Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bikkers over het aantal mannen in de kinderopvang
Vragen van het lid Bikkers (VVD) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het teruglopende aantal mannen in de kinderopvang (ingezonden 19 juni 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Nobel (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen
12 augustus 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 2556
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Kinderopvang verliest mannen door vooroordelen:
sommige ouders vertrouwen man niet met kind»?1
Antwoord 1
Ja, ik heb hiervan kennisgenomen.
Vraag 2
Deelt u de zorgen over het teruglopend aantal mannelijke pedagogisch medewerkers in
de kinderopvangsector en de signalen dat dit mede wordt veroorzaakt door wantrouwen
of vooroordelen vanuit ouders?
Antwoord 2
Allereerst wil ik benoemen dat er geen sprake is van een teruglopend aantal mannen
in de kinderopvang, maar juist een stijgend aantal. Zowel absoluut als relatief. Zie
voor specifieke cijfers mijn antwoord op vraag 4. Wel zijn mannen nog steeds sterk
ondervertegenwoordigd in de kinderopvangsector: mannen beslaan 6,4 procent van alle
medewerkers in 2024.2
Iedereen die dat kan en wil en de juiste kwalificaties heeft, moet met een goed gevoel
in de kinderopvang op de groep kunnen werken. Het is positief voor de ontwikkeling
van kinderen als er verschillende rolmodellen aanwezig zijn in de kinderopvang. Mannen
en vrouwen blijken kinderen vaak op een andere manier te benaderen.3 Deze verschillende benaderingen en rolmodellen zijn verrijkend voor de kinderen.
Ook is het in tijden van personeelstekorten goed om een zo groot mogelijke vijver
van nieuwe instroom aan te kunnen boren. Het aantrekken van meer mannen kan een positief
effect hebben op het tekort.
Ik heb met verschillende werkgevers- en werknemerspartijen uit de kinderopvangbranche
gesproken over mannen in de kinderopvang. Ook zij hebben geen signalen van een afnemend
aantal mannen of een stijging in het vertrek van mannen uit de kinderopvang. Zij onderschrijven
net als ik het belang van mannelijke rolmodellen voor kinderen. Wel herkennen ze dat
er weinig mannen op de groep staan en dat de inzet van mannen in de kinderopvang,
specifiek de kinderdagopvang, bij een deel van de ouders gevoelig ligt.
Dat er weinig mannen werkzaam zijn in de kinderopvang heeft verschillende oorzaken.
Het is deels te wijten aan de heersende maatschappelijke norm dat een verzorgend beroep
vooral iets voor vrouwen zou zijn. Door deze norm, maar ook de oververtegenwoordiging
van vrouwen, kunnen mannen het werken in de kinderopvang als minder aantrekkelijk
ervaren. Ook komt dit voort uit voorkeuren van ouders, die uit diezelfde maatschappelijke
norm volgen, maar ook uit zedenzaken uit het verleden. Partijen uit de kinderopvangbranche
noemen dat een deel van de ouders het minder wenselijk vindt als een man verzorgende
taken uitvoert bij hun jonge kind.
Sommige kinderopvangorganisaties spelen op deze voorkeuren van ouders in door minder
in te zetten op het aantrekken van mannen, vooral in de kinderdagopvang.
Vraag 3
Wat is uw reactie op de signalen uit het artikel dat sommige ouders kinderen bewust
niet laten begeleiden door een mannelijke pedagogisch medewerker vanwege wantrouwen
of angst?
Antwoord 3
Ouders moeten erop kunnen vertrouwen dat hun kind in goede handen is op de kinderopvang.
Daarom zijn er in de wet- en regelgeving meerdere maatregelen genomen om die veiligheid
te borgen. Alle volwassenen die werken (of structureel aanwezig zijn) in de kinderopvang
moeten beschikken over een Verklaring Omtrent het Gedrag en worden continu gescreend.
Zoals de Minister van Justitie en Veiligheid op 12 augustus aan uw Kamer heeft gemeld,
werkt de continue screening op dit moment alleen voor ernstige gewelds- en zedendelicten.
Zodra de systemen van het Openbaar Ministerie weer online zijn, worden alle gegevens
direct bijgewerkt. Bovendien moeten pedagogisch professionals tijdens het werk altijd
kunnen worden gezien of gehoord door een andere volwassene (het vierogenprincipe).
