze demonstratie op grotere afstand
               van de ingang van de vergaderlocatie en/of in een daartoe aangewezen vak te laten
               plaats vinden? Hoe ondersteunt u burgemeesters in de afweging om demonstraties bij
               vergaderingen op zo'n manier plaats te laten vinden dat het recht op demonstratie
               niet ten koste gaat van het recht op vrije vergadering?
            
Hoe beoordeelt u het feit dat, getuige de beelden, de demonstranten deels gemaskerd
               hun intimiderende acties hebben uitgevoerd? Kunt u aangeven waarom dit feit blijkbaar
               geen aanleiding vormde voor het bevoegd gezag om handhavend op te treden?
            
Op welke wijze wordt het recht op vrijheid van vereniging geborgd voor bijeenkomsten
               georganiseerd door Christenen voor Israël? Bent u bereid zich extra in te spannen
               om dit recht ook voor deze organisatie structureel te waarborgen?
            
Bent u bereid om in gesprek te treden met Christenen voor Israël over bijeenkomsten
               in de nabije toekomst om ervoor te zorgen dat deze, conform het recht op vrije vergadering,
               op ongestoorde wijze kunnen plaats vinden?
            
Antwoord 4, 5, 6, 9 en 10
            
Zowel het recht op vereniging/vergadering en het demonstratierecht verdienen bescherming.
               Het is de verantwoordelijkheid van het lokaal gezag, in het bijzonder de burgemeester,
               om demonstraties zoveel mogelijk te faciliteren en waar nodig in te grijpen. De burgemeester
               legt hierover verantwoording af aan de gemeenteraad. Het is niet aan mij om hier een
               oordeel over te geven. In het raadsmemo van de burgemeester van Barneveld wordt het
               verloop van de avond beschreven, inclusief op welke wijze er is opgetreden.2
Daarbij merk ik op dat het kabinet vaker ziet dat het demonstratierecht botst met
               andere grondrechten. Mede om die reden wordt via het WODC de mate verkend waarin het
               wettelijk kader bestendigd kan worden en het handelingsperspectief voor alle betrokkenen
               verstevigd kan worden. De uitkomsten van dit onderzoek worden in de zomer van 2025
               verwacht, waarna het kabinet uw Kamer in het najaar zal informeren over de uitkomsten
               en onze reactie daarop.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid - 
              
                  Mede namens
J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.