Schriftelijke vragen : Het artikel ‘Nederland levert militair materieel aan dubieuze regimes’
Vragen van de leden Hirsch (GroenLinks-PvdA) en Dobbe (SP) aan de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken over het artikel «Nederland levert militair materieel aan dubieuze regimes» (ingezonden 16 juli 2025).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Liever koopman dan dominee: «Nederland levert militair
materieel aan dubieuze regimes»»?1
Vraag 2
Bent u bekend met het ook voor Nederland geldende VN Arms Trade Treaty2 en het Europees Gemeenschappelijk Standpunt3? Deelt u de mening dat die normen vaststellen dat handelsbelangen niet zwaarder mogen
wegen dan het risico dat de militaire goederen voor schendingen zullen worden gebruikt?
Zo ja, kunt u aangeven op welke manier het Nederlands beleid waarborgt dat het risico
dat Nederlandse wapens terechtkomen bij regimes die mensenrechten schenden, wordt
voorkomen?
Vraag 3
Deelt u dat deze juridische norm vereist dat het exporterende land niet handelt op
basis van bewijs van schendingen maar op basis van een inschatting van het risico
dat de geëxporteerde militaire goederen bijdragen aan mensenrechtenschendingen, zodat
verkeerd gebruik van militaire middelen wordt voorkomen? Zo nee, kunt u toelichten
hoe u de internationale norm interpreteert?
Vraag 4
Bent u bekend met de IOB Beleidsdoorlichting «Non-proliferatie wapenbeheersing en
exportcontrole van strategische goederen»?4 Deelt u de conclusie dat adviesmemo’s over het verstrekken van vergunningen aan bestemmingslanden
met een slechte mensenrechtensituatie, te weinig aandacht besteedden aan de specifieke
link tussen de te leveren goederen en het risico op specifieke mensenrechtenschendingen?5 Zo nee, waarom niet?
Vraag 5
Kunt u bevestigen dat het grootste deel van de militaire vergunningen wordt aangevraagd
door maritieme bedrijven, of door bedrijven die radar-, communicatie- en vuurgeleidingssystemen
leveren aan maritieme bedrijven? Zo ja, welk percentage van de totale waarde van de
militaire export gaat naar deze sector? Zo nee, kunt u de Kamer informeren over de
andere sectoren die militaire exportvergunningen aanvragen?
Vraag 6
Bent u bekend met de berichten die het Egyptische regime van verschillende vormen
van mensenrechtenschendingen beschuldigen?6
Vraag 7
Klopt het dat de bewindspersonen voor Buitenlandse Handel in de afgelopen 10 jaar
minstens 44 militaire exporten naar Egypte goedkeurden, met totale waarde van 243,7 miljoen
euro? Zo nee, kunt u aangeven hoeveel militaire exporten naar Egypte in de laatste
10 jaar zijn goedgekeurd en welke waarde die vertegenwoordigen?
Vraag 8
Kunt u bevestigen dat in 2023 een exportvergunning voor tien radar- en communicatiesystemen
voor Egyptische marineschepen voorlag? Kunt u bevestigen dat ambtenaren van het Ministerie
van Buitenlandse Zaken stelden dat er een duidelijk risico was dat de marineschepen
en de Nederlandse radars bij nieuwe mensenrechtenschendingen gebruikt zouden worden,
en dus tegen de vergunningverlening adviseerden?
Vraag 9
In haar brief van 24 mei 2023 aan de Kamer7 stelde toenmalig Minister voor Buitenlandse Handel Schreinemacher dat «niet kan worden
vastgesteld» of hetzelfde type schip was gebruikt bij de eerdere mensenrechtenschendingen,
en of de Egyptische marine de schepen en de te leveren radarsystemen zou gaan inzetten
bij begaan van mensenrechtenschendingen. De beslisnota8 biedt de Minister twee opties, en stelt dat er geen ambtelijke overeenstemming is
over de afweging van informatie. Deelt u de conclusie dat, met het zwaarder laten
wegen van de noodzaak voor bewijslast, de juridische norm die het voorkomen van risico
vooropstelt, niet wordt gerespecteerd? Zo nee, waarom niet?
Vraag 10
Kunt u bevestigen dat diezelfde ambtenaren stelden dat het goedkeuren ervan kon «leiden
tot vervolgorders»? Zo ja, is er al sprake van vervolgorders?
Vraag 11
Kunt u aangeven in welke mate Europese samenwerking binnen het Verdrag van Aken, heeft
meegespeeld in de beslissing om de vergunningverlening voor de export van de tien
radar- en communicatiesystemen voor de Egyptische marine goed te keuren? Zo ja, kunt
u toelichten welke argumenten daarvoor worden gehanteerd? Zo nee, op welke samenwerking
doelden de ambtenaren in hun advies dat het niet verlenen van de vergunning de defensiesamenwerking
binnen Europa in de weg zou staan?
Vraag 12
Deelt u het standpunt van toenmalig Minister Schreinemacher dat «toetreding [tot het
Verdrag van Aken] zou ook betekenen dat de lat qua exportcontrole in Nederland behoorlijk
naar beneden gaat»?9 Zo nee, waarom niet?
Vraag 13
Kunt u bevestigen dat uw departement voor 2017 ook exportvergunningen verleende voor
de levering van militaire goederen aan andere landen in de regio waar mensenrechtenschendingen
of risico’s daarop golden, zoals naar de Verenigde Aribische Emiraten en Saudi-Arabië?
Vraag 14
Kunt u bevestigen dat het opheffen van de strikte beoordeling van vergunningen aan
deze landen in 2023, is ingegeven vanuit de redenering dat de strikte benadering door
Nederland, Europese defensiesamenwerking binnen het Verdrag van Aken in de weg staat?
Vraag 15
Kunt u deze vragen beantwoorden voor 31 augustus 2025, zodat de informatie gebruikt
kan worden tijdens het commissiedebat «Wapenexportbeleid» van 3 september 2025?
Indieners
-
Gericht aan
J.C. Boerma, staatssecretaris van Buitenlandse Zaken -
Indiener
Daniëlle Hirsch, Kamerlid -
Medeindiener
Sarah Dobbe, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.