Daarnaast is er een verplichting om vermoedens van misbruik of mishandeling tijdens
de opvang direct te melden. Er zijn dus allerlei maatregelen die ervoor moeten zorgen
dat de kinderopvang een veilige plek is. Branchepartijen geven aan dat zij kinderopvangorganisaties
adviseren om, als ouders zorgen hebben over mannen op de groep, het gesprek aan te
gaan om ouders te informeren over deze veiligheidswaarborgen.
Ik ken veel voorbeelden van kinderopvanglocaties waar ouders en kinderen enthousiast
zijn over mannelijke pedagogisch professionals. Hier is ook recentelijk een artikel
over verschenen.4 Voor de ontwikkeling van kinderen en het terugdringen van het personeelstekort moedig
ik het aan dat meer mannen in de kinderopvang werken. Daarom ben ik blij dat de Belangenvereniging
voor Ouders in de Kinderopvang (BOinK) in het artikel waar het lid Bikkers (VVD) naar
verwijst in zijn schriftelijke vragen,5 meldt dat minder ouders dan tien jaar geleden aangeven liever geen mannelijke pedagogisch
professionals te zien.
Vraag 4
Kunt u toelichten hoeveel procent van het personeel in de kinderopvang op dit moment
uit mannen bestaat, en hoe dit zich ontwikkeld heeft over de afgelopen tien jaar?
Antwoord 4
Volgens cijfers van AZW Statline was in 2010 4,5 procent en in 2014 5 procent van
het aantal medewerkers in de kinderopvang man. In 2024 was dit 6,4 procent, dus een
kleine stijging in de afgelopen jaren.6 Er is dus in die periode geen sprake van een teruglopend aantal mannen. Zie hieronder
een grafiek van de ontwikkeling van het percentage mannen dat werkzaam is in de kinderopvang
vanaf 2010 tot 2024. Hierin is duidelijk een continue stijgende lijn te zien. Deze
cijfers betreffen alle medewerkers in de kinderopvang, dus niet alleen de pedagogisch
professionals. Hier is geen uitsplitsing van bekend. Ook is er geen onderscheid te
maken tussen de kinderdagopvang en buitenschoolse opvang.
Tabel 1: Aandeel mannen werkzaam in de kinderopvang van 2010 tot 2024, als percentage
van het totaal aantal werkzame personen. Bron: AZW Statline
Uit de laatste arbeidsmarktpeiling van het arbeidsmarktplatform Kinderopvang werkt!
van mei 2025 blijkt dat – bij de ondervraagde organisaties – van alle nieuw aangenomen
medewerkers het afgelopen jaar tien procent een man was.7 Dit zie ik als een positieve ontwikkeling.
Vraag 5
Welke inspanningen worden momenteel gedaan om meer mannen aan te trekken en te behouden
in de kinderopvangsector, mede in het licht van het belang van mannelijke rolmodellen
voor de ontwikkeling van jonge kinderen?
Antwoord 5
Kinderopvang werkt! heeft sinds begin vorig jaar een arbeidsmarktcampagne «kleine
stappen, grote dromen». Daarin zetten ze actief in op het verbreden van het imago
van het vak. Ze laten zien dat de kinderopvang ook een aantrekkelijke werkplek is
voor mannen. Onder andere door mannelijke pedagogisch professionals zichtbaar te maken
in de communicatie. Verschillende activiteiten voor de ontwikkeling van het kind,
waaronder sport, muziek en buitenactiviteiten worden uitgelicht als voorbeelden van
wat allemaal kan in de kinderopvang. De campagne zet online advertenties specifiek
in op mannelijke zij-instromers, herintreders en studenten. Van de verschillende bereikte
doelgroepen in 2024 was gemiddeld 29 procent man.
In gesprekken met de branchepartijen noemden zij voorbeelden van kinderopvangorganisaties
die specifiek inzetten op de werving van mannen, bijvoorbeeld door hun huidige mannelijke
medewerkers in de schijnwerpers te zetten. Ook organiseren sommige organisaties intervisiegroepen
of netwerken voor mannelijke collega’s. Beroepsvereniging PPINK heeft een werkgroep
die zich bezighoudt met acties om meer mannen aan te trekken.
