Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Piri over het bericht 'Wrijving in kabinet over migratiebeleid: Faber wil handtekening Schoof onder kritische brief'
Vragen van het lid Piri (GroenLinks-PvdA) aan de Minister-President en de Ministers van Asiel en Migratie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «Wrijving in kabinet over migratiebeleid: Faber wil handtekening Schoof onder kritische brief» (ingezonden 22 mei 2025).
Antwoord van Minister-President Schoof (Algemene Zaken), mede namens de Ministers
            van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Asiel en Migratie en van Binnenlandse Zaken
            en Koninkrijksrelaties (ontvangen 4 juli 2025).
         
Vraag 1
            
Bent u bekend met het bericht «Wrijving in kabinet over migratiebeleid: Faber wil
               handtekening Schoof onder kritische brief»?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Kunt u een precieze tijdlijn geven van het begin van het eerste verzoek om de brief
               te ondertekenen tot nu toe?
            
Antwoord 2
            
In mei jl. werd een concept van de brief ontvangen met een verzoek tot mede-ondertekening.
               Op ambtelijk niveau zijn er sinds januari jl. informele gesprekken gevoerd met een
               aantal EU-lidstaten over de mogelijkheid een oproep te doen (bijvoorbeeld via een
               ingezonden brief) een dialoog te voeren over de juridische kaders voor de mogelijkheden
               om strafrechtelijk veroordeelde vreemdelingen uit te zetten.
            
Vraag 3
            
Kunt u de brief die is opgesteld door Denemarken en Italië de Kamer doen toekomen
               en kunt u daarbij specifiek aangeven welke passages zijn aangedragen voor wijzigingen?
            
Antwoord 3
            
De brief is openbaar.2 Het kabinet ziet steun voor de Nederlandse inzet in een groot deel van de brief,
               zie het antwoord op vraag 4. Nederland heeft aangegeven de brief te kunnen mede ondertekenen
               zonder passages die ingaan op de interpretatie door het Europees Hof voor de Rechten
               van de Mens (EHRM).
            
Vraag 4
            
Kunt u aangeven welke redenen door kabinetsleden zijn aangedragen om de brief niet
               te ondertekenen? Kunt u hier nadrukkelijk ingaan op de juridische en rechtsstatelijke
               onderbouwing van de advisering?
            
Antwoord 4
            
Het kabinet ziet in de ingezonden brief van de regeringsleiders van Denemarken, Italië
               en een aantal andere landen een oproep voor een open dialoog over de juridische kaders
               voor de mogelijkheden om veroordeelde vreemdelingen uit te kunnen zetten. Zoals ook
               opgenomen in het Hoofdlijnenakkoord is het de inzet van dit kabinet een lik-op-stuk
               aanpak te voeren op overlast, intimidatie en geweld, en om vergunningen van criminele
               vreemdelingen sneller in te kunnen trekken. Het kabinet steunt daarom dat signaal
               van de brief in algemene zin. Conform de eerdere toezegging aan uw Kamer in het Commissiedebat
               over de JBZ-Raad van 12 en 13 juni (vreemdelingen- en asielbeleid) van 11 juni jl.,
               heeft Nederland daarom ook tijdens de JBZ-Raad van 13 juni jl. aangegeven de geest
               van dat deel van de brief te steunen en open te staan voor dialoog. Als de juridische
               kaders hiervoor niet meer aansluiten bij de politiek gewenste praktijk, dan moet het
               gesprek over die kaders gevoerd worden binnen de daartoe aangewezen gremia. In het
               Hoofdlijnenakkoord is dan ook opgenomen dat Nederland daar waar nodig inzet op het
               aanpassen van EU-regelgeving of internationale verdragen. Het kabinet ziet steun voor
               deze inzet in de brief.
            
De brief roept tegelijkertijd specifiek op om een open dialoog te voeren over de interpretatie
               van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) door het Europees Hof
               voor de Rechten van de Mens (EHRM). Die inzet volgt niet uit het Hoofdlijnenakkoord
               en raakt aan meer dan migratiebelangen, zoals de onafhankelijkheid van rechters en
               het EHRM. Nederland wil niet de indruk wekken op de stoel van de rechter te willen
               zitten en kan daarom dat deel van de oproep niet steunen. Om die reden is besloten
               deze ingezonden brief niet mede te ondertekenen.
            
Nederland zal het signaal van Denemarken en Italië t.a.v. de mogelijkheid om veroordeelde
               vreemdelingen uit te kunnen zetten via andere wegen ondersteunen. Zo kan Nederland
               standpunten over de interpretatie van het EVRM naar voren brengen in het kader van
               lopende EHRM-procedures op het gebied van het vreemdelingenrecht inclusief in EHRM-zaken
               tegen andere EVRM-verdragspartijen over de uitzetting van vreemdelingen. Verder blijft
               Nederland zich in Europees verband onverminderd inzetten voor aanscherpingen in de
               EU-regelgeving, zoals de Terugkeerverordening en de Veilig derde land-herziening.
               Ook deze inzet is erop gericht om EU-wetgeving (en dus de toetsingskaders voor rechters)
               zo goed mogelijk te laten aansluiten bij de politieke wens voor een strikt en sober
               asielbeleid. Bovendien blijft het kabinet zich via andere wegen, zoals innovatieve
               oplossingen en partnerschappen, nationaal en internationaal onverminderd inzetten
               om meer grip te krijgen op migratie, ook als het gaat om de mogelijkheden voor het
               uitzetten van veroordeelde vreemdelingen. Hierover sprak een aantal regeringsleiders
               informeel voorafgaand aan de Europese Raad van 26 juni 2025, zoals ook vermeld in
               het verslag van de Europese Raad van 26 juni 2025. Daar kwam ook de brief ter sprake.
               Denemarken en Italië kondigden tijdens de bijeenkomst aan opvolging te willen geven
               aan de brief. Nederland heeft actief aangegeven bij te willen dragen aan verdere samenwerking
               gericht op de uitwerking. Dit is ook in lijn met de motie Eerdmans3.
            
Vraag 5
            
Zijn er in het verleden situaties geweest waarbij Nederland – buiten specifieke juridische
               procedures om – rechtstreeks het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft
               aangesproken op haar uitspraken? Zo ja, wanneer is dit precies gebeurd?
            
Antwoord 5
            
Er zijn het kabinet geen eerdere gevallen bekend waarin Nederland het EHRM, buiten
               een specifieke juridische procedure om, rechtstreeks heeft aangesproken op de inhoud
               van haar uitspraken.
            
Vraag 6
            
Kunt u bevestigen dat Nederland niet wordt gehinderd in de aanpak van strafrechtelijk
               veroordeelde vreemdelingen door de uitspraken ven het EHRM? Zo nee, kunt u toelichten
               op welke wijze het uitzetten van strafrechtelijk veroordeelde vreemdelingen wordt
               bemoeilijkt door het EHRM, om welke specifieke uitspraken dit gaat en hoe groot de
               groep is die hierdoor minder effectief aangepakt kan worden?
            
Antwoord 6
            
In Nederland kunnen strafrechtelijke veroordelingen leiden tot afwijzing of intrekking
               van het verblijfsrecht en tot verwijdering van de vreemdeling uit Nederland. Het is
               de inzet van dit kabinet een lik-op-stuk aanpak te voeren op overlast, intimidatie
               en geweld, en vergunningen van criminele vreemdelingen sneller in te trekken. In het
               regeerakkoord is daarom opgenomen dat de glijdende schaal verder zal worden aangepast
               en de lat voor verblijfsrechtelijke consequenties wordt verlaagd. Bij een besluit
               tot uitzetting van een veroordeelde vreemdeling wordt altijd met verschillende factoren
               rekening gehouden, zoals de duur van de opgelegde straf afgezet tegen de duur van
               het rechtmatig verblijf in Nederland, de ernst van het misdrijf, het tijdsverloop
               dat is verstreken sinds het misdrijf, het privé en familieleven van de vreemdeling
               in Nederland en de band met zowel Nederland als het land van herkomst. Het huidig
               beleid ten aanzien van intrekkingen na strafrechtelijke veroordelingen wordt in algemene
               zin in overeenstemming geacht met artikel 8 van het EVRM. Er worden klachten tegen
               Nederland ingediend aangaande de intrekking van een verblijfsvergunning na een strafrechtelijke
               veroordeling, waarbij Nederland frequent in het gelijk wordt gesteld.
            
Vraag 7
            
Deelt u de constatering dat (openlijke) kritiek hebben op het EHRM de weg vrij maakt
               voor andere EU-lidstaten om op andere terreinen, bijvoorbeeld lhbti-rechten en vrijheid
               van godsdienst, ook het Hof aan te vallen en deelt u de constatering dat daarmee het
               Hof in een kwetsbare positie wordt gebracht wat ook vanuit rechtsstatelijk oogpunt
               zeer onwenselijk is? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 7
            
Zie ook het antwoord op vraag 3 en 4. Passages in de brief roepen specifiek op tot
               een open dialoog over de interpretatie van het Europees Verdrag voor de Rechten van
               de Mens (EVRM) door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Die inzet
               volgt niet uit het Hoofdlijnenakkoord en raakt aan meer dan migratiebelangen, zoals
               de onafhankelijkheid van rechters. Nederland wil niet de indruk wekken op de stoel
               van de rechter te willen zitten. Om die reden is besloten deze ingezonden brief niet
               mede te ondertekenen.
            
Vraag 8
            
Hoe verhoudt het aanspreken c.q. bekritiseren van het EHRM zich tot de rechtsstaatverklaring,
               het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma? Bent u van mening dat de voorgestelde
               brief bijdraagt aan het versterken van de democratische rechtsstaat en het versterken
               van de onafhankelijkheid van de rechtspraak?
            
Antwoord 8
            
Zie het antwoord op vraag 3 en 4.
Vraag 9
            
Kunt u bovenstaande vragen afzonderlijk van elkaar binnen een week beantwoorden?
Antwoord 9
            
De vragen zijn zo veel mogelijk afzonderlijk van elkaar en zo spoedig mogelijk beantwoord.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
H.W.M. Schoof, minister van Algemene Zaken - 
              
                  Mede namens
Y.J. van Hijum, minister voor Asiel en Migratie - 
              
                  Mede namens
J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties - 
              
                  Mede namens
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.