Vraag 6
Welke aanvullende maartregelen ziet u als mogelijkheid om meer mannen aan te trekken
en de acceptatie van mannen binnen de kinderopvangsector te vergroten?
Antwoord 6
Het personeelsbeleid is de primaire verantwoordelijkheid van de kinderopvangsector
zelf. De rijksoverheid speelt hierin een faciliterende rol, onder andere door subsidie
te verstrekken voor de arbeidsmarktcampagne. Bij het tegengaan van de arbeidsmarkttekorten
in de kinderopvang, waarin ik samen optrek met de kinderopvangsector, hanteer ik een
brede benadering om de instroom te vergroten, de uitstroom te verminderen en meer
uren werken te bevorderen. Ik ben van mening dat mannen gelijke kansen moeten hebben
in de kinderopvang en een waardevolle toevoeging kunnen zijn. De oorzaken van het
lagere aantal mannen in de kinderopvang en andere verzorgende sectoren zijn lastig
aan te pakken, omdat maatschappelijke normen hier (deels) aan ten grondslag liggen.
Ook vanuit andere Europese landen komt het signaal dat het effect van maatregelen
vanuit de overheid, gericht op het verminderen van de ondervertegenwoordiging van
mannen, minimaal is vanwege deze normen (zie ook vraag 8). Ik zal erop toezien dat
er in de communicatie van mijn ministerie ook aandacht wordt besteed aan en rekening
wordt gehouden met mannen in de kinderopvang. Ik ben niet voornemens daarnaast op
nieuwe specifieke acties in te zetten.
Vraag 7 en 8
Welke rol ziet u voor kinderopvangorganisaties, in het actief tegengaan van negatieve
beeldvorming van mannen in de sector?
Bent u bereid te onderzoeken hoe andere landen omgaan met de lage vertegenwoordiging
van mannen in de kinderopvang, en of daar voorbeelden of aanpakken zijn die ook in
Nederland toepasbaar zouden kunnen zijn?
Antwoord 7 en 8
Mijn ministerie heeft een uitvraag uitgezet in België en Frankrijk. Hierin werd gevraagd
naar het aandeel mannen in de kinderopvang, of er drempels door mannen worden ervaren
om te (gaan) werken in de kinderopvang en welke beelden ouders en kinderopvangorganisaties
hebben bij mannen die werken in de kinderopvang. Ook werd gevraagd of er beleid in
die landen wordt gevoerd om meer mannelijke medewerkers aan te trekken in de kinderopvang,
en zo ja, wat de effecten hiervan zijn.
In Vlaanderen is gemiddeld 2,4 procent van de medewerkers in de kinderopvang man.
Dit percentage ligt lager dan in Nederland (6,4 procent). In Vlaanderen is er net
als in Nederland een tekort aan personeel in de kinderopvang. Vlaanderen zet daarom
ook in op het stimuleren van zij-instroom. Dit beleid is niet specifiek gericht op
het aantrekken van mannen.
In Frankrijk is minder dan 3 procent van de medewerkers in de kinderopvang man. Ook
in Frankrijk wordt de maatschappelijke norm als grootste oorzaak gezien voor de ondervertegenwoordiging
van mannen. Er worden maatregelen genomen om het werken in de kinderopvang in het
algemeen aantrekkelijker te maken, zoals het verbeteren van de arbeidsvoorwaarden
en -omstandigheden in de sector. Er is geen specifiek beleid om meer mannen aan te
trekken.
Vraag 9
Staat u er voor open om samen met de branche een campagne of actieplan te ontwikkelen
gericht op het normaliseren van mannelijke rolmodellen in de kinderopvang?
Antwoord 9
Ik zie momenteel geen noodzaak tot een aparte campagne of actieplan voor het normaliseren
van mannelijke rolmodellen in de kinderopvang. Zoals hierboven genoemd is het vooral
aan de kinderopvangsector om waar mogelijk drempels voor mannen weg te nemen. Er loopt
al een campagne om het werken in de kinderopvang aantrekkelijker te maken, die ook
gericht is op mannen. Vanuit mijn ministerie en de sector dragen we uit dat ouders
met een gerust hart hun kind kunnen achterlaten bij de pedagogisch professional en
dat meer mannen in de kinderopvang van toegevoegde waarde kunnen zijn voor de ontwikkeling
van kinderen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.